ECLI:NL:RBROT:2025:7701

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
10-132516-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan oplichting via een fictief bouwbedrijf

Op 30 juni 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan oplichting. De verdachte, geboren in 1981, had een bouwbedrijf opgericht dat later bleek te functioneren als een lege huls. Samen met medeverdachten heeft hij valse namen en hoedanigheden aangenomen om tientallen gedupeerden te misleiden tot het doen van aanbetalingen voor bouwwerkzaamheden die nooit zijn uitgevoerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan de oplichting, omdat hij het bedrijf had opgericht en een bankrekening had geopend, waarmee de oplichtingspraktijken mogelijk werden gemaakt. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, die schade hadden geleden door de oplichtingspraktijken. De rechtbank benadrukte de ernst van de zaak en de rol van de verdachte als katvanger, die anderen in staat had gesteld om op te lichten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-132516-23
Datum uitspraak: 30 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum] 1981 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ( [postcode] ) te [woonplaats] ,
raadsman mr. A.J.J. van der Heiden, advocaat te Den Helder.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 5 en 6 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N. Aandewiel heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur subsidiair

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het primair ten laste gelegde
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat het medeplegen van oplichting niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte zal hiervan zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering van het subsidiair ten laste gelegde
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken van medeplichtigheid aan oplichting. De verdachte is door de medeverdachte [medeverdachte 1] benaderd en heeft op diens verzoek [bedrijf A] . (hierna ook: [bedrijf A] ) opgericht, een zakelijke bankrekening geopend en de bijbehorende bankpassen aan [medeverdachte 1] gegeven. De verdachte heeft hiervoor slechts een kleine financiële vergoeding ontvangen. De verdachte dacht een vriend te helpen. De verdachte wist niet dat hij gebruikt werd als katvanger, noch was hij van de criminele intenties (het gronddelict) op de hoogte. Het vereiste dubbele opzet voor medeplichtigheid ontbreekt dan ook.
4.2.2
Beoordeling
Vaststaande feiten
In november 2022 heeft de verdachte twee postbussen aangevraagd aan de [adres 2] in Dordrecht en in Julianadorp voor het bedrijf [bedrijf A] . Vervolgens heeft de verdachte in december 2022 de rechtspersoon [bedrijf A] opgericht en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (hierna: KVK). Als bedrijfsactiviteiten staan opgenomen “het (doen) uitvoeren van werkzaamheden aan en ten behoeve van onroerende zaken (…)” en als bezoekadres is de [naam locatie] in Dordrecht opgegeven. Daarna heeft de verdachte een zakelijke bankrekening voor [bedrijf A] geopend bij ABN AMRO-bank met rekeningnummer [rekeningnummer] . Ook hier is de [naam locatie] als adres opgegeven.
De medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) is vervolgens in de periode van 1 december 2022 tot en met 1 juni 2023 bij potentiële klanten langs gegaan en heeft zich tegenover hen gepresenteerd als inmeter namens het bedrijf [bedrijf A] . Hij heeft zich voorgesteld als ‘ [valse naam 1 medeverdachte 2] ’. Deze klanten, die op zoek waren naar een betrouwbaar klusbedrijf voor te verrichten werkzaamheden aan hun woning, waren kort daarvoor in contact gekomen met [bedrijf A] via internetsites als homedeal.nl en werkspot.nl. Nadat er telefonisch en/of per e-mail was gecommuniceerd en een eerste offerte van [bedrijf A] was toegestuurd, werd afgesproken dat hun expert ‘ [valse naam 1 medeverdachte 2] ’ langs zou komen om in de woning een en ander in te meten. Na deze afspraak werd door [bedrijf A] een opdrachtbevestiging/definitieve offerte gestuurd voor de beoogde werkzaamheden die aansloten bij de afspraken die met ‘ [valse naam 1 medeverdachte 2] ’ waren gemaakt. Telkens werd gevraagd een aanbetaling te doen voor aan te schaffen materialen en de mogelijkheid geboden om het overeengekomen totaalbedrag in één keer te betalen in ruil voor een (flinke) korting. Hiervoor werd het bankrekeningnummer [rekeningnummer] gebruikt. De afspraak voor de start van de bouwwerkzaamheden werd daarna telefonisch of per e-mail aan de klant bevestigd. Op de afgesproken datum verscheen niemand van het bedrijf, noch werden er materialen geleverd. De klanten kregen op geen enkele manier nog contact met het bedrijf [bedrijf A] of met ‘ [valse naam 1 medeverdachte 2] ’. De website van het bedrijf bleek offline, telefonisch contact was niet meer mogelijk en er werd op e-mailberichten niet meer gereageerd.
