ECLI:NL:RBROT:2025:7704

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 juni 2025
Publicatiedatum
1 juli 2025
Zaaknummer
10-151323-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van oplichting en gewoontewitwassen door gebruik van valse namen en hoedanigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 juni 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van oplichting en gewoontewitwassen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen op een professionele wijze tientallen slachtoffers heeft opgelicht door zich voor te doen als werknemer van een niet-bestaand bouwbedrijf, [bedrijf A]. De slachtoffers werden bewogen tot het doen van aanbetalingen voor werkzaamheden die nooit zijn uitgevoerd. De rechtbank concludeerde dat de verdachte gebruik heeft gemaakt van valse namen en hoedanigheden, en dat hij opzettelijk een onjuiste voorstelling van zaken heeft gegeven. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen, aangezien hij en zijn medeverdachten de opbrengsten van de oplichting hebben omgezet in contant geld. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk werd gesteld voor de schade die de slachtoffers hebben geleden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 2
Parketnummer: 10-151323-23
Datum uitspraak: 30 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres 1] ( [postcode 1] ) te [woonplaats] ,
raadsman mr. M.S. Rozenbeek, advocaat te Haarlem.
1.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 5 en 6 juni 2025.
2.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. Op de terechtzittingen van 17 mei 2025 en 5 juni 2025 is de tekst van de tenlastelegging overeenkomstig de desbetreffende vorderingen van de officier van justitie gewijzigd. De tekst van de (gewijzigde) tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
3.
Eis officier van justitie
De officier van justitie mr. N. Aandewiel heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de mobiele telefoon en notebook, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen.
4.
Waardering van het bewijs
4.1.
Bewijswaardering feit 1 (oplichting [bedrijf A] .)
4.1.1 Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken. De in de tenlastelegging opgenomen handelingen zijn feiten en gedragingen die passen bij een normale bedrijfsvoering, waarbij men simpelweg niet is nagekomen. Hoewel mogelijk sprake is van wanprestatie, betekent dit niet dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. Dit is derhalve een civielrechtelijke en geen strafrechtelijke kwestie. Bovendien kan, indien wel zou worden vastgesteld dat er mensen zijn opgelicht, niet worden bewezen dat sprake is van medeplegen. De verdachte heeft zijn reguliere werkzaamheden, het inmeten, zelfstandig uitgevoerd en niet in dienst van [bedrijf A] . (hierna ook: [bedrijf A] ).
4.1.2 Beoordeling
Vaststaande feiten
De verdachte is in de periode van 1 december 2022 tot en met 1 juni 2023 bij potentiële klanten langs gegaan en heeft zich tegenover hen gepresenteerd als inmeter namens het bedrijf [bedrijf A] . Hij heeft zich voorgesteld als ‘ [valse naam 1] ’. Deze klanten, die op zoek waren naar een betrouwbaar klusbedrijf voor te verrichten werkzaamheden aan hun woning, waren kort daarvoor in contact gekomen met [bedrijf A] via internetsites als homedeal.nl en werkspot.nl. Nadat er telefonisch en/of per e-mail was gecommuniceerd en een eerste offerte van [bedrijf A] was toegestuurd, werd afgesproken dat hun expert ‘ [valse naam 1] ’ langs zou komen om in de woning een en ander in te meten. Na deze afspraak werd door [bedrijf A] een opdrachtbevestiging/definitieve offerte gestuurd voor de beoogde werkzaamheden die aansloten bij de afspraken die met ‘ [valse naam 1] ’ waren gemaakt. Telkens werd gevraagd een aanbetaling te doen voor aan te schaffen materialen en de mogelijkheid geboden om het overeengekomen totaalbedrag in één keer te betalen in ruil voor een (flinke) korting. Hiervoor werd het bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] gebruikt. De afspraak voor de start van de bouwwerkzaamheden werd daarna telefonisch of per e-mail aan de klant bevestigd. Op de afgesproken datum verscheen niemand van het bedrijf, noch werden er materialen geleverd. De klanten kregen op geen enkele manier nog contact met het bedrijf [bedrijf A] of met ‘ [valse naam 1] ’. De website van het bedrijf bleek offline, telefonisch contact was niet meer mogelijk en er werd op e-mailberichten niet meer gereageerd.
[slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 16] , [slachtoffer 17] en [slachtoffer 18] (namens de VVE [naam VvE] te Amsterdam) hebben aangifte van oplichting gedaan.
Uit het onderzoek van de politie blijkt dat de rechtspersoon [bedrijf A] alleen op papier heeft bestaan. Op het opgegeven bezoekadres van [bedrijf A] ( [adres 2] te Dordrecht) is een zogenoemd business center gevestigd, dat slechts als postadres voor bedrijven fungeert. [bedrijf A] had dus geen officiële kantoorruimte. De rechtspersoon heeft geen werknemers in dienst gehad en noch uit enige administratie, noch uit overzichten van de bankrekeningen is gebleken dat de onderneming ooit daadwerkelijk bedrijfsactiviteiten heeft verricht in de bouw of bouwmaterialen heeft besteld of afgeleverd.
Betrokkenen bij [bedrijf A]
Naast de verdachte zijn ook de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrokken bij [bedrijf A] . [medeverdachte 1] heeft over zijn betrokkenheid verklaard dat hij in ruil voor een aanzienlijk geldbedrag dat hem in het vooruitzicht was gesteld door [medeverdachte 2] , als katvanger heeft gefungeerd. Uiteindelijk heeft hij naar eigen zeggen voor zijn geboden hulp niet meer dan € 2.000,- van [medeverdachte 2] ontvangen. Hij heeft in opdracht van [medeverdachte 2] opgericht en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. [medeverdachte 2] zou samen met anderen gebruik gaan maken van deze B.V. [medeverdachte 1] heeft vervolgens diverse opdrachten uitgevoerd, die hij kreeg van [medeverdachte 2] en van nog een andere persoon, zoals het openen van een zakelijke bankrekening voor [bedrijf A] bij ABN AMRO-bank (rekeningnummer [rekeningnummer 1] ). De bankpassen van deze bankrekening heeft hij ontvangen en daarna aan [medeverdachte 2] overhandigd. Verder heeft hij het postbusadres in Dordrecht en een postbus in Julianadorp aangevraagd. De verklaring van [medeverdachte 1] wordt ondersteund door Whatsapp-berichten tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Juridisch kader
De vraag die voorligt is of hier sprake is van strafbare oplichting.
Voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Er is dus meer vereist dan het enkel niet nakomen van een overeenkomst. De verdachte moet een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Bij de oplichtingsmiddelen die bestaan uit het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid, gaat het er in de kern om dat het handelen van de verdachte ertoe kan leiden dat bij de ander een onjuiste voorstelling van zaken in het leven wordt geroepen met betrekking tot de 'persoon' van de verdachte, hetzij wat betreft diens naam, hetzij wat betreft diens hoedanigheid.
Bij het gebruik van een samenweefsel van verdichtsels gaat het in de kern om gesproken en/of geschreven uitingen die bij die ander een op meer dan een enkele leugenachtige mededeling gebaseerde onjuiste voorstelling van zaken in het leven kunnen roepen. Van een 'meer dan een enkele leugenachtige mededeling' kan niet slechts sprake zijn indien meerdere duidelijk van elkaar te scheiden leugens kunnen worden aangewezen, maar ook indien sprake is van een leugenachtige mededeling van voldoende gewicht, in combinatie met andere aan de verdachte toe te rekenen omstandigheden die tot misleiding van het beoogde slachtoffer kunnen leiden, zoals het misbruik maken van een door de verdachte opgebouwde vertrouwensrelatie met het beoogde slachtoffer.
Het gebruik van oplichtingsmiddelen
De rechtbank is van oordeel dat het handelen van de verdachte en zijn medeverdachte zich laat kwalificeren als oplichting door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels. Hiermee hebben zij bij de aangevers bewust een onjuiste voorstelling van zaken in het leven geroepen met als doel en gevolg dat deze zijn bewogen tot de afgifte van één of meer geldbedragen. De rechtbank licht dit toe.
