ECLI:NL:RBROT:2025:7960

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
4 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
AWB - 25 _ 638
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

Op 4 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Participatiewet, welke door het college op 20 augustus 2024 was afgewezen. Na een bezwaarprocedure bleef het college bij de afwijzing. Eiseres diende op 21 december 2024 een nieuwe aanvraag in, die op 14 februari 2025 werd toegewezen, met een ingangsdatum van 16 september 2024. Dit besluit hield een maatregel in van 100% verlaging voor één maand, omdat eiseres een waardevolle auto had weggegeven, wat leidde tot een eerdere aanvraag voor bijstand.

De rechtbank oordeelde dat de aanvraag waarmee deze procedure was gestart, gericht was op bijstand in aansluiting op de WW-uitkering, wat met het toekenningsbesluit van 14 februari 2025 was bereikt. Eiseres had geen procesbelang meer, omdat zij met de beroepsprocedure geen ander of beter resultaat kon behalen. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, wat betekende dat de zaak niet inhoudelijk werd beoordeeld. Eiseres kreeg geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. Partijen werden gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de mondelinge uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/638

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

4 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.B. Jobse),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, het college

(gemachtigde: mr. S. Duinhouwer).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.
Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Motivering

1. Eiseres heeft een aanvraag ingediend om een uitkering op grond van de Participatiewet (Pw). Het college heeft deze aanvraag met een besluit van 20 augustus 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 6 december 2024 op het bezwaar van eiseres is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.1.
Op 21 december 2024 heeft eiseres opnieuw een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend. Met een besluit van 14 februari 2025 is de aanvraag toegewezen. De ingangsdatum is 16 september 2024, omdat eiseres vanaf die datum geen WW-uitkering meer ontvangt. Verder is met het toekenningsbesluit een maatregel inhoudende een verlaging van 100% voor de duur van één maand opgelegd. Reden voor deze maatregel is dat eiseres de waardevolle auto met het kenteken [kenteken] heeft weggegeven. Hierdoor heeft zij eerder een beroep moeten doen op bijstand. Tegen het toekenningsbesluit van 14 februari 2025 heeft eiseres geen bezwaar gemaakt, waardoor dat in rechte vast staat en van de juistheid daarvan moet worden uitgegaan.
1.2.
De aanvraag waarmee deze procedure is begonnen was er ook op gericht om bijstand in aansluiting op de WW-uitkering te krijgen. Met het besluit van 14 februari 2025 heeft eiseres dat resultaat alsnog bereikt. Eiseres kan met deze beroepsprocedure geen ander of beter resultaat bereiken. Voorts kan ook in de (eventuele) vergoeding van de kosten in bezwaar geen procesbelang zijn gelegen. [1]
2. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Ook krijgt eiseres geen vergoeding van haar proceskosten.
3. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Dit proces-verbaal is vastgesteld door mr. A.C. Rop, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met de uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 april 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:635.