Beoordeling door de rechtbank
2. Eiseres ontvangt sinds 24 augustus 2006 een bijstandsuitkering. Op 24 en 25 februari 2023 heeft Werk en Inkomen (hierna: W&I) anonieme meldingen ontvangen dat eiseres in Suriname een woning en/of een perceel bezit en daar een nabestaandenpensioen ontvangt. Naar aanleiding hiervan heeft W&I een onderzoek ingesteld. Uit het onderzoek is gebleken dat eiseres een nabestaandenpensioen in Suriname ontvangt sinds het overlijden van haar echtgenoot, de heer [naam] , in 2001. Het nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd op een bankrekening van de zus van eiseres in Suriname. Tijdens het onderzoek heeft eiseres gegevens over het nabestaandenpensioen overgelegd over de kalenderjaren 2021 tot en met 2024. Vervolgens heeft het college het primaire besluit genomen.
3. Het college heeft aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat eiseres haar inlichtingenplicht heeft geschonden door ten tijde van haar aanvraag om bijstand niet te melden dat zij inkomsten uit een nabestaandenpensioen in Suriname had. Tijdens het onderzoek heeft eiseres in eerste instantie tegenstrijdige verklaringen gegeven over het nabestaandenpensioen. Vast is komen te staan dat eiseres over de inkomsten vanuit het nabestaandenpensioen kon en kan beschikken. Eiseres is de rechthebbende tot het pensioen. Zij laat dit storten op de rekening van haar zus in Suriname. Eiseres had ook zelf een bankrekening in Suriname kunnen openen waarvan zij het geld vervolgens kon overschrijven naar haar Nederlandse bankrekening. Ook had zij haar zus kunnen vragen om het pensioen over te maken naar haar Nederlandse bankrekening. Door de schending van de inlichtingenplicht is aan eiseres te veel bijstand betaald. Bij het vaststellen van de periode van de herziening en de omvang van de terugvordering is in het voordeel van eiseres enkel uitgegaan van de stukken die eiseres heeft kunnen overleggen. Dat brengt de terugvordering op een bedrag van € 5.450,72 bruto.
Het standpunt van eiseres
4. Eiseres voert aan dat ze niet wist dat ze de pensioeninkomsten uit Suriname moest doorgeven aan het college. Ze heeft via de Sociale Verzekeringsbank geprobeerd haar pensioenuitkering naar Nederland over te brengen, maar dit is haar niet gelukt. Eiseres stelt nooit de beschikking te hebben gehad over het nabestaandenpensioen en daarom geen inkomsten daaruit te hebben gehad. Het is nooit de bedoeling van eiseres geweest om informatie achter te houden. Eiseres stelt inmiddels alle informatie te hebben aangeleverd. Eiseres verzoekt rekening te houden met haar persoonlijke omstandigheden. Ze stelt veel tegenslag in haar leven te hebben ondervonden. Zo is het haar nooit gelukt om werk te vinden en betere huisvesting, heeft ze gezondheidsproblemen, zijn er belastingschulden en is zij gedupeerde ouder van de kinderopvangtoeslagaffaire. De inhoudingen op haar uitkering brengen eiseres in financieel zwaar weer. Ter zitting is nog aangevoerd dat eiseres ten onrechte niet is gehoord in de bezwaarprocedure.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt de herziening en terugvordering van de bijstandsuitkering van eiseres. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
6. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. De voor deze uitspraak relevante wet- en regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
8. De ter zitting aangevoerde beroepsgrond van eiseres dat het college haar ten onrechte niet op haar bezwaar heeft gehoord, slaagt niet. Van de hoorplichtkan worden afgezien als de belanghebbende niet binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn verklaart dat hij gebruik wil maken van het recht te worden gehoord. Het college heeft de gemachtigde van eiseres met de brief van 29 augustus 2024 het ‘antwoordformulier hoorzitting’ gezonden, waarop eiseres kon aangeven of zij gehoord wilde worden. Eiseres diende dit formulier voor 13 september 2024 terug te sturen naar het college. Niet gebleken is dat eiseres het formulier ingevuld aan het college heeft geretourneerd. Het college heeft vervolgens met de mail van 7 oktober 2024 de gemachtigde van eiseres gevraagd of hij het bezwaar nog telefonisch wenste toe te lichten tijdens een zitting. Het college heeft op deze mail geen antwoord ontvangen. Nu (de gemachtigde van) eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het formulier is geretourneerd en verder uit niets blijkt dat eiseres dan wel de gemachtigde binnen een redelijke termijn te kennen heeft gegeven dat eiseres van haar recht om gehoord te worden gebruik wilde maken, kon het college van het horen van eiseres afzien.
De herziening en terugvordering
9. Het besluit tot herziening en terugvordering van bijstand is een voor de betrokkene belastend besluit waarbij het aan het bijstandsverlenend orgaan is om de nodige kennis over de relevante feiten te vergaren. Dat betekent dat de last om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor herziening is voldaan in beginsel op het bijstandsverlenend orgaan rust.
10. De rechtbank overweegt dat vast staat dat eiseres sinds het overlijden van haar echtgenoot in 2001 rechthebbende is tot een nabestaandenpensioen in Suriname. Eiseres heeft deze informatie noch bij haar bijstandsaanvraag in 2006, noch hierna bij het college gemeld.
