ECLI:NL:RBROT:2025:7622

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 juni 2025
Publicatiedatum
30 juni 2025
Zaaknummer
11164114 CV EXPL 24-15307
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van onbetaalde facturen voor reparaties en boetes door Maas-De Koning B.V.

In deze zaak heeft Maas-De Koning B.V. een vordering ingesteld tegen [gedaagde] voor onbetaalde facturen met betrekking tot reparaties aan de auto van [gedaagde], het gebruik van vervangende auto’s en verkeersboetes die zijn veroorzaakt met die auto’s. De procedure begon met een dagvaarding op 11 juni 2024, gevolgd door een mondelinge behandeling op 8 mei 2025, waarbij [gedaagde] niet aanwezig was. Maas-De Koning heeft gesteld dat [gedaagde] in de periode van december 2022 tot maart 2024 meerdere reparaties heeft laten uitvoeren en vervangende auto’s heeft gebruikt, waarvoor hij een totaalbedrag van € 12.161,36 moet betalen. [gedaagde] heeft de vordering betwist en aangevoerd dat hij recht heeft op fabrieksgarantie en dat hij niet voor de vervangende auto’s hoeft te betalen omdat hem dat door een medewerker van Maas-De Koning zou zijn verteld. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde] de kosten van de reparaties en het gebruik van de vervangende auto’s moet betalen, omdat hij niet heeft aangetoond dat er sprake was van garantie en omdat er geen bewijs was van een afspraak dat hij niet hoefde te betalen voor de vervangende auto’s. Ook de verkeersboetes zijn aan [gedaagde] toegerekend. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, de wettelijke rente en de proceskosten, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11164114 CV EXPL 24-15307
datum uitspraak: 6 juni 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Maas-De Koning B.V.,
vestigingsplaats: Krimpen aan den IJssel,
eiseres,
gemachtigde: Equilibristen gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde], die handelt onder de naam [naam bedrijf],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Maas-De Koning’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 11 juni 2024, met bijlagen;
  • de aantekeningen van het mondelinge verweer, met bijlagen;
  • het tussenvonnis van 6 september 2024, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 8 mei 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij was [naam] namens de gemachtigde van Maas-De Koning aanwezig. [gedaagde] was, ondanks dat hij op de juiste manier was uitgenodigd, niet aanwezig.

