Op 1 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een voorlopige voorziening in het bestuursrecht. De zaak betreft een verzoeker die een bijstandsuitkering had aangevraagd. Het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam had eerder besloten om de aanvraag van verzoeker door te sturen naar een andere instantie, Stroomopwaarts. Verzoeker maakte bezwaar tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Op 3 juni 2025 heeft het college echter een nieuw besluit genomen, waarin werd bepaald dat verzoeker een voorschot op zijn bijstandsuitkering zou ontvangen, omdat zijn aanvraag alsnog in behandeling werd genomen. Hierop trok verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening in en vroeg om vergoeding van de proceskosten.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om proceskostenvergoeding toegewezen. De rechter oordeelde dat het college aan verzoeker tegemoet was gekomen door de aanvraag opnieuw in behandeling te nemen, wat een reden was om de proceskosten te vergoeden. De voorzieningenrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 907,-, wat het bedrag is dat het college aan verzoeker moet betalen. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.