Op 20 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die de belangen van [voornaam minderjarige] behartigt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] momenteel in een pleeggezin verblijft en dat deze situatie bevorderlijk is voor zijn ontwikkeling. Tijdens de zitting waren de advocaten van de ouders aanwezig, maar de ouders zelf zijn niet verschenen. De kinderrechter heeft de ouders wel correct opgeroepen.
De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder eerdere beschikkingen en rapportages van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] een belast verleden heeft en dat hij in een veilige en stabiele omgeving moet blijven om zijn ontwikkeling te waarborgen. De kinderrechter heeft de pleegmoeder en de GI geprezen voor hun inzet en betrokkenheid bij [voornaam minderjarige].
Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen, met ingang van 20 juni 2025 tot 8 december 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belang van [voornaam minderjarige] voorop staat en dat de betrokkenen zich inzetten voor zijn welzijn.