Op 4 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Participatiewet, welke door het college op 20 augustus 2024 was afgewezen. Na een bezwaarprocedure bleef het college bij de afwijzing. Eiseres diende op 21 december 2024 een nieuwe aanvraag in, die op 14 februari 2025 werd toegewezen, met een ingangsdatum van 16 september 2024. Dit besluit hield een maatregel in van 100% verlaging voor één maand, omdat eiseres een waardevolle auto had weggegeven, wat leidde tot een eerdere aanvraag voor bijstand.
De rechtbank oordeelde dat de aanvraag waarmee deze procedure was gestart, gericht was op bijstand in aansluiting op de WW-uitkering, wat met het toekenningsbesluit van 14 februari 2025 was bereikt. Eiseres had geen procesbelang meer, omdat zij met de beroepsprocedure geen ander of beter resultaat kon behalen. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat betekende dat de zaak niet inhoudelijk werd beoordeeld. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de mondelinge uitspraak.