2.De beoordeling

Wat is de kern van de zaak?
2.1.
Maas-De Koning heeft in de periode van december 2022 tot en met maart 2024 meerdere keren reparatiewerkzaamheden verricht aan de auto van [gedaagde]. Daarnaast heeft Maas-De Koning enkele malen een vervangende auto aan [gedaagde] ter beschikking gesteld. Met die vervangende auto’s zijn meerdere verkeersboetes veroorzaakt. Volgens Maas-De Koning moet [gedaagde] de kosten van de uitgevoerde reparaties betalen, moet hij voor het gebruik van de vervangende auto’s betalen en komen ook de met die auto’s veroorzaakte verkeersboetes voor zijn rekening. Daarom eist Maas-De Koning in deze procedure dat [gedaagde] wordt veroordeeld een bedrag van € 12.161,36, met rente en buitengerechtelijke incassokosten aan haar te betalen.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de eis van Maas-De Koning en voert aan dat hij zijn auto vele malen voor reparaties bij Maas-De Koning heeft gebracht omdat zich telkens dezelfde storingen bleven voordoen. Volgens [gedaagde] is er echter sprake van twee jaar fabrieksgarantie op de auto, waardoor hij niet voor de reparaties hoeft te betalen. Ook stelt [gedaagde] dat hij niet voor het gebruik van de vervangende auto’s hoeft te betalen, omdat hem dat door een medewerker van Maas-De Koning zou zijn verteld. Volgens [gedaagde] kreeg hij vervolgens wel betaalverzoeken via Tikkie van deze medewerker en die heeft hij vervolgens ook betaald. Van die betalingen brengt [gedaagde] diverse bewijzen in het geding. [gedaagde] erkent daarnaast dat hij met de vervangende auto’s verkeersboetes heeft veroorzaakt, maar stelt dat hij daar nooit facturen voor heeft ontvangen.
2.3.
De kantonrechter bepaalt dat [gedaagde] het bedrag van € 12.161,36 met wettelijke rente aan Maas-De Koning moet betalen. [gedaagde] hoeft geen buitengerechtelijke incassokosten te betalen. Hierna wordt uitgelegd hoe de kantonrechter tot dit oordeel is gekomen.
[gedaagde] moet de kosten van de reparatiewerkzaamheden betalen
2.4.
[gedaagde] heeft niet betwist dat Maas-De Koning in de periode van december 2022 tot en met maart 2024 diverse keren reparatiewerkzaamheden aan zijn auto heeft uitgevoerd, een en ander zoals genoemd in de door Maas-De Koning overgelegde facturen. [gedaagde] heeft weliswaar aangevoerd dat er sprake zou zijn van twee jaar fabrieksgarantie, maar heeft dat op geen enkele wijze onderbouwd. Ondanks dat de stelplicht en bewijslast op dit punt op hem rust, heeft hij niet gesteld waar en wanneer hij de auto heeft gekocht, heeft hij geen stukken in het geding gebracht waaruit het bestaan van de garantie blijkt en heeft hij niet onderbouwd dat de gebreken aan de auto zich hebben voorgedaan binnen de door hem genoemde garantietermijn.
2.5.
Maas-De Koning heeft bovendien ter zitting betwist dat er sprake was van garantie en dat [gedaagde] daarom de kosten van de reparaties niet hoeft te betalen. Door niet ter zitting te verschijnen heeft [gedaagde] zijn verweer op dit punt niet meer van een nadere toelichting of onderbouwing voorzien. Dat betekent dat niet is komen vast te staan dat er sprake was van (fabrieks)garantie. Dat leidt tot het oordeel dat [gedaagde] de kosten van de reparatiewerkzaamheden aan Maas-De Koning moet betalen.
[gedaagde] moet voor het gebruik van de vervangende auto’s betalen
2.6.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat [gedaagde] meerdere malen gebruik heeft gemaakt van vervangende auto’s, die hem door Maas-De Koning ter beschikking zijn gesteld. [gedaagde] heeft slechts heel summier aangevoerd dat hem door een medewerker van Maas-De Koning is verteld dat hij niet voor het gebruik van de auto’s hoeft te betalen, maar hij heeft niet gesteld welke medewerker het betrof en waar en wanneer die toezegging zou zijn gedaan.
2.7.
Ter zitting heeft Maas-De Koning uitdrukkelijk betwist dat er een afspraak bestond die inhield dat [gedaagde] niet voor het gebruik van de vervangen auto’s zou hoeven te betalen. Daarbij heeft Maas-De Koning nader toegelicht dat zij [gedaagde] voorafgaand aan de procedure al diverse keren aan [gedaagde] heeft verzocht om bewijsstukken (zoals WhatsApp-gesprekken) waar de bewuste afspraak met de medewerker van Maas-De Koning uit blijkt, maar dat [gedaagde] daar geen gehoor aan heeft gegeven. Daarnaast heeft Maas-De Koning betwist dat de betaalverzoeken via Tikkie van haar afkomstig waren en dat het aan die betaalverzoeken gekoppelde rekeningnummer van haar is, zodat de door [gedaagde] naar aanleiding daarvan betaalde bedragen voor onderhavige procedure niet van belang zijn. Omdat [gedaagde] niet op de zitting is verschenen heeft hij ook op dit punt zijn verweer niet meer nader toegelicht of onderbouwd en heeft hij de nadere toelichting van Maas-De Koning niet meer betwist. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van hetgeen Maas-De Koning heeft aangevoerd. In dat verband geldt overigens dat [gedaagde] door de kantonrechter ook al na de eerste rolzitting in de gelegenheid is gesteld zijn verweer aan te vullen en met stukken te onderbouwen, maar ook van die mogelijkheid heeft hij geen gebruik gemaakt.