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 16] , [slachtoffer 17] en [slachtoffer 18] (namens de VVE [naam VvE] te Amsterdam) hebben aangifte van oplichting gedaan.
Uit het onderzoek van de politie blijkt dat de rechtspersoon [bedrijf A] alleen op papier heeft bestaan. Op het opgegeven bezoekadres van [bedrijf A] ( [adres 2] te Dordrecht) is een zogenoemd business center gevestigd dat slechts als postadres voor bedrijven fungeert. [bedrijf A] had dus geen officiële kantoorruimte. De rechtspersoon heeft geen werknemers in dienst gehad en noch uit enige administratie, noch uit overzichten van de bankrekeningen is gebleken dat de onderneming ooit daadwerkelijk bedrijfsactiviteiten heeft verricht in de bouw of bouwmaterialen heeft besteld of afgeleverd.
Juridisch kader
Voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Er is dus meer vereist dan het enkel niet nakomen van een overeenkomst. De verdachte moet een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Bij de oplichtingsmiddelen die bestaan uit het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, gaat het er in de kern om dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de 'persoon' van de verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid.
Bij het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels gaat het in de kern om gesproken en/of geschreven uitingen die bij die ander een op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen. Van een 'meer dan een enkele leugenachtige mededeling' kan niet slechts sprake zijn indien meerdere duidelijk van elkaar te scheiden leugens kunnen worden aangewezen, maar ook indien sprake is van een leugenachtige mededeling van voldoende gewicht, in combinatie met andere aan de verdachte toe te rekenen omstandigheden die tot misleiding van het beoogde slachtoffer kunnen leiden, zoals het misbruik maken van een door de verdachte opgebouwde vertrouwensrelatie met het beoogde slachtoffer.
Het gebruik van oplichtingsmiddelen
Naast dat [bedrijf A] was ingeschreven bij de KVK en er voor dit bedrijf een zakelijke bankrekening was geopend, waren er nog meer omstandigheden die maakten dat [bedrijf A] als een bonafide bedrijf werd weggezet, terwijl het in werkelijkheid een lege huls betrof. Zo was er een professionele website waarop een persoonlijk verhaal van eigenaar [voornaam verdachte] stond en in de contactgegevens werd verwezen naar een vast telefoonnummer en een e-mailadres. Er werd gebruik gemaakt van briefpapier met het logo van [bedrijf A] waarop deze contactgegevens ook stonden vermeld, alsmede het vestigingsadres [adres 2] te Dordrecht. Verschillende aangevers hebben verklaard dat zij de website van [bedrijf A] hebben opgezocht en het register van de KVK hebben geraadpleegd, waaruit zij de conclusie trokken dat [bedrijf A] betrouwbaar overkwam. Nadat het eerste contact was gelegd, werd de afspraak gemaakt dat expert/specialist ‘ [valse naam 1 medeverdachte 2] ’ één en ander zou komen inmeten. [medeverdachte 2] ging vervolgens bij de aangevers thuis langs en stelde zich voor als [valse naam 1 medeverdachte 2] . Hij deed het daarbij voorkomen dat hij een werknemer van [bedrijf A] was en werd ook door [bedrijf A] zo geïntroduceerd. Hij schreef op papier waar het logo van [bedrijf A] op stond, sprak over de prijzen, deed mededelingen over de voorraad en ondertekende soms ook in het bijzijn van een aangever de offerte. [medeverdachte 2] had kennis van zaken en kwam betrouwbaar en vakkundig over. Zo had hij inmeetapparatuur bij zich, diverse kleurstalen en hoekstukken voor kozijnen. Door zijn ogenschijnlijk vakkundige en betrouwbare optreden, in combinatie met het beloven van een korting bij volledige betaling, heeft [medeverdachte 2] de aangevers bewogen om de opdracht tot het verrichten van de bouwwerkzaamheden aan hun woning aan [bedrijf A] te gunnen en tot betaling over te gaan.