[bedrijf A] is opgericht door [medeverdachte 1] in opdracht van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] heeft [bedrijf A] ingeschreven bij de Kamer van Koophandel (hierna: KVK) en heeft zakelijke bankrekeningen geopend. [bedrijf A] had een professionele website met onder andere een persoonlijk verhaal van eigenaar ‘ [voornaam medeverdachte 1] ’ en waarop in de contactgegevens werd verwezen naar een vast telefoonnummer en een e-mailadres. Er werd gebruik gemaakt van briefpapier met het logo van [bedrijf A] waarop deze contactgegevens ook stonden vermeld, alsmede het vestigingsadres [adres 2] te Dordrecht. Hierdoor leek het een bonafide bouwbedrijf, terwijl het in werkelijkheid een lege huls betrof. Verschillende aangevers hebben verklaard dat zij de website van [bedrijf A] hebben opgezocht en het register van de KVK hebben geraadpleegd, waaruit zij de conclusie trokken dat [bedrijf A] betrouwbaar overkwam. Nadat het eerste contact was gelegd, werd de afspraak gemaakt dat expert/specialist ‘ [valse naam 1] ’ één en ander zou komen inmeten. De verdachte ging vervolgens bij de aangevers thuis langs en stelde zich voor als [valse naam 1] . Hij deed het daarbij voorkomen dat hij een werknemer van [bedrijf A] was en werd ook door [bedrijf A] zo geïntroduceerd. Hij schreef op papier waar het logo van [bedrijf A] op stond, sprak over de prijzen, deed mededelingen over de voorraad en ondertekende soms ook in het bijzijn van een aangever de offerte. De verdachte had kennis van zaken en kwam betrouwbaar en vakkundig over. Zo had hij inmeetapparatuur bij zich, diverse kleurstalen en hoekstukken voor kozijnen. Door zijn ogenschijnlijk vakkundige en betrouwbare optreden, in combinatie met het beloven van een korting bij volledige betaling, heeft hij de aangevers bewogen om de opdracht tot het verrichten van de bouwwerkzaamheden aan hun woning aan [bedrijf A] te gunnen en tot betaling over te gaan.
Gelet op het voorgaande heeft de verdachte een valse hoedanigheid aangenomen door zich voor te doen als werknemer van een bonafide bouwbedrijf en een valse naam aangenomen door zichzelf te presenteren als specialist [valse naam 1] . Dit, samen met de manier waarop en de omstandigheden waaronder de aangevers vervolgens werden bewogen te betalen, kwalificeert als een samenweefsel van verdichtsels. De werkzaamheden en materialen waarvoor was betaald, zijn nooit uitgevoerd respectievelijk besteld. Iedere intentie om wel tot uitvoering over te gaan heeft van meet af aan ontbroken en het oogmerk was er alleen op gericht zich wederrechtelijk te bevoordelen. Het verweer, inhoudende dat slechts sprake is van een civielrechtelijke wanprestatie, is hiermee dan ook verworpen.
Betrokkenheid verdachte
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij slechts als zelfstandige door [bedrijf A] was ingehuurd voor inmeetklussen. Hij was via ene [voornaam medeverdachte 1] in contact met [bedrijf A] gekomen en ontving zijn opdrachten in de brievenbus van zijn woning de avond voorafgaand aan de betreffende afspraak. Ook is er meerdere keren een auto voor zijn deur gezet die hij kon gebruiken om op door [bedrijf A] voor hem ingeplande afspraken te komen; de autosleutel werd dan door de brievenbus gegooid. Na het inmeten stuurde hij een foto van de voorofferte met zijn handgeschreven bevindingen terug naar [voornaam medeverdachte 1] via Whatsapp. Voor zijn werkzaamheden was afgesproken dat hij een factuur naar [voornaam medeverdachte 1] zou sturen, maar dat is er niet van gekomen omdat hij geen contact meer kon krijgen met [voornaam medeverdachte 1] . Zijn administratie heeft hij daarom weggegooid, aldus de verdachte.
Deze verklaring vindt geen steun in het dossier en is door de verdachte op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt. De verdachte heeft geen informatie gegeven waaruit de identiteit van deze [voornaam medeverdachte 1] blijkt. Uit onderzoek naar de in beslag genomen telefoons van de verdachte is geen link met betrekking tot [voornaam medeverdachte 1] of [bedrijf A] gevonden, noch zijn er Whatsapp-berichten, vooroffertes of iets dat de verklaring van de verdachte ondersteunt. Evenmin heeft de verdachte administratie overgelegd, zoals bijvoorbeeld een overeenkomst tussen [bedrijf A] en de verdachte over inmeetwerkzaamheden, een schriftelijke afspraak over de te factureren uren die de verdachte voor [bedrijf A] heeft gemaakt of een eigen urenadministratie.
De verklaring van de verdachte wordt daarnaast weerlegd door feiten en omstandigheden die blijken uit de bewijsmiddelen. De verdachte is de gebruiker geweest van het telefoonnummer [gsm-nummer] . Dit telefoonnummer is veelvuldig opgegeven als contactnummer van [bedrijf A] , bijvoorbeeld in de opdrachtbevestiging van ABN AMRO voor de zakelijke bankrekening, bij de inschrijving van [bedrijf A] bij homedeal.nl, de aanmelding van [bedrijf A] bij Paypal en bij de bestelling van visitekaartjes met de tekst “ [bedrijf A] , Hoofduitvoerder [valse naam 1] ”. Ook heeft de eigenaar van het bedrijfspand aan de [adres 2] in Dordrecht verklaard dat hij communiceerde met het telefoonnummer [gsm-nummer] en daar ook alle gescande post naartoe stuurde via Whatsapp.
Daarnaast stond dit telefoonnummer bij [medeverdachte 1] in zijn telefoon opgeslagen als “ [bedrijf A] ” en heeft [medeverdachte 1] verklaard dat hij van dit contact via Whatsapp (ook) opdrachten kreeg, hetgeen wordt ondersteund door de Whatsapp-berichten. Blijkens die berichten heeft de verdachte meermalen een foto van de ID-kaart van [medeverdachte 1] ontvangen, meerdere betaallinks gestuurd die door [medeverdachte 1] werden betaald en een bevestiging van de postbusaanvraag nr [postbusnummer 1] op het adres postbus [postbusnummer 2] te Julianadorp gestuurd. Naar die postbus worden later de hiervoor genoemde visitekaartjes verzonden.
Tevens stuurt de verdachte aan [medeverdachte 1] een brief van de Belastingdienst, waarin aan [medeverdachte 1] wordt gevraagd naar zijn belastingschuld in combinatie met zijn nieuwe onderneming. Dit is overigens dezelfde mededeling die [medeverdachte 2] via Whatsapp aan [medeverdachte 1] doet op het moment dat de zaken niet meer zo goed lopen.
Tot slot stelt de rechtbank vast dat de verdachte ook de beschikking heeft gehad over een bankpas van de zakelijke bankrekening [rekeningnummer 1] van [bedrijf A] . Hij stuurt een foto van de pas via Whatsapp naar [medeverdachte 1] . In combinatie met het feit dat middels internetbankieren is ingelogd op deze rekening vanaf het IP-adres [IP-adres] , wordt daaruit de conclusie getrokken dat de verdachte ook toegang heeft gehad tot de geldbedragen die de aangevers waarop de aangevers hun aanbetalingen hebben gestort. Dit IP-adres is overigens ook gebruikt voor het inloggen op het account van [bedrijf A] bij homedeal.nl en voor de bestelling bij Drukwerkdeal voor de eerder genoemde visitekaartjes. De locatie van dit IP-adres is [naam locatie 1] te Den Helder, het adres waar de verdachte tijdens de ten laste gelegde periode verbleef en [medeverdachte 2] meermalen is gesignaleerd.
Medeplegen
De rechtbank overweegt dat de oplichting die heeft plaatsgevonden zeer professioneel was ingestoken. Daar hebben de verdachten [medeverdachte 2] en [verdachte] , ieder op eigen wijze, een onmisbare rol van groot gewicht in gehad. [medeverdachte 2] bij het opstarten van [bedrijf A] door [medeverdachte 1] aan te sturen, de bankpassen van het bedrijf te beheren en auto’s te regelen voor de verdachte. En de verdachte eveneens door het aansturen van [medeverdachte 1] , maar met name door zich als de vakkundig werknemer van [bedrijf A] te presenteren waardoor hij het gezicht van [bedrijf A] naar de klanten toe was. De verdachten hebben nauw en bewust samengewerkt bij deze reeks van oplichtingen, zodat sprake is van medeplegen.
4.1.3 Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 ten laste gelegde medeplegen van oplichting.
4.2.
Bewijswaardering feit 2 (gewoontewitwassen)
4.2.1 Standpunt officier van justitie
De verdachte wist dat de opbrengsten van de oplichting met [bedrijf A] van misdrijf afkomstig waren, omdat de verdachte zelf verantwoordelijk was voor die oplichting. Hoewel aannemelijk is dat de verdachte - als één van de oplichters - ook over de opbrengsten kon beschikken, ontbreekt wettig en overtuigend bewijs hiervoor. Derhalve dient de verdachte te worden vrijgesproken van dit feit.
4.2.2 Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs.
4.2.3 Beoordeling
De rechtbank heeft hierboven geoordeeld dat de verdachte zich meermalen schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van oplichting in de periode van 1 december 2022 tot en met 30 juni 2023. De aangevers hebben in die periode in totaal € 180.797,64 gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] op naam van [bedrijf A] . Op de opdrachtbevestiging betreffende de aanvraag van deze bankrekening staat het telefoonnummer van de verdachte. Voorts is gebleken dat zowel de verdachte als [medeverdachte 2] (op enig moment) in het bezit was van een bankpas van die rekening en dus toegang had tot de op die bankrekening door de aangevers gestorte geldbedragen.
