ECLI:NL:RBROT:2025:7328

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juni 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
ROT 25/4271
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake sluiting woning op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een huurder van een woning in [plaats 1], verzet zich tegen de sluiting van zijn woning door de burgemeester van Molenlanden op basis van de Opiumwet. De sluiting is opgelegd na de vondst van bijna 2 kilogram amfetamine in de vriezer van de woning, wat de burgemeester aanleiding gaf om de woning voor drie maanden te sluiten. Verzoeker betwist de noodzaak van de sluiting en stelt dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 5 juni 2025 behandeld en geconcludeerd dat er sprake is van een spoedeisend belang, maar dat de sluiting van de woning noodzakelijk en evenwichtig is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning gehandhaafd blijft. De burgemeester heeft volgens de voorzieningenrechter op goede gronden kunnen besluiten tot sluiting, gezien de hoeveelheid aangetroffen drugs en de zorgen in de omgeving. De uitspraak benadrukt dat de burgemeester verantwoordelijk is voor het handhaven van de openbare orde en dat de sluiting van de woning een proportionele maatregel is in dit geval.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/4271

uitspraak van de voorzieningenrechter van 16 juni 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats 1] , verzoeker

(gemachtigde: mr. E.J.H. van Lith),
en

de burgemeester van Molenlanden, de burgemeester

(gemachtigden: L.A. van Dam en mr. K.M.N. Snijders),

met als derde-partij [verhuurder] , uit [plaats 2] , de verhuurder.

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de sluiting van verzoekers woning op grond van de Opiumwet. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of zij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt zij aan de hand van de gronden van verzoeker.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 21 mei 2025 heeft de burgemeester verzoekers woning en bijbehorend erf gesloten voor de duur van drie maanden
.Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en vraagt de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De burgemeester heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 5 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigden van de burgemeester.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?