Gelet op het voorgaande heeft [medeverdachte 2] een valse hoedanigheid aangenomen door zich voor te doen als werknemer van een bonafide bouwbedrijf en een valse naam aangenomen door zichzelf te presenteren als specialist [valse naam 1 medeverdachte 2] . Dit, samen met de manier waarop en de omstandigheden waaronder de aangevers vervolgens werden bewogen te betalen, kwalificeert als een samenweefsel van verdichtsels. De werkzaamheden en materialen waarvoor was betaald zijn nooit uitgevoerd, respectievelijk besteld. Iedere intentie om wel tot uitvoering over te gaan heeft van meet af aan ontbroken en het oogmerk was er alleen op gericht zich wederrechtelijk te bevoordelen.
Naast [medeverdachte 2] en de verdachte is ook de medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) betrokken bij [bedrijf A] . De verdachte heeft verklaard dat hij [bedrijf A] heeft opgericht en ingeschreven bij de KVK in ruil voor een aanzienlijk geldbedrag dat hem in het vooruitzicht was gesteld door [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] zou samen met anderen gebruik gaan maken van deze B.V. De verdachte heeft daarnaast, met het oog op deze op te richten B.V., diverse opdrachten uitgevoerd, die hij kreeg van [medeverdachte 1] en van nog een andere persoon, zoals het aanvragen van de postbussen en het openen van de zakelijke bankrekening voor [bedrijf A] . De bankpassen van deze bankrekening heeft hij aan [medeverdachte 1] overhandigd. De verdachte heeft naar eigen zeggen slechts € 2.000,- van [medeverdachte 1] gekregen voor zijn hulp. De verklaring van de verdachte wordt ondersteund door Whatsapp-berichten tussen de verdachte en [medeverdachte 1] .
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] onder de vlag van [bedrijf A] zich laat kwalificeren als oplichting door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels. Hiermee hebben zij bij de aangevers bewust een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen met als doel en gevolg dat deze zijn bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedragen.
MedeplichtigheidNaar het oordeel van de rechtbank kan bewezen worden dat de verdachte medeplichtig is aan deze oplichting. Daartoe wordt het volgende overwogen.
[bedrijf A] is door de verdachte in opdracht van [medeverdachte 1] opgericht. Hij heeft [bedrijf A] ingeschreven bij de KVK en heeft een zakelijke bankrekening geopend en bankpassen hiervoor aangevraagd.
Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij zich ervan bewust was dat het mogelijk om criminele praktijken ging, maar dat hij er toch voor heeft gekozen om zijn vriend [medeverdachte 1] te helpen, omdat hij er geld mee kon verdienen. De verdachte heeft daarentegen ontkend dat hij op de hoogte was van de oplichtingspraktijken. De rechtbank acht dit niet aannemelijk, gelet op zijn eigen verklaring dat hij en [medeverdachte 1] toentertijd goede vrienden waren en gelet op de inhoud van de Whatsapp-berichten tussen de verdachte en [medeverdachte 1] . Uit deze berichten blijkt dat de verdachte en [medeverdachte 1] met grote regelmaat contact hebben gehad vanaf het moment dat [bedrijf A] werd opgericht tot aan het moment dat de oplichting aan het licht begon te komen. Het ging in die berichten niet alleen over de oprichting van de rechtspersoon, het openen van de zakelijke bankrekening en aanverwante praktische zaken, maar ook informeert de verdachte – anders dan dat hij bij de politie en ter zitting heeft verklaard – meermalen actief naar het verloop van de werkzaamheden. Ook wordt gesproken over “de truc”, wordt er heimelijke taal gebruikt en zijn ze klaar om te gaan ‘knallen’.
