In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een huurder van een woning in [plaats 1], verzet zich tegen de sluiting van zijn woning door de burgemeester van Molenlanden op basis van de Opiumwet. De sluiting is opgelegd na de vondst van bijna 2 kilogram amfetamine in de vriezer van de woning, wat de burgemeester aanleiding gaf om de woning voor drie maanden te sluiten. Verzoeker betwist de noodzaak van de sluiting en stelt dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van de drugs. De voorzieningenrechter heeft de zaak op 5 juni 2025 behandeld en geconcludeerd dat er sprake is van een spoedeisend belang, maar dat de sluiting van de woning noodzakelijk en evenwichtig is. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, waardoor de sluiting van de woning gehandhaafd blijft. De burgemeester heeft volgens de voorzieningenrechter op goede gronden kunnen besluiten tot sluiting, gezien de hoeveelheid aangetroffen drugs en de zorgen in de omgeving. De uitspraak benadrukt dat de burgemeester verantwoordelijk is voor het handhaven van de openbare orde en dat de sluiting van de woning een proportionele maatregel is in dit geval.