Gelet op het voorgaande hebben de verdachte en [medeverdachte 2] deze geldbedragen verworven en voorhanden gehad.
Op de bankrekening van [bedrijf A] is in voornoemde periode in totaal € 235.954,35 gestort. Hiervan is een bedrag van € 180.797,64 afkomstig van de aangevers. Voor de resterende bedragen die zijn overgemaakt door particulieren (welke bedrag optelt tot € 55.156,71) bevat het dossier geen direct bewijs (in de zin dat door deze particulieren hiervan geen aangifte is gedaan) voor een specifiek gronddelict. Nu deze bedragen echter ook door particulieren onder vermelding van een factuurnummer zijn overgemaakt naar deze bankrekening die alleen is geopend met het doel om voor de plof B.V. [bedrijf A] gelden te innen, bestaat ook ten aanzien van dit bedrag een vermoeden van witwassen. Verlangd mag dan worden, overeenkomstig het zogenoemde zes-stappenplan, dat de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft over de herkomst van dit bedrag. Nu de verdachte zich op het standpunt heeft gesteld hiervan niets te weten, is een dergelijke verklaring niet gegeven. Dit leidt ertoe dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het bedrag van € 55.156,71 een legale herkomst heeft.
Alle voornoemde geldbedragen zijn vrijwel direct na overmaking op de bankrekening van [bedrijf A] contant opgenomen door telkens bedragen van € 1.000,- à € 2.000,- te pinnen. Daarmee hebben de verdachte en [medeverdachte 2] banktegoed (giraal geld) omgezet naar contant geld. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank sprake geweest van verhullende handelingen in de zin van artikel 420bis lid 1 onder b Sr, immers is het ontvangen geld van traceerbaar, giraal geld omgezet naar niet traceerbaar, contant geld, waarna [medeverdachte 2] een deel daarvan heeft overdragen aan [medeverdachte 1] .
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, over de periode en de frequentie van de witwashandelingen, is de rechtbank van oordeel dat dit moet worden gekwalificeerd als gewoontewitwassen.
4.2.4 Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde medeplegen van gewoontewitwassen van een bedrag van
€ 235.954,35.
4.3.
Bewijswaardering feit 3 (oplichting [bedrijf A] .)
4.3.1 Standpunt verdediging
De verdachte dient van dit feit te worden vrijgesproken. De in de tenlastelegging opgenomen handelingen zijn feiten en gedragingen die passen bij een normale bedrijfsvoering, waarbij men simpelweg niet is nagekomen. Hoewel mogelijk sprake is van wanprestatie, betekent dit niet dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting. Dit is derhalve een civielrechtelijke en geen strafrechtelijke kwestie. Bovendien kan, indien wel zou worden vastgesteld dat er mensen zijn opgelicht, niet worden bewezen dat sprake is van medeplegen. De verdachte heeft zijn reguliere werkzaamheden, het inmeten, zelfstandig uitgevoerd en niet in dienst van [bedrijf A] . (hierna: [bedrijf A] ).
4.3.1 Beoordeling
Vaststaande feiten
Tijdens het onderzoek naar mogelijke oplichting door het bouwbedrijf [bedrijf A] zijn onder de verdachte (onder meer) een iPhone en een notebook (merk Medion) in beslag genomen, met daarop informatie met betrekking tot de rechtspersoon [bedrijf A] . Hieruit kwam het beeld naar voren dat de verdachte ook voor dit bedrijf als inmeter bij potentiële klanten langs ging en offertes opmaakte. De verdenking rees dat hij de oplichtgingsactiviteiten gepleegd met het bedrijf [bedrijf A] voort had gezet, maar nu onder de naam [bedrijf A] . Dit beeld werd bevestigd door het onderzoek dat volgde.
De modus operandi ten aanzien van het handelen in naam van [bedrijf A] komt op essentiële punten overeen met die van [bedrijf A] , maar speelt in de periode van 6 juli tot en met 5 december 2023. De verdachte is ook in die periode bij potentiële klanten langs gegaan en heeft zich tegenover hen gepresenteerd als inmeter namens het bedrijf [bedrijf A] . Hij stelde zich wederom onder een andere naam voor, te weten [valse naam 2] . Deze klanten, die op zoek waren naar een betrouwbaar klusbedrijf voor te verrichten werkzaamheden aan hun woning, waren kort daarvoor in contact gekomen met [bedrijf A] via internetsites als homedeal.nl. De werkwijze was nagenoeg hetzelfde. Nadat per telefoon ( [telefoonnummer] ) of per e-mail ( [mailadres 1] ) was gecommuniceerd en een eerste offerte van [bedrijf A] was toegestuurd, werd afgesproken dat een medewerker langs zou komen om het een en ander in te meten. Nadat de verdachte, als [valse naam 2] , langs was geweest, werd door [bedrijf A] een opdrachtbevestiging/definitieve offerte gestuurd voor de beoogde werkzaamheden. Deze sloten aan bij de afspraken die met ‘ [valse naam 2] ’ waren gemaakt. Ook hier werd telkens gevraagd een aanbetaling te doen voor aan te schaffen materialen en in veel van de gevallen de mogelijkheid geboden om het overeengekomen totaalbedrag in één keer te voldoen in ruil voor een (flinke) korting. Hiervoor werd bankrekeningnummer [rekeningnummer 2] gebruikt.
De afspraak voor de start van de bouwwerkzaamheden werd daarna veelal telefonisch of per e-mail bevestigd. Daarna kregen de klanten voor de startdatum (en in sommige gevallen voordat de startdatum was bevestigd) op geen enkele manier nog contact met het bedrijf [bedrijf A] of met ‘ [valse naam 2] ’. Er werd niet meer gereageerd op telefoontjes, noch op e-mailberichten. Bij geen van de klanten is ooit een start gemaakt met bouwactiviteiten door [bedrijf A] .
[slachtoffer 19] , [slachtoffer 20] / [slachtoffer 21] , [slachtoffer 22] / [slachtoffer 23] , [slachtoffer 24] , [slachtoffer 25] , [slachtoffer 26] , [slachtoffer 27] , [slachtoffer 28] , [slachtoffer 29] en [slachtoffer 30] hebben aangifte van oplichting door [bedrijf A] gedaan. Aan de hand van informatie aangetroffen op de onder de verdachte in beslaggenomen iPhone, heeft de politie van nog 20 gedupeerden een melding van oplichting door [bedrijf A] opgenomen. Dit zijn [slachtoffer 31] , [slachtoffer 32] , [slachtoffer 33] / [slachtoffer 34] , [slachtoffer 35] , [slachtoffer 36] , [slachtoffer 37] , [slachtoffer 38] / [slachtoffer 39] , [slachtoffer 40] , [slachtoffer 41] , [slachtoffer 42] , [slachtoffer 43] / [slachtoffer 44] , [slachtoffer 45] , [slachtoffer 46] , [slachtoffer 47] , [slachtoffer 48] / [slachtoffer 49] , [slachtoffer 50] , [slachtoffer 51] , [slachtoffer 52] , [slachtoffer 53] / [slachtoffer 54] en [slachtoffer 55] .
Nader onderzoek heeft uitgewezen dat ook de rechtspersoon [bedrijf A] B.V. slechts op papier heeft bestaan. Uit de inschrijving bij de Kamer van Koophandel van [bedrijf A] blijkt het bezoekadres ( [adres 3] te Amsterdam) een gehuurde flexibele werkruimte via easykantoor.nl te zijn, dat tevens functioneerde als postadres. [bedrijf A] had dus geen eigen kantoorruimte. De rechtspersoon heeft verder op papier nimmer werknemers in dienst gehad en niet is gebleken dat deze onderneming ooit daadwerkelijk bedrijfsactiviteiten heeft verricht in de bouw of bouwmaterialen heeft besteld of afgeleverd.
Betrokkenen bij [bedrijf A]
Naast de verdachte, die heeft verklaard dat hij namens [bedrijf A] als inmeter de klanten bezocht onder de naam [valse naam 2] , is medeverdachte [medeverdachte 3] betrokken bij [bedrijf A] . Hij staat bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf A] . Tevens is hij de rekeninghouder van de zakelijke bankrekeningen van [bedrijf A] [rekeningnummer 2] en [rekeningnummer 3] en een rekening op zijn naam met nummer [rekeningnummer 4] , waarnaar geld van de bankrekeningen van [bedrijf A] is verplaatst. Ook stond hij bij homedeal.nl en easykantoor.nl als contactpersoon geregistreerd. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij in ruil voor een geldbedrag, aangeboden door een niet nader te noemen kennis, als katvanger heeft gefungeerd en (impliciet) akkoord is gegaan met het oprichten van [bedrijf A] . en het openen van de bankrekeningen. Hij heeft zijn paspoort aan de kennis afgegeven, papieren ondertekend zonder te kijken waar het over ging en verder geen betrokkenheid meer gehad. Dat de rol van [medeverdachte 3] hiertoe beperkt is gebleven, wordt ondersteund door het dossier.