3. Verzoeker woont op [adres] in [plaats 1] (de woning). Uit de bestuurlijke rapportage van 23 april 2025 komt het volgende naar voren. Op 19 april 2025 ontving de politie een melding van bedreiging met een vuurwapen op de genoemde [straat] . Ter plaatse bleek dat de verdachten van deze bedreiging de woning van verzoeker in waren gelopen. De politie heeft hierop de woning betreden en doorzocht. Bij het onderzoek in de keuken werd ook onderzoek gedaan naar de inhoud van de koelkast en vriezer. Bij opening van de vriezer zagen de verbalisanten boven de lades in die vriezer een vak met twee bakken die in plastic verpakt en geseald waren. Door het doorzichtige deksel was te zien dat de bakken gevuld waren met een witte substantie. De politie had het vermoeden dat de witte substantie amfetamine of speed betrof. Onderzoek door de forensische opsporing wees uit dat het ging om een nettogewicht van 1,986 kilogram amfetamine. Verzoeker heeft verklaard dat hij niet wist dat er amfetamine in zijn woning lag. De andere verdachte, die later in een andere plaats aangehouden is ter zake van de bedreiging, heeft ook verklaard niets van de amfetamine af te weten. Ten aanzien van verzoeker zijn geen relevante antecedenten aangetroffen in de politiesystemen.
Waar gaat het in deze zaak om?
4. Naar aanleiding van de bestuurlijke rapportage heeft de burgemeester met het bestreden besluit besloten om verzoekers woning te sluiten voor drie maanden. Verzoeker is het hier niet mee eens en wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat hij voorlopig in zijn woning mag blijven totdat is beslist op zijn bezwaarschrift. De burgemeester heeft toegezegd dat de woning open blijft totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan.
Heeft verzoeker een spoedeisend belang?
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter dient eerst te bepalen of er sprake is van een spoedeisend belang, voordat de zaak inhoudelijk kan worden beoordeeld.
6. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoeker immers de komende drie maanden geen toegang tot zijn woning.
Omvang van het geding
7. Tussen partijen is niet in geschil dat de burgmeester bevoegd was om verzoekers woning te sluiten. Wat partijen verdeeld houdt, is de vraag of de sluiting noodzakelijk en evenwichtig is.
Is de sluiting van verzoekers woning noodzakelijk?
8. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat de sluiting van zijn woning niet noodzakelijk is. De burgemeester heeft de vondst van de drugs niet nader gemotiveerd en mocht daarom niet zonder meer concluderen dat deze drugs bestemd waren voor handel in en vanuit de woning. Verzoeker wijst erop dat geen sprake is van loop van en naar de woning. Het gaat hier om een eerste overtreding. Dit is geen ernstig geval. Verzoeker betwist dat de zorgen uit de omgeving op hem zien. In de buurt zijn eerder vooral zorgen geuit naar aanleiding van overlast door verzoekers bovenbuurman. Volgens verzoeker worden de gevolgen van deze overlast nu ten onrechte in zijn schoenen geschoven.
9. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de sluiting van verzoekers woning noodzakelijk heeft mogen achten. Gelet op de grote hoeveelheid harddrugs die in de vriezer in de woning is aangetroffen (bijna 2 kilogram amfetamine) en de wijze waarop deze was verpakt, is het aannemelijk dat deze drugs geheel of gedeeltelijk bestemd waren voor de verkoop, aflevering of verstrekking. Verzoeker heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit niet het geval is. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het begrijpelijk is dat in de buurt zorgen bestaan of zijn ontstaan naar aanleiding van de vondst van de (grote) hoeveelheid aangetroffen drugs in verzoekers woning. De voorzieningenrechter kan zich voorstellen dat verzoeker het gevoel krijgt dat de eerder door zijn bovenbuurman veroorzaakte overlast nu aan hem wordt toegerekend, de burgemeester heeft tijdens de zitting echter afdoende en met verwijzing naar de aanvullende bestuurlijke rapportage van 3 juni 2025 toegelicht dat de geuite zorgen vooral zien op het incident met het vuurwapen op 19 april 2025 en de daarna gevonden drugs. Ook heeft de burgemeester bij zijn besluit mogen betrekken dat van een sluiting het signaal uitgaat dat drugshandel niet wordt getolereerd en dat bij het ontdekken daarvan maatregelen worden genomen. De omstandigheid dat geen sprake zou zijn geweest van loop van en naar de woning, maakt niet dat de sluiting niet noodzakelijk was. De burgemeester heeft zich in dit geval dan ook op het standpunt mogen stellen dat een sluiting noodzakelijk is om de openbare orde te herstellen.
Is de sluiting evenwichtig?
10. Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van het pand noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de sluiting evenwichtig is. Dit geldt ook voor de duur van de sluiting. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester heeft kunnen oordelen dat de sluiting van de woning en de duur daarvan in dit geval evenwichtig zijn. Verzoeker stelt zich op het standpunt dat sluiten van een woning niet de hoofdregel mag zijn en dat de burgemeester in zijn geval had kunnen volstaan met een minder verstrekkende maatregel, zoals een waarschuwing. De voorzieningenrechter volgt verzoeker niet in dit standpunt. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester op goede gronden heeft kunnen besluiten de woning voor de duur van drie maanden te sluiten. De burgemeester heeft in het besluit een gemotiveerde belangenafweging gemaakt. Volgens de Beleidsregel artikel 13b Opiumwet 2019 gemeente Molenlanden (de Beleidsregel) wordt bij het aantreffen van meer dan de handelshoeveelheid harddrugs (0,5 gram), maar minder dan 5 gram, een waarschuwing gegeven. Bij het aantreffen van meer dan 5 gram in een woning volgt volgens de Beleidsregel een sluiting van zes maanden. In verzoekers geval is sprake van een forse overschrijding van 5 gram, terwijl de burgemeester is overgegaan tot een sluiting voor de duur van drie maanden (waarmee ten gunste van verzoeker is afgeweken van de Beleidsregel).
Ten aanzien van de evenwichtigheid van de sluiting overweegt de voorzieningenrechter dat niet kan worden aangenomen dat verzoeker geen verwijt kan worden gemaakt. Verzoeker heeft verklaard dat hij niet bekend was met de aanwezigheid van de harddrugs in de woning en dat het daarom hoogstwaarschijnlijk afkomstig is van een vriend die af en toe bij hem in de woning logeert. Ongeacht of deze vriend wel of niet wist van de harddrugs, heeft de burgemeester verzoeker als huurder van de woning verantwoordelijk mogen houden voor wat er in de woning gebeurt en aanwezig is. Van de huurder wordt immers verlangd dat die toezicht uitoefent op wat er in de woning gebeurt. [1] Daar komt bij dat de harddrugs in twee bakken met doorzichtige deksels zat, dat die twee bakken in de vriezer lagen en direct zichtbaar waren bij het openen van die vriezer. Ook heeft de burgemeester de mogelijke gevolgen van de woningsluiting voor verzoeker betrokken in de belangenoverweging en op goede gronden kunnen oordelen dat geen omstandigheden zijn gebleken als gevolg waarvan hij (verder) van het beleid zou moeten afwijken. De burgemeester heeft hierbij mogen overwegen dat financiële schade geen bijzondere omstandigheid oplevert en dat het gedwongen verlaten van de woning inherent is aan het sluiten van een woning. Bij deze belangenafweging heeft de burgemeester ook de kans op een buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst en eventuele plaatsing op de zwarte lijst betrokken. De voorzieningenrechter constateert dat verzoeker de stelling dat de huurovereenkomst mogelijk buitengerechtelijk wordt ontbonden ook niet nader heeft onderbouwd. Verzoeker heeft tijdens de zitting verklaard nog niets concreets hierover te hebben vernomen van de verhuurder.

Conclusie en gevolgen

11. Gelet op wat verzoeker heeft aangevoerd, wijst de voorzieningenrechter het verzoek af. Dat betekent dat de burgemeester de woning mag sluiten, ook al is er nog niet op het bezwaar van verzoeker beslist. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 16 juni 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2024:4731.