ECLI:NL:RBROT:2025:8000
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van een Ziektewetuitkering na een eerstejaars ziektewetbeoordeling en afwijzing van verzoekers WIA-aanvraag
Op 8 juli 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de beëindiging van een Ziektewetuitkering van verzoeker, die zijn uitkering ontving na een eerstejaars ziektewetbeoordeling. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen de stopzetting van zijn ZW-uitkering, die per 20 januari 2025 was beëindigd door het UWV, en tegen de afwijzing van zijn WIA-aanvraag, omdat hij niet 104 weken recht had gehad op een ZW-uitkering. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een spoedeisend belang. Verzoeker stelde dat hij in financiële nood verkeerde, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om deze noodsituatie aan te tonen. De voorzieningenrechter wees erop dat verzoeker een pensioenuitkering ontving die hoger was dan het bijstandsniveau en dat hij geen nadere medische stukken had overgelegd die de beslissing van het UWV konden ondermijnen. De hoorzitting was vervroegd naar 7 juli 2025, waarna snel een beslissing op bezwaar zou volgen. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen en dat de bestreden besluiten niet evident onrechtmatig waren.