Juridisch kader en oplichtingsmiddelen
De rechtbank heeft bij de bespreking van feit 1 reeds het juridisch kader van oplichting geschetst. Ook is daar ingegaan op de gebruikte oplichtingsmiddelen, zoals deze zijn opgenomen in de tenlastelegging. Gelet op de gelijke modus operandi concludeert de rechtbank dat ook in deze zaak het handelen van de verdachte en [medeverdachte 3] zich laat kwalificeren als oplichting door het aannemen van een valse naam, een valse hoedanigheid en door een samenweefsels van verdichtsels.
De verdachte heeft onder de vlag van [bedrijf A] een onjuiste voorstelling van zaken gegeven, doordat hij zich onder een valse naam heeft voorgedaan als medewerker van een bonafide rechtspersoon die was ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en waarvoor een zakelijke bankrekening was geopend. Deze rechtspersoon was in werkelijkheid slechts opgezet als façade. Met het gebruik van valse namen, een betrouwbaar uitziende website, briefpapier met bedrijfslogo en valse beloftes werden nietsvermoedende klanten overgehaald om forse bedragen over te maken waarna nooit daadwerkelijk bouwactiviteiten plaatsvonden. Het geheel van deze valse voorstellingen kwalificeert als een samenweefsel van verdichtsels. Het verweer, inhoudende dat slechts sprake is van een civielrechtelijke wanprestatie, wordt ook hier verworpen.
Betrokkenheid verdachte
De verdachte heeft ter zitting ontkend betrokken te zijn geweest bij de hem verweten oplichting met het bedrijf [bedrijf A] . Hij kwam via ene [naam 1] in contact met [bedrijf A] en heeft niet meer dan inmeetwerkzaamheden verricht. Desgevraagd heeft de verdachte verklaard ook niet te weten wie [naam 1] is, dat hij hem alleen telefonisch heeft gesproken en dat hij hem nooit heeft ontmoet. De verdachte ontving ook voor zijn werkzaamheden bij [bedrijf A] en dus op dezelfde manier als bij [bedrijf A] , vooroffertes via de brievenbus de avond voorafgaande aan de betreffende afspraak. Ook het verdere contact met deze [naam 1] verliep via Whatapp-contact, aldus de verdachte. Anders dan bij de politie, heeft de verdachte op zitting verklaard dat hij de inbeslaggenomen iPhone samen met een voorofferte via de brievenbus heeft ontvangen en nooit voor zaken met andere bedrijven heeft gebruikt. Op verdere vragen heeft de verdachte zich ter zitting op zijn zwijgrecht beroepen of verklaard dat hij zich dingen niet meer kan herinneren.
De verklaring van de verdachte wordt ook ten aanzien van zijn betrokkenheid bij [bedrijf A] niet ondersteund door de inhoud van het dossier. Integendeel, de verklaring van de verdachte wordt juist weerlegd door feiten en omstandigheden die blijken uit de bewijsmiddelen. De rechtbank licht dit toe.
Uit onderzoek naar de onder de verdachte in beslag genomen notebook Medion (hierna: computer) blijkt dat vanaf deze computer is ingelogd op het e-mailadres dat verwijst naar de naam van de katvanger [medeverdachte 3] : [mailadres 2] . Tevens staat op deze computer de gebruikersnaam ( [gebruikersnaam] ) en het password van het homedeal-account van [bedrijf A] . Ook is op de computer met zoektermen op internet gezocht naar: homedeal geblokkeerd, bouwtekening maken gratis, [bedrijf A] nederland, [bedrijf A] -nederland en e-mail.homedeal.nl. Ten slotte blijkt uit onderzoek dat op enig moment het bestand ‘ [bedrijf A] logo’ op de computer stond opgeslagen. Deze computer is aangetroffen in de woning van de vriendin van de verdachte, waar hij ten tijde van de ten laste gelegde periode woonde. De verdachte heeft ten aanzien van de computer bij de politie verklaard dat die computer van zijn vriendin [naam 2] was en dat zij die net één dag had. Uit de bevindingen op de computer kan deze verklaring niet juist zijn, zodat deze wordt gepasseerd.
Uit Whatsapp-berichten op de telefoon van de verdachte kan worden afgeleid dat de rol van de verdachte niet beperkt was tot het louter verrichten van inmeetwerkzaamheden, maar dat hij een cruciale rol had in het gehele traject. Zo blijkt uit de berichten dat hij gedurende de tenlastegelegde periode veelvuldig contact heeft met iemand die hij in zijn telefoon had opgeslagen onder de naam [naam 1] . Dit contact ging over afspraken bij potentiële klanten waar de verdachte naar toe ging. Ook is het steeds de verdachte die offertes, ook door [bedrijf A] en de klant ondertekende, met handgeschreven aanpassingen van maten en prijzen naar deze [naam 1] stuurt.
De rechtbank is op grond van de voornoemde bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien met de modus operandi van [bedrijf A] en de rol van de verdachte daarbij, van oordeel dat de verdachte medeverantwoordelijk is geweest voor de gang van zaken bij en de ten laste gelegde oplichting gepleegd via de rechtspersoon [bedrijf A] .
Medeplegen
Ook de oplichting door gebruikmaking van het bedrijf [bedrijf A] was zeer professioneel ingestoken. Daar heeft de verdachte een onmisbare rol van groot gewicht in gespeeld. Gelet op de intensieve communicatie met de aangevers en gedupeerden over een periode van vier maanden, alsook de inhoud van zijn iPhone en computer, stelt de rechtbank vast dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met een of meer mededader(s). Dat uit het onderzoek niet is gebleken wie die personen zijn geweest, doet daaraan niet af. Verder kan worden vastgesteld dat zonder de bijdrage van [medeverdachte 3] de oplichting in de huidige vorm niet mogelijk was geweest. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank medeplegen van de oplichting bewezen.
4.3.3 Conclusie
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 3 ten laste gelegde medeplegen van oplichting.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van 1 december 2022 tot en met 1 juni 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen (telkens) met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 12] en
- [slachtoffer 4] en
- [slachtoffer 14] en
- [slachtoffer 3] en
- [slachtoffer 13] en
- [slachtoffer 11] en
- [slachtoffer 1] en
- [slachtoffer 15] en
- [slachtoffer 18] en
- VVE [naam VvE] te Amsterdam en
- [slachtoffer 16] en
- [slachtoffer 2] en
- [slachtoffer 8] en [slachtoffer 56] en
- [slachtoffer 5] en
- [slachtoffer 6] en
- [slachtoffer 7] en
- [slachtoffer 10] , en
- [slachtoffer 9] en
- [slachtoffer 17]
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
(telkens) de afgifte van een of meer geldbedrag(en), door met bovenstaand
omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- een bedrijf, te weten [bedrijf A] ., in te schrijven bij de KvK en
- een professionele website en briefpapier en een vast telefoonnummer
behorend bij voornoemd bedrijf te (laten) maken en
- diensten van voornoemd bedrijf aan te bieden via websites zoals werkspot.nl en/of homedeal.nl en
- onder de (valse) na
am, te weten [valse naam 1] , contact te onderhouden met slachtoffers en op locatie bij de woning(en) van
voornoemde slachtoffers te verschijnen en
- offertes op te stellen voor voornoemde slachtoffers en
- ( op die offerte) voornoemde slachtoffers voordeel te bieden indien zij het
volledige bedrag van de offerte in één keer zouden voldoen en
- met voornoemde slachtoffers een afspraak voor de aanvang van de
werkzaamheden af te spreken;
2.
hij in de periode van 1 januari 2023 tot en met 21 november 2023 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander
meermalen (telkens) geldbedragen (
tezamen€ 235.954,35)
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen
enheeft omgezet,
terwijl hij, verdachte, en zijn mededader wisten dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig waren uit enig (eigen) misdrijf en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
3.