De verdachte heeft verklaard dat hij door nog een andere persoon werd aangestuurd. Uit onderzoek naar de telefoon van de verdachte blijkt deze andere persoon gebruik te hebben gemaakt van het telefoonnummer [gsm-nummer] . Dit telefoonnummer was in gebruik bij [medeverdachte 2] en door de verdachte opgeslagen onder de naam ‘ [naam] ’. Uit de Whatsapp-berichten blijkt onder andere dat [medeverdachte 2] een KVK link stuurde om wijzigingen door de geven en dat er een foto van een bankpas op naam van [bedrijf A] wordt gedeeld door [medeverdachte 2] met de verdachte. Dit bankpasje is van het zakelijke bankrekeningnummer waarop de aangevers hun aanbetalingen hebben gestort. Ook stuurt [medeverdachte 2] een bevestiging van de postbusaanvraag nr [nummer] op het adres postbus [postbusnummer] te Julianadorp naar de verdachte. Naar die postbus worden later weer visitekaartjes met daarop de door [medeverdachte 2] gebruikte valse naam: [valse naam 1 medeverdachte 2] , en valse hoedanigheid: hoofduitvoerder [bedrijf A] , verzonden.
Gelet op het bovenstaande is de verdachte behulpzaam geweest bij de oplichting en heeft hij daartoe middelen verschaft. Hij is door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] aangestuurd om als katvanger [bedrijf A] op te richten en voor hen de oplichtingspraktijken mogelijk te maken en heeft die hulp geboden in ruil voor een financiële beloning. Dit heeft hij opzettelijk gedaan, waarbij hij zowel het opzet heeft gehad op zijn eigen handelingen als medeplichtige als op de door de medeverdachten gepleegde oplichting.
4.2.3
Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de subsidiair ten laste gelegde medeplichtigheid aan oplichting.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
[medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de periode van 1 december 2022 tot en met 1 juni 2023 in
Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 12] en
- [slachtoffer 4] en
- [slachtoffer 14] en
- [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 13] en
- [slachtoffer 11] en
- [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 15] en
- [slachtoffer 18] en
- VVE [naam VvE] te Amsterdam en
- [slachtoffer 16] en
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 8] en [slachtoffer 19] en
- [slachtoffer 5] en
- [slachtoffer 6] en
- [slachtoffer 7] en
- [slachtoffer 10] en
- [slachtoffer 9] en
- [slachtoffer 17] ,
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
(telkens) de afgifte van een of meer geldbedrag(en), door
- een bedrijf, te weten [bedrijf A] ., in te schrijven bij de KvK
en
- een professionele website en/of briefpapier en/of een vast telefoonnummer
behorend bij voornoemd bedrijf te (laten) maken en
- diensten van voornoemd bedrijf aan te bieden via websites zoals werkspot.nl en/of
homedeal.nl en
- onder de (valse) na
am, te weten [valse naam 1 medeverdachte 2] , contact
te onderhouden met slachtoffers en op locatie bij de woning(en) van
voornoemde slachtoffers te verschijnen en
- offertes op te stellen voor voornoemde slachtoffers en
- ( op die offertes) voornoemde slachtoffers voordeel te bieden indien zij het
volledige bedrag van de offerte in één keer zouden voldoen en
- met voornoemde slachtoffers een afspraak voor de aanvang van de
werkzaamheden af te spreken
bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1
december 2022 tot en met 1 juni 2023 te Den Helder,
opzettelijk behulpzaam is geweest en opzettelijk middelen heeft verschaft, door
- het bedrijf [bedrijf A] . op te richten en
- het bedrijf [bedrijf A] . bij de Kamer van Koophandel te
registreren en
- een bankrekeningnummer voor het bedrijf [bedrijf A] . te
openen en meerdere pinpassen aan te vragen en
- een foto van zijn identiteitsbewijs aan een mededader ter
beschikking te stellen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplichtigheid aan oplichting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft - in ruil voor een geldbedrag dat hem in het vooruitzicht werd gesteld - zijn identiteitsgegevens laten gebruiken. [bedrijf A] opgericht en ingeschreven bij de KVK en een zakelijke bankrekening geopend voor [bedrijf A] . Hij heeft hiermee als katvanger welbewust anderen in de gelegenheid gesteld om een groot aantal mensen op te lichten. Deze mensen dachten met een fatsoenlijke aannemer in zee te gaan, maar kwamen er na betaling van aanzienlijke geldbedragen achter dat zij waren opgelicht. Hoewel de verdachte als katvanger een relatief kleinere rol heeft gespeeld in deze oplichtingszaak, was zijn bijdrage essentieel. Zonder deze bijdrage hadden anderen immers niet op dezelfde wijze zoveel mensen kunnen oplichten. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij het leed van al deze mensen ondergeschikt heeft gemaakt aan zijn eigen financiële behoefte.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