11. De stelling van eiseres dat zij niet wist dat zij de inkomsten moet melden en dat zij niet verwijtbaar heeft gehandeld, slaagt niet. De in artikel 17, eerste lid, van de Pw neergelegde verplichting is een objectief geformuleerde verplichting en verwijtbaarheid speel daarbij geen rol. Eiseres was zelf verantwoordelijk voor het tijdig verstrekken van de juiste inlichtingen aan het college. Voor zover het eiseres niet duidelijk was hoe ver haar inlichtingenplicht reikte, lag het op haar weg hierover navraag te doen bij het college of hulp van derden in te roepen. Pensioeninkomsten zijn middelen die in mindering worden gebracht op het recht op bijstand. Eiseres had kunnen weten dat dat deze inkomsten van invloed kunnen zijn op de uitkering. Eiseres ontvangt sinds 2006 een bijstandsuitkering waarmee zij op de hoogte hoorde te zijn van de op haar rustende inlichtingenplicht. Eiseres had zich tot het college kunnen wenden, bijvoorbeeld via de website van de gemeente Rotterdam, indien zij twijfelde of de pensioeninkomsten van invloed zijn op de uitkering. Daarnaast is eiseres in de brieven van W&I veelvuldig gewezen op de inlichtingenplicht.
12. De beroepsgrond dat eiseres niet over het pensioen kan beschikken, omdat dit niet vanuit Suriname naar Nederland kon worden overgebracht, slaagt niet. Gebleken is dat het pensioen alleen gestort kan worden op een Surinaamse bankrekening, waarover eiseres kennelijk geen beschikking had en heeft. Eiseres heeft verklaard dat zij hierdoor genoodzaakt was het geld op de bankrekening van haar zus in Suriname te laten storten. De rechtbank is echter met het college van oordeel dat niet is gebleken dat het voor eiseres onmogelijk was om zelf een eigen Surinaamse bankrekening te openen waarvan zij het geld vervolgens kan overschrijven naar haar Nederlandse bankrekening. Ook had eiseres haar zus kunnen verzoeken om het nabestaandenpensioen naar haar rekening in Nederland over te maken. Eiseres had hierdoor relatief makkelijk de beschikking kunnen krijgen over de pensioeninkomsten.
13. Eiseres heeft aangevoerd dat ze ook los van het bovenstaande niet over het pensioen kan beschikken. Eiseres moet immers een lening van € 40.000,- aan haar zus terugbetalen. De rechtbank overweegt dat uit het dossier blijkt van het bestaan van deze schuld van eiseres aan haar zus. De schuld heeft te maken met de afwikkeling van de erfenis van de heer [naam] . Met deze schuld is door het college ook rekening gehouden bij de vaststelling van het vermogen van eiseres. Dit maakt echter niet dat eiseres het nabestaandenpensioen niet had hoeven melden of dat zij daarover niet heeft kunnen beschikken. Zoals het college ook heeft toegelicht ter zitting, had het college volledige openheid (dus zowel over het nabestaandenpensioen als over de schuld) nodig om het recht op bijstand van eiseres te kunnen vaststellen.
14. Het voorgaande brengt mee dat het college terecht tot herziening van de uitkering van eiseres is overgegaan vanwege schending van de inlichtingenplicht. Eiseres stelt zich op het standpunt dat er dringende redenen zijn om van terugvordering af te zien.
14.1.Aan het begrip dringende redenen is recentelijk door de Centrale Raad van Beroep (de Raad) een ruimere invulling gegeven. Het gaat niet langer alleen om onaanvaardbare sociale en financiële gevolgen van de terugvordering, maar het bestuursorgaan moet volgens de Raad tegenover het uitgangspunt dat wat ten onrechte is ontvangen in beginsel moet worden terugbetaald, de relevante feiten en omstandigheden zodanig moet afwegen dat die afweging een toetsing aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zal kunnen doorstaan. Als een afbetalingsregeling getroffen wordt die recht doet aan de financiële omstandigheden en aflossingscapaciteit van de betrokkene op dat moment, zal over het algemeen voldoende het recht op bestaanszekerheid zijn gewaarborgd. Dit is alleen anders onder bijzondere omstandigheden, waaraan een groter gewicht toekomt naarmate het aandeel van de betrokkene in het ontstaan van (de omvang van) terugvordering kleiner is.
14.2.Hoewel het begrijpelijk is dat eiseres voelt dat zij in haar leven veel tegenslag heeft ondervonden, ziet de rechtbank in de door eiseres aangevoerde omstandigheden geen dringende redenen op grond waarvan het college geheel of gedeeltelijk had moeten afzien van de terugvordering. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat de omvang van de terugvordering in het voordeel van eiseres is beperkt tot de kalenderjaren waarover zij nog informatie over het nabestaandenpensioen heeft kunnen overleggen. De rechtbank ziet geen aandeel van het college in het ontstaan van de terugvordering. De financiële gevolgen van een besluit tot terugvordering zullen zich in het algemeen pas voordoen indien daadwerkelijk tot invordering wordt overgegaan. In dat kader wordt eiseres beschermd door de beslagvrije voet.
15. Vastgesteld wordt dat tegen de brutering geen afzonderlijke beroepsgronden zijn gericht zodat deze geen bespreking behoeft.
16. Ten overvloede merkt de rechtbank op dat uit het dossier blijkt dat er ook op 2, 6 en 8 augustus 2024 besluiten zijn genomen die strekken tot herziening en/of intrekking van de bijstandsuitkering van eiseres (vanwege een te hoog vermogen in verband met de erfenis in Suriname, een te lang verblijf in het buitenland en genoten inkomsten in maart 2023). Tijdens de zitting heeft eiseres aangegeven dat zij ook tegen deze besluiten bezwaar had willen maken maar dat zij het overzicht niet had. Het feit dat er sprake is van vier verschillende besluiten in één maand heeft bij eiseres mogelijk tot verwarring geleid. De besluitvorming had voor eiseres overzichtelijker kunnen zijn. Dit is tijdens de zitting ook door het college erkend. De rechtbank geeft eiseres in overweging om eventueel een herzieningsverzoek in te dienen tegen de besluiten van 2, 6 en 8 augustus 2024.