hij in de periode van 6 juli 2023 tot en met 5 december 2023 in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen
(telkens) met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en van een valse hoedanigheid en door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 31] en
- [slachtoffer 32] en
- [slachtoffer 33] en [slachtoffer 34] en
- [slachtoffer 19] en
- [slachtoffer 35] en
- [slachtoffer 36] en
- [slachtoffer 20] en/of [slachtoffer 21] en
- [slachtoffer 37] en
- [slachtoffer 38] en [slachtoffer 39] en
- [slachtoffer 40] en
- [slachtoffer 41] en
- [slachtoffer 42] en
- [slachtoffer 43] en [slachtoffer 44] en
- [slachtoffer 45] en
- [slachtoffer 46] en
- [slachtoffer 47] en
- [slachtoffer 48] en [slachtoffer 49] en
- [slachtoffer 50] en
- [slachtoffer 51] en
- [slachtoffer 52] en
- [slachtoffer 53] en [slachtoffer 54] en
- [slachtoffer 22] en [slachtoffer 23] en
- [slachtoffer 24] en
- [slachtoffer 25] en
- [slachtoffer 26] en
- [slachtoffer 27] en
- [slachtoffer 28] en
- [slachtoffer 29] en
- [slachtoffer 30] en
- [slachtoffer 55]
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten (telkens) de afgifte van een of meer geldbedrag(en), door met bovenstaand omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk
en in strijd met de waarheid
- een bedrijf, te weten [bedrijf A] ., in te schrijven bij de KvK en
- een professionele website en briefpapier en een vast telefoonnummer
behorend bij voornoemd bedrijf te (laten) maken en
- diensten van voornoemd bedrijf aan te bieden via websites zoals homedeal.nl en
- onder de (valse) na
am, te weten [valse naam 2] , contact te onderhouden met slachtoffers en op locatie bij de woning(en) van voornoemde slachtoffers te verschijnen en
- offertes op te stellen voor voornoemde slachtoffers en
- ( op die offerte) voornoemde slachtoffers voordeel te bieden indien zij het
volledige bedrag van de offerte in één keer zouden voldoen en (vervolgens) een factuur met het aangepaste bedrag te versturen ten gevolge waarvan voornoemde personen zijn overgegaan tot afgifte van een of meer geldbedrag(en) en
- met voornoemde slachtoffers een afspraak voor de aanvang van de
werkzaamheden af te spreken .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank heeft de in de tenlasteleggingen voorkomende schrijffouten of misslagen verbeterd in de bewezenverklaring. De verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5.
Strafbaarheid feiten
De bewezen feiten leveren op:
1. en 3, telkens
medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
2.
gewoontewitwassen.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van de feiten 1 en 2 sprake is van een voortgezette handeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.
6.
Strafbaarheid verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
7.
Motivering straffen
7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen gedurende ruim een jaar schuldig gemaakt aan oplichting van tientallen slachtoffers die door zijn handelen bedragen zijn verloren die variëren van enkele duizenden euro’s tot ruim € 80.000. Daarbij is eerst gebruik gemaakt van de rechtspersoon [bedrijf A] . en vervolgens heeft de verdachte zijn strafrechtelijk handelen voortgezet met [bedrijf A] . Telkens gingen de verdachte en de medeverdachte op dezelfde manier te werk. Via internetsites als homedeal.nl en werkspot.nl werd contact gelegd met mensen die een aannemer zochten in verband met uit te voeren (ver)bouwwerkzaamheden. Als dit contact was gelegd, ging de verdachte bij deze mensen langs en presenteerde zichzelf als de inmeter/specialist, die de werkzaamheden opnam en een offerte uitbracht. Hij heeft hierbij verschillende namen aangenomen om zijn eigen identiteit te verbergen. De verdachte was het gezicht van beide ondernemingen. Hij heeft bij de slachtoffers het vertrouwen gewekt dat de ondernemingen de te verrichten bouwwerkzaamheden konden en wilden uitvoeren. In dit vertrouwen hebben de slachtoffers aanbetalingen gedaan van duizenden euro’s in de veronderstelling dat zij een goede investering deden. De verdachte heeft dit vertrouwen bij hen kunnen wekken, omdat hij daadwerkelijk kennis van zaken heeft, sociaal intelligent is en een vlotte babbel heeft. Het vertrouwen dat de slachtoffers in hem hadden heeft hij op grove wijze beschaamd. De afgesproken werkzaamheden zijn in het geheel niet uitgevoerd en het geld dat is verkregen met de oplichting via [bedrijf A] is witgewassen. Het is nog maar de vraag of, en zo ja wanneer, de slachtoffers hun geld ooit zullen terugkrijgen. Velen van hen zullen de verbouwing, waarvoor zij lang hadden gespaard of een extra hypotheek hadden opgenomen, niet kunnen realiseren, terwijl zij wel nog jaren aan extra kosten vast zullen zitten.
Ter terechtzitting heeft de verdachte, geconfronteerd met het tegen hem overvloedig aanwezige bewijs, geen enkele verantwoordelijkheid voor zijn handelen genomen. Sterker, hij heeft zich in een slachtofferpositie gemanoeuvreerd zonder daadwerkelijk blijk te geven van enig bewustzijn van het leed dat de slachtoffers is aangedaan. Zijn geraffineerde handelen heeft bovendien de reputatie van de aannemersbranche, die al niet vrij is van smetten, in een slecht daglicht gesteld. Het vertrouwen in deze branche is door de verdachte ernstig aangetast Hij heeft met zijn handelen uitsluitend zijn eigen persoonlijke financiële gewin voor ogen gehad en de (financiële) belangen van de slachtoffers op grove wijze veronachtzaamd. Dat de rechtbank dit gedrag van de verdachte ernstig vindt, is dan ook evident.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
Uit het uittreksel van de justitiële documentatie van 21 maart 2025 blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 april 2025. Dit rapport houdt (onder meer) het volgende in.
Gelet op de ontkennende houding van de verdachte, kan geen delictanalyse worden opgesteld en het risico op recidive niet worden ingeschat. Verder lijkt hij zijn leven op orde te hebben en heeft hij geen hulpvragen. De reclassering adviseert, mede gelet op de ontkennende houding, geen reclasseringstraject voor de verdachte.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten, de langere periode waarbij de verdachte zijn oplichtingspraktijken via de ene B.V. met een andere B.V. heeft voortgezet en het aantal personen dat slachtoffer is geworden van het handelen van de verdachte, is alleen een gevangenisstraf hier op zijn plaats. Voor de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank onder meer gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
Verder heeft de rechtbank, anders dan de officier van justitie, drie feiten bewezen verklaard en gaat zij voor de feiten 1 en 2 uit van voortgezette handeling. Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk en een proeftijd van twee jaar hier passend en geboden is. Het voorwaardelijk strafdeel wordt opgelegd, omdat een stevige stok achter de deur noodzakelijk wordt geacht om te voorkomen dat de verdachte opnieuw zijn oplichtingspraktijken voortzet.
Voorlopige hechtenis
De voorlopige hechtenis is bij beslissing van de rechtbank van 17 mei 2024 onder het stellen van voorwaarden geschorst tot de datum van de einduitspraak. Nu aan deze schorsing vanwege deze einduitspraak van rechtswege een einde komt, dient de rechtbank op grond van de actuele situatie te beoordelen of – gelet op de belangen van strafvordering en de belangen van de verdachte – dit aflopen van de schorsing van de voorlopige hechtenis nog steeds noodzakelijk is, dan wel een hernieuwde schorsing van de voorlopige hechtenis is aangewezen. De oplegging van voormelde gevangenisstraf is in ieder geval onvoldoende motivering om de schorsing niet ambtshalve opnieuw te bevelen. Nu de persoonlijke omstandigheden van de verdachte sinds de datum van de schorsing op 17 mei 2024 alleen maar zwaarder zijn gaan wegen doordat hij zich al een geruime tijd in vrijheid bevindt en onder andere in die periode een fulltime baan in loondienst heeft gevonden, acht de rechtbank een hernieuwde schorsing onder dezelfde voorwaarden aangewezen.
8.
In beslag genomen voorwerpen
De in beslag genomen mobiele telefoon (merk Apple iPhone) en computer (merk Medion Akoya) zullen worden verbeurd verklaard. De voorwerpen behoren aan de verdachte toe en het onder 3 bewezen feit is met behulp van deze voorwerpen voorbereid en begaan.

9.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen [bedrijf A]

9.1.
Inleiding
In de onderhavige strafzaak hebben ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit zich benadeelde partijen gevoegd. Ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis heeft de rechtbank in bijlage III een overzicht opgenomen van de benadeelde partijen in alfabetische volgorde (kolom A) en de bedragen die zij vorderen (kolom B, C en D). [1] Alle benadeelde partijen vorderen wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt officier van justitie
De benadeelde partijen hebben rechtstreeks materiële schade geleden ter hoogte van het bedrag dat zij hebben betaald aan [bedrijf A] . Voor zover de vorderingen van de benadeelde partijen hierop zien, kunnen zij worden toegewezen. Dit geldt ook voor de gevallen waarin bijlagen bij de vorderingen van de benadeelde partijen ontbreken, omdat uit de aangiftes en het overzicht van de bankrekening van [bedrijf A] volgt welke bedragen de benadeelde partijen hebben overgemaakt en derhalve welke schade zij hebben geleden.