Uit een uittreksel van de justitiële documentatie van 21 maart 2025, blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare (vermogens)feiten.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 mei 2025. Dit rapport houdt – onder meer – in dat het huidige schorsingstoezicht positief verloopt en het risico op recidive laag wordt ingeschat. De reclassering adviseert het reclasseringstoezicht niet voort te zetten. Er is sprake van voldoende stabiliteit, welke hij ook zelfstandig met zijn partner kan voortzetten zodat toezicht weinig meerwaarde zal hebben. De verdachte ervaart weinig problemen waarbij hij professionele hulp nodig heeft.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de rol van de verdachte beperkt is gebleven tot het opstarten van het bedrijf, waarmee vervolgens anderen de oplichting hebben gepleegd. Daarnaast heeft de verdachte openheid van zaken gegeven, zowel bij de politie als tijdens de zitting. De rechtbank acht, wanneer zij alles in ogenschouw neemt, een forse taakstraf in combinatie met een voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. Deze voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Zijn financiële situatie is nog steeds zorgelijk, zodat moet worden voorkomen dat de verdachte opnieuw in de verleiding komt om op dergelijke wijze snel geld te verdienen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
Inleiding
In de onderhavige strafzaak hebben zich benadeelde partijen gevoegd. Ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis heeft de rechtbank in bijlage III een overzicht opgenomen van de benadeelde partijen in alfabetische volgorde (kolom A) en de bedragen die zij vorderen (kolom B, C en D). [1] Alle benadeelde partijen vorderen wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De benadeelde partijen hebben rechtstreeks materiële schade geleden ter hoogte van het bedrag dat zij hebben betaald aan [bedrijf A] . Voor zover de vorderingen van de benadeelde partijen hierop zien, kunnen zij worden toegewezen. Dit geldt ook voor de gevallen waarin bijlagen bij de vorderingen van de benadeelde partijen ontbreken, omdat uit de aangiftes en het overzicht van de bankrekening van [bedrijf A] volgt welke bedragen de benadeelde partijen hebben overgemaakt en derhalve welke schade zij hebben geleden.
Daarnaast heeft de officier van justitie het volgende opgemerkt over enkele specifieke (gedeeltes van de) vorderingen.
Benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert € 23,- aan kosten die zijn gemaakt voor het aangetekend versturen van een brief inhoudende een ingebrekestelling en de ontbinding van de overeenkomst aan [bedrijf A] . Ook dit betreft rechtstreekse schade en dient te worden toegewezen.
Benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een bedrag van € 176,60 voor de vrije uren die zijn opgenomen voor het laten inmeten van de kozijnen. Ter onderbouwing is een salarisstrook van februari 2023 bijgevoegd. Uitgaande van het netto loon kan een bedrag van € 100,28 worden toegewezen. Verder vordert [slachtoffer 6] € 88,30 voor de vrije uren die zijn opgenomen voor het doen van aangifte. Daarvan kan € 50,14 worden toegewezen, uitgaande van het netto loon. Tot slot komen ook de reiskosten (€ 5,50) voor vergoeding in aanmerking. De vordering voor zover dit betreft de betaalde rente voor de Lloyds lening
(€ 390,-) en de gemiste renteopbrengsten van de spaarrekening (€ 599,21) dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat de schade onvoldoende is onderbouwd.
Benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert een bedrag van in totaal € 3.043,95 in verband met betaalde leges aan de gemeente en voorbereidend werk dat zij heeft laten uitvoeren, zodat [bedrijf A] de zonnepanelen kon plaatsen. Ook vordert zij € 8,75 voor het aangetekend versturen van een brief aan [bedrijf A] . Deze kosten zijn aan te merken als rechtstreekse schade en dienen derhalve te worden toegewezen. De kosten voor de opgenomen vrije dag (€ 250,-) zijn niet onderbouwd, de benadeelde partij dient voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Benadeelde partij [slachtoffer 8] vordert een bedrag van € 23.782,79 aan materiële schade. Uit de aangifte en het bankrekeningoverzicht van [bedrijf A] blijkt dat de benadeelde partij € 8.788,63 aan [bedrijf A] heeft overgemaakt op 28 januari 2023. De vordering kan tot dit bedrag worden toegewezen, omdat het rechtstreekse schade betreft die de benadeelde partij heeft geleden. De vordering dient voor wat betreft de buitengerechtelijke kosten
(€ 1.012,83) en wettelijke rente (€ 649,80) te worden afgewezen, omdat deze posten niet zijn onderbouwd. Benadeelde partij [slachtoffer 19] , de partner van [slachtoffer 8] , vordert exact dezelfde schade als [slachtoffer 8] . Deze vorderingen dienen ofwel beide voor de helft te worden toegewezen ofwel de vordering van één van de twee volledig dient te worden toegewezen en de ander dient te worden afgewezen.