2.8.
Het bovenstaande leidt tot het oordeel dat niet is komen vast te staan dat er door of namens Maas-De Koning een toezegging is gedaan dan wel een afspraak is gemaakt, inhoudende dat [gedaagde] niet voor het gebruik van de vervangende auto’s hoeft te betalen. Dat betekent dat daarmee niet gebleken is van een reden waarom [gedaagde] niet zou hoeven te betalen voor de auto’s, die Maas- De Koning aan hem ter beschikking heeft gesteld. Om die reden wordt [gedaagde] veroordeeld de kosten voor het gebruik van de vervangende auto’s, zoals genoemd in de door Maas-De Koning genoemde facturen, aan Maas-De Koning te betalen.
[gedaagde] moet de verkeersboetes betalen
2.9.
[gedaagde] heeft niet betwist dat hij met de vervangende auto’s de door Maas-De Koning overgelegde verkeersboetes heeft veroorzaakt. Die boetes moet hij daarom betalen. De enkele stelling van [gedaagde] dat hij de facturen daarvan nooit heeft ontvangen maakt dat niet anders. Dat zou hoogstens van invloed kunnen zijn op de vraag of [gedaagde] mogelijk rauwelijks gedagvaard is, maar daarvan is geen sprake. Verreweg het grootste deel van de vordering ziet namelijk op de kosten voor de reparatiewerkzaamheden en voor het gebruik van de vervangende auto’s en [gedaagde] heeft niet betwist de voor die kosten verzonden facturen te hebben ontvangen. Bovendien heeft [gedaagde] ook de ontvangst van de aanmaning van 2 mei 2024 niet betwist.
[gedaagde] hoeft geen buitengerechtelijke incassokosten te betalen
2.10.
Voor de vraag of [gedaagde] een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten aan Maas-De Koning moet betalen is allereerst van belang of [gedaagde] heeft gehandeld in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf dan wel als consument. In de overgelegde stukken en in het verweer van [gedaagde] vindt de kantonrechter geen concrete aanwijzingen dat [gedaagde] in zijn relatie tot Maas-De Koning heeft gehandeld in het kader van zijn onderneming. Alle facturen en de aanmaning van 2 mei 2024 zijn door Maas-De Koning gericht aan [gedaagde] zelf en niet aan zijn onderneming ‘[naam bedrijf]’. Uit die laatste aanmaning kan bovendien worden afgeleid dat Maas-De Koning er zelf ook van uit gaat dat [gedaagde] als consument handelt, aangezien zij daarin aansluiting zoekt bij de criteria van artikel 6:96 lid 6 BW in combinatie met het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: ‘het Besluit’). Naar het oordeel van de kantonrechter moet er daarom van uit worden gegaan dat [gedaagde] in dit geval als consument heeft opgetreden. Dat betekent dat de wettelijke regels voor consumentenovereenkomsten van toepassing zijn.
2.11.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt afgewezen. Maas-De Koning heeft pas recht op een vergoeding als een brief is gestuurd waarin [gedaagde] de kans heeft gekregen om binnen vijftien dagen na ontvangst van de brief alsnog zonder extra kosten te betalen (artikel 6:96 lid 6 BW). In de aanmaning van 2 mei 2025 staat een uiterste betaaldatum, terwijl niet vast staat dat [gedaagde] de brief vijftien dagen daarvoor heeft ontvangen [1] . De brief voldoet dus niet aan de wet.
[gedaagde] moet de wettelijke rente betalen
2.12.
Maas-De Koning eist dat [gedaagde] wordt veroordeeld de wettelijke handelsrente te betalen. Omdat hier sprake is van een consumentenovereenkomst, is in dit geval echter de wettelijke rente van artikel 6:119 BW van toepassing. Daarom wordt [gedaagde] veroordeeld de wettelijke rente over de hoofdsom te betalen, op de wijze zoals hierna bij de beslissing vermeld.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.13.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde], omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Maas-De Koning moet betalen op € 112,37 aan dagvaardingskosten, € 1.409,- aan griffierecht, € 812,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 406,-) en € 135,- aan nakosten. Dat is in totaal € 2.468,37. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.14.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Maas-De Koning dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Maas-De Koning te betalen € 12.161,36 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vervaldata van de afzonderlijke facturen tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Maas-De Koning worden begroot op € 2.468,37;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Vriezen en in het openbaar uitgesproken.
44487

Voetnoten

1.Hoge Raad 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704