Daarnaast heeft de officier van justitie het volgende opgemerkt over enkele specifieke (gedeeltes van de) vorderingen.
Benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert € 23,- aan kosten die zijn gemaakt voor het aangetekend versturen van een brief inhoudende een ingebrekestelling en de ontbinding van de overeenkomst aan [bedrijf A] . Ook dit betreft rechtstreekse schade en dient te worden toegewezen.
Benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert een bedrag van € 176,60 voor de vrije uren die zijn opgenomen voor het laten inmeten van de kozijnen. Ter onderbouwing is een salarisstrook van februari 2023 bijgevoegd. Uitgaande van het netto loon kan een bedrag van € 100,28 worden toegewezen. Verder vordert [slachtoffer 6] € 88,30 voor de vrije uren die zijn opgenomen voor het doen van aangifte. Daarvan kan € 50,14 worden toegewezen, uitgaande van het netto loon. Tot slot komen ook de reiskosten (€ 5,50) voor vergoeding in aanmerking. De vordering voor zover dit betreft de betaalde rente voor de Lloyds lening
(€ 390,-) en de gemiste renteopbrengsten van de spaarrekening (€ 599,21) dient niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat de schade onvoldoende is onderbouwd.
Benadeelde partij [slachtoffer 7] vordert een bedrag van in totaal € 3.043,95 in verband met betaalde leges aan de gemeente en voorbereidend werk dat zij heeft laten uitvoeren, zodat [bedrijf A] de zonnepanelen kon plaatsen. Ook vordert zij € 8,75 voor het aangetekend versturen van een brief aan [bedrijf A] . Deze kosten zijn aan te merken als rechtstreekse schade en dienen derhalve te worden toegewezen. De kosten voor de opgenomen vrije dag (€ 250,-) zijn niet onderbouwd, de benadeelde partij dient voor dit deel van de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard.
Benadeelde partijen [slachtoffer 9] , [slachtoffer 17] en [slachtoffer 18] hebben ieder een bedrag van € 3.937,50 overgemaakt aan de VvE [naam VvE] te Amsterdam. Vervolgens heeft de VvE een bedrag van € 11.812,50 overgemaakt aan [bedrijf A] voor de vervanging van kozijnen. De door de benadeelde partijen gevorderde bedragen betreffen derhalve rechtstreekse schade en dienen te worden toegewezen.
Benadeelde partij [slachtoffer 8] vordert een bedrag van € 23.782,79 aan materiële schade. Uit de aangifte en het bankrekeningoverzicht van [bedrijf A] blijkt dat de benadeelde partij € 8.788,63 aan [bedrijf A] heeft overgemaakt op 28 januari 2023. De vordering kan tot dit bedrag worden toegewezen, omdat het rechtstreekse schade betreft die de benadeelde partij heeft geleden. De vordering dient voor wat betreft de buitengerechtelijke kosten (€ 1.012,83) en wettelijke rente (€ 649,80) te worden afgewezen, omdat deze posten niet zijn onderbouwd. Benadeelde partij [slachtoffer 56] , de partner van [slachtoffer 8] , vordert exact dezelfde schade als [slachtoffer 8] . Deze vorderingen dienen ofwel beide voor de helft te worden toegewezen ofwel de vordering van één van de twee volledig dient te worden toegewezen en de ander dient te worden afgewezen.
Benadeelde partij [slachtoffer 57] is de curator van de failliete rechtspersoon [bedrijf A] . Op het voegingsformulier is geen bedrag ingevuld. De benadeelde partij dient derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vordering.
Benadeelde partij [slachtoffer 14] vordert een bedrag van € 302,50 aan kosten die zij heeft gemaakt voor het inschakelen van een advocaat om bij [bedrijf A] nakoming van de overeenkomst te sommeren. Ook dit betreft rechtstreekse schade en de kosten zijn onderbouwd, zodat ook deze post dient te worden toegewezen.
Benadeelde partij [slachtoffer 16] vordert een bedrag van € 37,68 aan misgelopen spaarrente. De vordering dient voor dit bedrag te worden afgewezen nu ook de wettelijke rente wordt gevorderd en dit niet als schade is aan te merken.
9.3.
Standpunt verdediging
Alle benadeelde partijen dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vordering gelet op de bepleite vrijspraak.
9.4.
Beoordeling
De rechtbank stelt voorop dat de benadeelde partijen hun vorderingen hebben ingediend tegen de verdachte en niet tegen de rechtspersoon [bedrijf A] . Deze vorderingen vinden hun grond in het onrechtmatig handelen van de verdachte jegens deze benadeelde partijen (artikel 6:162 BW). De verdachte is niet in staat van faillissement verklaard. De situatie waaraan de verdediging refereert doet zich derhalve in deze zaak niet voor.
Daarnaast merkt de rechtbank op dat individuele schuldeisers, waaronder de benadeelde partijen, de mogelijkheid hebben om
naastde curator een derde die bij de benadeling van de generieke schuldeisers is betrokken zelfstandig aan te spreken uit hoofde van artikel 6:162 BW (Hoge Raad 21 december 2001, ECLI:NL:HR:2001:AD2684). Anders dan de verdediging stelt, komt de curator derhalve in deze procedure geen exclusieve bevoegdheid toe om een vordering in te stellen.
De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen, voor zover deze bestaan uit het bedrag dat de benadeelde partijen (al dan niet rechtstreeks) hebben overgemaakt naar de zakelijke bankrekening van [bedrijf A] (bijlage III, kolom B) toewijzen. De benadeelde partijen hebben immers door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade ter hoogte van dit bedrag geleden. De rechtbank acht deze schade genoegzaam onderbouwd, hetzij door de bijlagen bij de betreffende vorderingen hetzij door de aangiftes en het bankrekeningoverzicht van [bedrijf A] in het dossier.
De schadeposten opgenomen in bijlage III, kolom C, zullen eveneens worden toegewezen. Het betreft rechtstreekse materiële schade en de vorderingen zijn (tot het bedrag als opgenomen in kolom C) genoegzaam onderbouwd. Bovendien zijn de vorderingen niet op inhoud betwist.
Ten aanzien van de schadeposten opgenomen in bijlage III, kolom D overweegt de rechtbank dat deze posten niet voor vergoeding in aanmerking komen en dat de benadeelde partijen in dat deel niet-ontvankelijk worden verklaard. Daar waar het gevorderde rente betreft wijst de rechtbank erop dat tevens wettelijke rente is gevorderd, waarover verderop is beslist dat deze wordt toegewezen. De overige schadeposten acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Dit deel van de vorderingen kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De vordering van benadeelde partij [slachtoffer 56] zal worden afgewezen, omdat dezelfde schade is toegewezen aan de benadeelde partij, [slachtoffer 8] , zijnde haar partner.
De benadeelde partij [slachtoffer 57] (de curator) zal niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, omdat onduidelijk is welk bedrag wordt gevorderd. De rechtbank is van oordeel dat een nadere behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. De vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte het strafbare feit, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partijen hebben gevorderd om het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag (zoals vermeld in bijlage III, kolom B en C) vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf de datum die per benadeelde partij is opgenomen in bijlage III, kolom E.
Proceskosten
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen genoemd in bijlage III, kolom A (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aangezien de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 56] zal worden afgewezen en de benadeelde partij [slachtoffer 57] in de vordering niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zullen deze benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
9.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen een schadevergoeding betalen ter hoogte van het totaalbedrag zoals in bijlage III, kolom F, vermeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum zoals in bijlage III, kolom E, vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht, in de gevallen zoals vermeld in bijlage III onder F.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding(en), zoals vermeld in bijlage III, onder kolom D, wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. Dit geldt ook voor de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 57] . De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partij [slachtoffer 56] , omdat deze vordering wordt afgewezen.

10.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen [bedrijf A]

10.1.
Inleiding
In de onderhavige strafzaak hebben ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde feit zich meerdere benadeelde partijen gevoegd. Ten behoeve van de leesbaarheid van dit vonnis heeft de rechtbank in bijlage IV een overzicht in alfabetische volgorde opgenomen van de benadeelde partijen (kolom A) en de bedragen die zij vorderen (kolom B, C en D). [2] Alle benadeelde partijen vorderen wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich – kortgezegd – op de hierna volgende standpunten gesteld. De benadeelde partijen hebben rechtstreeks materiële schade geleden ter hoogte van het bedrag dat zij hebben betaald aan [bedrijf A] . Voor zover de vorderingen van de benadeelde partijen hierop zien kunnen zij worden toegewezen. Dat geldt ook voor de gevallen waarin bijlagen bij de vorderingen van de benadeelde partijen ontbreken, omdat uit de aangiftes en het overzicht van de bankrekening van [bedrijf A] volgt welke bedragen de benadeelde partijen hebben overgemaakt en derhalve welke schade zij hebben geleden.