Benadeelde partijen [slachtoffer 9] , [slachtoffer 17] en A.M.P. van der Worp hebben ieder een bedrag van € 3.937,50 overgemaakt aan de VvE [naam VvE] te Amsterdam. Vervolgens heeft de VvE een bedrag van € 11.812,50 overgemaakt aan [bedrijf A] voor de vervanging van kozijnen. De door de benadeelde partijen gevorderde bedragen betreffen derhalve rechtstreekse schade en dienen te worden toegewezen.
Benadeelde partij [slachtoffer 20] is de curator van de failliete rechtspersoon [bedrijf A] . Op het voegingsformulier is geen bedrag ingevuld. De benadeelde partij dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
Benadeelde partij [slachtoffer 14] vordert een bedrag van € 302,50 aan kosten die zij heeft gemaakt voor het inschakelen van een advocaat om bij [bedrijf A] nakoming van de overeenkomst te sommeren. Ook dit betreft rechtstreekse schade en de kosten zijn onderbouwd, zodat ook deze post dient te worden toegewezen.
Benadeelde partij [slachtoffer 16] vordert een bedrag van € 37,68 aan misgelopen spaarrente. De vordering dient voor dit bedrag te worden afgewezen nu ook de wettelijke rente wordt gevorderd en dit niet als schade is aan te merken.
8.3.
Standpunt verdediging
Primair dienen alle benadeelde partijen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vordering, gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair kunnen de benadeelde partijen hun vorderingen ingevolge de Faillissementswet alleen bij de curator kunnen indienen, aangezien [bedrijf A] op 10 september 2024 in staat van faillissement is verklaard. Dit betekent dat zij allen niet-ontvankelijk in hun vordering moeten worden verklaard.
De curator ( [slachtoffer 20] ) heeft zich ook als benadeelde partij gevoegd conform artikel 25 Faillissementswet. Deze vordering dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, onder meer omdat onduidelijk is wat de hoogte van de vordering is en nader onderzoek hiernaar een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren.
8.4.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de benadeelde partijen hun vorderingen hebben ingediend tegen de verdachte en niet tegen de rechtspersoon [bedrijf A] . Deze vorderingen vinden hun grond in het onrechtmatig handelen van de verdachte jegens deze benadeelde partijen (artikel 6:162 BW). De verdachte is niet in staat van faillissement verklaard.
Daarnaast merkt de rechtbank op dat individuele schuldeisers, waaronder de benadeelde partijen, de mogelijkheid hebben om
naastde curator een derde die bij de benadeling van de generieke schuldeisers is betrokken zelfstandig aan te spreken uit hoofde van artikel 6:162 BW (Hoge Raad 21 december 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD2684). Anders dan de verdediging stelt, komt de curator derhalve in deze procedure geen exclusieve bevoegdheid toe om een vordering in te stellen.
De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen, voor zover deze steeds bestaan uit het bedrag dat de benadeelde partijen (al dan niet rechtstreeks) hebben overgemaakt naar de zakelijke bankrekening van [bedrijf A] (bijlage III, kolom B) toewijzen. De benadeelde partijen hebben immers door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade ter hoogte van dit bedrag geleden. De rechtbank acht deze schade genoegzaam onderbouwd, hetzij door de bijlagen bij de betreffende vorderingen hetzij door de aangiftes en het bankrekeningoverzicht van [bedrijf A] in het dossier.
De schadeposten opgenomen in bijlage III, kolom C, zullen eveneens worden toegewezen. Het betreft rechtstreekse materiële schade en de vorderingen zijn (tot het bedrag als opgenomen in kolom C) genoegzaam onderbouwd. Bovendien zijn de vorderingen niet op inhoud betwist.