Een aantal benadeelde partijen heeft vergoeding van immateriële schade gevorderd. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, hoewel het goed voorstelbaar is dat de oplichting veel zorgen, stress en verdriet heeft veroorzaakt, dit op zichzelf onvoldoende is om in het onderhavige geval in aanmerking te komen voor vergoeding van immateriële schade. De vorderingen betreffende immateriële schade zijn allemaal onvoldoende onderbouwd en de desbetreffende benadeelde partijen dienen op dit punt niet-ontvankelijk te worden verklaard.
In enkele gevallen zijn exact dezelfde vorderingen tweemaal ingediend, namelijk door beide partners. Deze vorderingen dienen ofwel beide voor de helft te worden toegewezen ofwel één van de twee dient volledig te worden toegewezen waarbij de andere vordering dient te worden afgewezen.
Daarnaast heeft de officier van justitie het volgende opgemerkt over enkele specifieke (gedeeltes van de) vorderingen.
De benadeelde partij [slachtoffer 51] vordert € 6.053,55 voor de aanschaf van nieuwe kozijnen. De vordering dient voor dit gedeelte niet-ontvankelijk te worden verklaard omdat geen rechtstreeks verband bestaat tussen het bewezenverklaarde feit en de aanschaf van nieuwe kozijnen.
De benadeelde partijen [slachtoffer 38] en [slachtoffer 58] zijn partners. Zij vorderen ieder een bedrag van € 4.000,- respectievelijk € 3.500,- voor kosten die zijn gemaakt in verband met voorbereidende werkzaamheden en de schade die daardoor zou zijn ontstaan. Het is onvoldoende duidelijk waar deze kosten concreet op zien en enige onderbouwing van deze vorderingen ontbreekt. De benadeelde partijen dienen ten aanzien van dit deel van de vorderingen niet-ontvankelijk te worden verklaard.
De benadeelde partij [slachtoffer 31] vordert een bedrag van € 150,- aan kosten die hij zelf heeft gemaakt om de vloerverwarming te leggen die eigenlijk door [bedrijf A] zou worden gelegd. Dit betreft geen schade zodat de benadeelde partij voor dit bedrag niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. Verder vordert de benadeelde partij [slachtoffer 31] een bedrag van
€ 108,96 als tegemoetkoming voor het opnemen van verlofuren voor het verhalen van de schade. De officier van justitie acht dit een redelijk bedrag en het betreft rechtstreekse schade zodat (ook) dit deel van de vordering kan worden toegewezen.
De benadeelde partij [slachtoffer 59] heeft een bedrag van € 8,45 gevorderd voor het opvragen van een KVK-uittreksel. Dit bedrag is aan te merken als rechtstreekse schade en de benadeelde partij heeft de vordering onderbouwd met stukken. Dit bedrag kan derhalve worden toegewezen.
10.3.
Standpunt verdediging
Alle benadeelde partijen dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vordering gelet op de bepleite vrijspraak.
10.4.
Beoordeling
De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen, voor zover deze bestaan uit het bedrag dat de benadeelde partijen (al dan niet rechtstreeks) hebben overgemaakt naar de zakelijke bankrekening van [bedrijf A] (bijlage IV, kolom B), toewijzen. De benadeelde partijen hebben immers door het onder 3 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade ter hoogte van dit bedrag geleden. De rechtbank acht deze schade genoegzaam onderbouwd, danwel door de bijlagen bij de betreffende vorderingen danwel door de aangiftes en het bankrekeningoverzicht van [bedrijf A] in het dossier.
De schadeposten opgenomen in bijlage IV, kolom C zullen eveneens worden toegewezen. Het betreft rechtstreekse materiële schade en de vorderingen zijn (tot het bedrag als opgenomen in kolom C) genoegzaam onderbouwd. Bovendien zijn de vorderingen niet betwist.
Ten aanzien van de schadeposten opgenomen in bijlage IV, kolom D overweegt de rechtbank dat de benadeelde partijen in deze posten niet-ontvankelijk zullen worden verklaard. De rechtbank licht dit toe.
Een aantal benadeelde partijen heeft immateriële schade gevorderd vanwege de impact die de oplichting op hen heeft gehad. De rechtbank begrijpt dat de vordering is gegrond op artikel 6:106 sub b BW: aantasting in de persoon ‘op andere wijze’. Voor de beoordeling of sprake is van een dergelijke aantasting is van belang dat de benadeelde partij dit met concrete gegevens onderbouwt. Bij oplichting doet zich immers niet het geval voor dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partijen het bestaan van deze gevolgen onvoldoende hebben onderbouwd. Er zijn bijvoorbeeld geen objectieve gegevens overgelegd (zoals een medische of deskundige rapportage). De rechtbank zal de desbetreffende benadeelde partijen in de vordering ten aanzien van de immateriële schade dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Daar waar het gevorderde rente betreft wijst de rechtbank erop dat tevens wettelijke rente is gevorderd en waarover verderop is beslist dat deze wordt toegewezen.
Ten aanzien van de aanschaf van nieuwe kozijnen ( [slachtoffer 51] ), extra kosten voor het zelf leggen van vloerverwarming ( [slachtoffer 31] ), voorbereidende werkzaamheden ( [slachtoffer 38] en [slachtoffer 39] ) en (herstel) schade door de voorbereiding voor de verbouwing ( [slachtoffer 39] ) overweegt de rechtbank dat dit geen rechtstreekse schade betreft. De overige schadeposten acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Dit deel van de vorderingen kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 34] , [slachtoffer 21] en [slachtoffer 44] zullen worden afgewezen, omdat dezelfde schade is toegewezen aan hun partners respectievelijk [slachtoffer 33] , [slachtoffer 20] en [slachtoffer 43] .
Hoofdelijkheid
Nu de verdachte de strafbare feiten, ter zake waarvan schadevergoeding zal worden toegekend, samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Indien en voor zover de mededaders de benadeelde partijen betalen is de verdachte in zoverre jegens de benadeelde partijen van deze betalingsverplichting bevrijd.
Wettelijke rente
De benadeelde partijen ten aanzien van [bedrijf A] hebben gevorderd om het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag (zoals vermeld in bijlage IV, kolom B en C) vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf de datum die per benadeelde partij is opgenomen in bijlage IV,
kolom E.
Proceskosten
Nu de vorderingen van de benadeelde partijen genoemd in bijlage IV, kolom A (in overwegende mate) zullen worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Aangezien de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 34] , [slachtoffer 21] en [slachtoffer 44] zullen worden afgewezen, zullen deze benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
10.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partijen een schadevergoeding betalen ter hoogte van het bedrag zoals in bijlage IV, kolom F, vermeld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum zoals in bijlage IV, kolom E, vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht, in de gevallen zoals vermeld in bijlage IV onder kolom E.
Over een deel van de gevorderde schadevergoeding(en), zoals vermeld in bijlage IV, onder kolom D, wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen. De verdachte hoeft geen schadevergoeding te betalen aan de benadeelde partijen [slachtoffer 34] , [slachtoffer 21] en [slachtoffer 44] omdat deze vorderingen worden afgewezen.
11.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 33, 33a, 36f, 47, 56, 57, 326, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.
12.
Bijlagen
De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.
13.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
zes (6) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beveelt dat de voorlopige hechtenis van de veroordeelde wordt geschorst onder de
navolgende voorwaarden:
de veroordeelde zal zich, indien de opheffing van de schorsing mocht worden bevolen, aan de tenuitvoerlegging van het bevel tol voorlopige hechtenis niet onttrekken;
de veroordeelde zal zich, ingeval hij wegens een feit, waarvoor de voorlopige hechtenis is bevolen, tot andere dan vervangende vrijheidsstraf mocht worden veroordeeld. aan de tenuitvoerlegging daarvan niet onttrekken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verlenen aan hel nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel I van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden:
4. de veroordeelde zal zich gedurende de schorsingsperiode niet aan enig strafbaar feit
schuldig maken;
5. de veroordeelde zal gehoor geven aan oproepingen van politie en justitie;
6. de veroordeelde zal zich melden op 3 juli 2025 voor 10:00 bij Reclassering Nederland, locatie [naam locatie 2] , adres [adres 4] , [postcode 2] te [plaats] zolang en frequent als deze instelling dat nodig vindt en zich houden aan de door of namens deze instelling te geven voorschriften en aanwijzingen;
7. de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 3: de mobiele telefoon (merk Apple iPhone) en de notebook (merk Medion Akoya);
ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde feit ( [bedrijf A] ):
wijst af de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 56] ;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 57] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen zoals vermeld in bijlage III, kolom A, te betalen een bedrag zoals vermeld in bijlage III, kolom F, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de datum zoals vermeld in bijlage III, kolom E tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partijen zoals vermeld in bijlage III, kolom A, voor het gedeelte vermeld onder kolom D, niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen zoals vermeld in bijlage III, kolom A, gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, in geval van (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer 57] en [slachtoffer 56] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af het door de benadeelde partijen meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte, in geval van (gedeeltelijke) toewijzing
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen te betalen de bedragen zoals vermeld in bijlage III, onder kolom F, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data zoals vermeld in bijlage III, onder kolom E, tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsommen niet mogelijk blijkt, telkens
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van het aantal dagen, zoals vermeld in bijlage III, kolom G; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd;
ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde feit ( [bedrijf A] ):
wijst af de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 34] , [slachtoffer 21] en
[slachtoffer 44] ;
verklaart de benadeelde partijen zoals vermeld in bijlage IV, kolom A, voor het gedeelte vermeld onder kolom D, niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte hoofdelijk met diens mededaders, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partijen zoals vermeld in bijlage IV, kolom A, te betalen een bedrag zoals vermeld in bijlage IV, kolom F, bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de datum zoals vermeld in bijlage IV, kolom E tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen zoals vermeld in bijlage IV, kolom A, gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partijen begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, in geval van (gedeeltelijke) toewijzing van de vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen [slachtoffer 34] , [slachtoffer 21] en [slachtoffer 44] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
wijst af het door de benadeelde partijen meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte, in geval van (gedeeltelijke) toewijzing
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen te betalen de bedragen zoals vermeld in bijlage IV, onder kolom F, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de data zoals vermeld in bijlage IV, onder kolom E, tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsommen niet mogelijk blijkt, telkens
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van het aantal dagen, zoals vermeld in bijlage IV, kolom G; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partijen, waaronder begrepen betaling door zijn mededaders, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partijen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.E. van Althuis, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en H. Wielhouwer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. I.C.M.A. Bals, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 30 juni 2025.
De jongste rechter is buiten staat om te tekenen.
Bijlage I
Tekstgewijzigdetenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2022 tot en met 1 juni 2023 te Zoetermeer en/of Sluiskil, binnen de gemeente Terneuzen en/of Breda en/of St. Willebrord en/of Zwijndrecht en/of Sint Maarten, binnen de gemeente Schagen en/of Zevenbergen, binnen de gemeente Moerdijk en/of Alphen aan den Rijn en/of Amsterdam en/of Zwanenburg en/of Rotterdam en/of Capelle aan den IJssel en/of Breda en/of Roosendaal en/of Hooge Zwaluwe, binnen de gemeente Drimmelen en/of Musselkanaal, binnen de gemeente Stadskanaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 12] en/of
- [slachtoffer 4] en/of
- [slachtoffer 14] en/of
- [slachtoffer 3] en/of
- [slachtoffer 13] en/of
- [slachtoffer 11] en/of
- [slachtoffer 1] en/of
- [slachtoffer 15] en/of
- [slachtoffer 18] en/of VVE [naam VvE] te Amsterdam en/of
- [slachtoffer 16] en/of
- [slachtoffer 2] en/of
- [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 56] en/of
- [slachtoffer 5] en/of
- [slachtoffer 6] en/of
- [slachtoffer 7] en/of
- [slachtoffer 10] ,
en/of
- [slachtoffer 9] en/of
- [slachtoffer 17]
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten
(telkens) de afgifte van een of meer geldbedrag(en), door met bovenstaand
omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- een bedrijf, te weten [bedrijf A] ., in te schrijven bij de KvK en/of
- een professionele website en/of briefpapier en/of een vast telefoonnummer
behorend bij voornoemd bedrijf te (laten) maken en/of
- geen normale bedrijfsvoering voor een bouw- en/of renovatiebedrijf te voeren
en/of
- diensten van voornoemd bedrijf aan te bieden via websites zoals werkspot.nl en/of homedeal.nl en/of
- onder de (valse) namen, te weten [valse naam 1] en/of [valse naam 3] , contact te onderhouden met slachtoffers en/of op locatie bij de woning(en) van
voornoemde slachtoffer(s) te verschijnen en/of
- offertes op te stellen voor voornoemde slachtoffer(s) en/of
- ( op die offerte) voornoemde slachtoffer(s) voordeel te bieden indien zij het
volledige bedrag van de offerte in één keer zouden voldoen en/of
- met voornoemde slachtoffer(s) een afspraak voor de aanvang van de
werkzaamheden af te spreken die gelegen is in de toekomst en /of
- op de afgesproken datum de afgesproken werkzaamheden/diensten niet te verrichten;
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2023 tot en met 21 november 2023, te Den Helder en/of Julianadorp, gemeente Den Helder, en/of Alkmaar en/of Bergen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
meermalen, althans eenmaal (telkens) van een of meer geldbedrag(en) (€ 235.954,35), althans een of meer voorwerp(en)
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat/die
voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden
had(den) en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet,
en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs
moest(en) vermoeden, dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf en hij, verdachte, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt;
3.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 6 juli 2023 tot en met 5 december 2023 te IJmuiden en/of Amersfoort en/of Beek en Donk en/of Schiedam en/of Zoetermeer en/of Leeuwarden en/of Tilburg en/of Ridderkerk en/of Burgh-Haamstede en/of Emmeloord en/of Haren en/of Bergen op Zoom en/of Bennebroek en/of Stadskanaal en/of Beek en/of Uden en/of Nieuw-Vennep en/of Breda en/of Melick en/of Heerlen en/of Vught en/of Overloon en/of Meierijstad en/of Zevenaar en/of 's-Gravenhage, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 31] en/of
- [slachtoffer 32] en/of
- [slachtoffer 33] en/of [slachtoffer 34] en/of
- [slachtoffer 19] en/of
- [slachtoffer 35] en/of
- [slachtoffer 36] en/of
- [slachtoffer 20] en/of [slachtoffer 21] en/of
- [slachtoffer 37] en/of
- [slachtoffer 38] en/of [slachtoffer 39] en/of
- [slachtoffer 40] en/of
- [slachtoffer 41] en/of
- [slachtoffer 42] en/of
- [slachtoffer 43] en/of [slachtoffer 44] en/of
- [slachtoffer 45] en/of
- [slachtoffer 46] en/of
- [slachtoffer 47] en/of
- [slachtoffer 48] en/of [slachtoffer 49] en/of
- [slachtoffer 50] en/of
- [slachtoffer 51] en/of
- [slachtoffer 52] en/of
- [slachtoffer 53] en/of [slachtoffer 54] en/of
- [slachtoffer 22] en/of [slachtoffer 23] en/of
- [slachtoffer 24] en/of
- [slachtoffer 25] en/of
- [slachtoffer 26] en/of
- [slachtoffer 27] en/of
- [slachtoffer 20] ,
en/of
- [slachtoffer 28] en/of
- [slachtoffer 23] en/of
- [slachtoffer 29]
en/of
- [slachtoffer 30] en/of
- [slachtoffer 55]
(telkens) heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten (telkens) de afgifte van een of meer geldbedrag(en), door met bovenstaand omschreven oogmerk – zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk
en in strijd met de waarheid
- een bedrijf, te weten [bedrijf A] ., in te schrijven bij de KvK en/of
- een professionele website en/of briefpapier en/of een vast telefoonnummer
behorend bij voornoemd bedrijf te (laten) maken en/of
- geen normale bedrijfsvoering voor een bouw- en/of renovatiebedrijf te voeren
en/of
- diensten van voornoemd bedrijf aan te bieden via websites zoals werkspot.nl en/of homedeal.nl en/of
- onder de (valse) namen, te weten [valse naam 4] en/of [valse naam 5] en/of [valse naam 2] , contact te onderhouden met slachtoffer(s) en/of op locatie bij de woning(en) van voornoemde slachtoffer(s) te verschijnen en/of
- offertes op te stellen voor voornoemde slachtoffer(s) en/of
- ( op die offerte) voornoemde slachtoffer(s) voordeel te bieden indien zij het
volledige bedrag van de offerte in één keer zouden voldoen en/of (vervolgens) een factuur met het aangepaste bedrag te versturen ten gevolge waarvan voornoemde personen zijn overgegaan tot afgifte van een of meer geldbedrag(en) en/of
- met voornoemde slachtoffer(s) een afspraak voor de aanvang van de
werkzaamheden af te spreken die gelegen is in de toekomst en/of
- op de afgesproken datum de afgesproken werkzaamheden/diensten niet te verrichten.

Voetnoten

1.In het overzicht zijn niet opgenomen de benadeelde partijen [slachtoffer 56] en [slachtoffer 57] . De rechtbank zal dit onder de beoordeling van 9.4 toelichten.
2.In het overzicht zijn niet opgenomen de benadeelde partijen [slachtoffer 34] , [slachtoffer 21] en [slachtoffer 44] . De rechtbank zal dit onder de beoordeling van 10.4 toelichten.