Ten aanzien van de schadeposten opgenomen in bijlage III, kolom D overweegt de rechtbank dat deze posten niet voor vergoeding in aanmerking komen en dat de benadeelde partijen in dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Daar waar het gevorderde rente betreft wijst de rechtbank erop dat tevens wettelijke rente is gevorderd, waarover verderop is beslist dat deze wordt toegewezen. De overige schadeposten acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Dit deel van de vorderingen kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 19] zal worden afgewezen, omdat dezelfde schade is toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer 8] , zijnde haar partner.
De benadeelde partij [slachtoffer 20] (de curator) zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, omdat onduidelijk is welk bedrag wordt gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat een nadere behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. De vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partijen hebben gevorderd om het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag (zoals vermeld in bijlage III, kolom B en C) vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf de datum die per benadeelde partij is opgenomen in bijlage III, kolom E.
Proceskosten
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen genoemd in bijlage III, kolom A (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aangezien de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 19] zal worden afgewezen en de benadeelde partij [slachtoffer 20] in de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zullen deze benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen een schadevergoeding betalen ter hoogte van het totaalbedrag zoals in bijlage III, kolom F, vermeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum zoals in bijlage III, kolom E, vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht, in de gevallen zoals vermeld in bijlage III onder F.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding(en), zoals vermeld in bijlage III, onder kolom D, wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. Dit geldt ook voor de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 20] . De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij [slachtoffer 19] , omdat deze vordering wordt afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 22c, 22d, 36f, 48, 49 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van zes (6) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdenveertig) uren,waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
120 urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
wijst af de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 19] ;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 20] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen zoals vermeld in bijlage III, kolom A, te betalen een bedrag zoals vermeld in bijlage III, kolom F, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de datum zoals vermeld in bijlage III, kolom E tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partijen zoals vermeld in bijlage III, kolom A, voor het gedeelte vermeld onder kolom D, niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen zoals vermeld in bijlage III, kolom A, gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, in geval van (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 20] en [slachtoffer 19] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af het door de benadeelde partijen meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte, in geval van (gedeeltelijke) toewijzing
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen te betalen de bedragen zoals vermeld in bijlage III, onder kolom F, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data zoals vermeld in bijlage III, onder kolom E, tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsommen niet mogelijk blijkt, telkens
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van het aantal dagen, zoals vermeld in bijlage III, kolom G; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.C.M.A. Bals, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 30 juni 2025.
De jongste rechter is buiten staat om te tekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2022 tot
en met 30 juni 2023 te Zoetermeer en/of Sluiskil, binnen de gemeente Terneuzen
en/of Breda en/of St. Willebrord en/of Zwijndrecht en/of Sint Maarten, binnen de
gemeente Schagen en/of Zevenbergen, binnen de gemeente Moerdijk en/of Alphen
aan den Rijn en/of Amsterdam en/of Zwanenburg en/of Rotterdam en/of Capelle
aan den IJssel en/of Roosendaal en/of Hooge Zwaluwe, binnen de gemeente
Drimmelen en/of Musselkanaal, binnen de gemeente Stadskanaal,
althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 12] en/of
- [slachtoffer 4] en/of
- [slachtoffer 14] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 13] en/of
- [slachtoffer 11] en/of
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 15] en/of
- [slachtoffer 18] en/of VVE [naam VvE] te Amsterdam en/of
- [slachtoffer 16] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 19] en/of
- [slachtoffer 5] en/of
- [slachtoffer 6] en/of
- [slachtoffer 7] en/of
- [slachtoffer 10] en/of
- [slachtoffer 9] en/of
- [slachtoffer 17] en/of
- een of meer onbekend gebleven personen,
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
(telkens) de afgifte van een of meer geldbedrag(en), door met bovenstaand
omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk
en in strijd met de waarheid
- een bedrijf, te weten [bedrijf A] ., in te schrijven bij de KvK
en/of
- een professionele website en/of briefpapier en/of een vast telefoonnummer
behorend bij voornoemd bedrijf te (laten) maken en/of
- geen normale bedrijfsvoering voor een bouw- en/of renovatiebedrijf te voeren
en/of
- diensten van voornoemd bedrijf aan te bieden via websites zoals werkspot.nl en/of
homedeal.nl en/of
- onder de (valse) namen, te weten [valse naam 1 medeverdachte 2] en/of [ valse naam 2 medeverdachte 2] , contact
te onderhouden met slachtoffers en/of op locatie bij de woning(en) van
voornoemde slachtoffer(s) te verschijnen en/of
- offertes op te stellen voor voornoemde slachtoffer(s) en/of
- ( op die offertes) voornoemde slachtoffer(s) voordeel te bieden indien zij het
volledige bedrag van de offerte in één keer zouden voldoen en/of
- met voornoemde slachtoffer(s) een afspraak voor de aanvang van de
werkzaamheden af te spreken die gelegen is in de toekomst en /of
- op de afgesproken datum de afgesproken werkzaamheden/diensten niet te
verrichten;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of (tot op heden) onbekend gebleven
mededader(s) op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1
december 2022 tot en met 1 juni 2023 te Zoetermeer en/of Sluiskil en/of Breda
en/of St. Willebrord en/of Zwijndrecht en/of Sint Maarten en/of Zevenbergen en/of
Alphen aan den Rijn en/of Amsterdam en/of Rotterdam en/of Capelle aan den
IJssel en/of Roosendaal en/of Hooge Zwaluwe en/of Musselkanaal, althans in
Nederland,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door
listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 21] en/of
- [slachtoffer 4] en/of
- [slachtoffer 14] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 13] en/of
- [slachtoffer 11] en/of
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 15] en/of
- [slachtoffer 18] en/of VVE [naam VvE] te Amsterdam en/of
- [slachtoffer 16] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 19] en/of
- [slachtoffer 5] en/of
- [slachtoffer 6] en/of
- [slachtoffer 7] en/of
- [slachtoffer 10] en/of
- [slachtoffer 9] en/of
- [slachtoffer 17] en/of
- een of meer onbekend gebleven personen,
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst,
het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het
teniet doen van een inschuld, te weten
(telkens) de afgifte van een of meer geldbedrag(en), door
- een bedrijf, te weten [bedrijf A] ., in te schrijven bij de KvK
en/of
- een professionele website en/of briefpapier en/of een vast telefoonnummer
behorend bij voornoemd bedrijf te (laten) maken en/of
- geen normale bedrijfsvoering voor een bouw- en/of renovatiebedrijf te voeren
en/of
- diensten van voornoemd bedrijf aan te bieden via websites zoals werkspot.nl en/of
homedeal.nl en/of
- onder de (valse) namen, te weten [valse naam 1 medeverdachte 2] en/of [ valse naam 2 medeverdachte 2] , contact
te onderhouden met slachtoffers en/of op locatie bij de woning(en) van
voornoemde slachtoffer(s) te verschijnen en/of
- offertes op te stellen voor voornoemde slachtoffer(s) en/of
- ( op die offertes) voornoemde slachtoffer(s) voordeel te bieden indien zij het
volledige bedrag van de offerte in één keer zouden voldoen en/of
- met voornoemde slachtoffer(s) een afspraak voor de aanvang van de
werkzaamheden af te spreken die gelegen is in de toekomst en /of
- op de afgesproken datum de afgesproken werkzaamheden/diensten niet te
verrichten
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 1
december 2022 tot en met 1 juni 2023 te Den Helder,
althans in Nederland,
opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of
inlichtingen heeft verschaft, door
- het bedrijf [bedrijf A] . op te richten en/of
- het bedrijf [bedrijf A] . bij de Kamer van Koophandel te
registreren en/of
- een bankrekeningnummer voor het bedrijf [bedrijf A] . te
openen en/of een of meerdere pinpassen aan te vragen en/of
- een postbus voor het bedrijf [bedrijf A] . aan te vragen
en/of
- een account voor het bedrijf [bedrijf A] . aan te maken bij
Homedeal en/of Werkspot en/of Drukwerkdeal en/of
- een foto van zijn identiteitsbewijs aan een of meerdere mededader(s) ter
beschikking te stellen.

Voetnoten

1.In het overzicht zijn niet opgenomen de benadeelde partijen [slachtoffer 19] en [slachtoffer 20] . De rechtbank zal dit onder