ECLI:NL:RBROT:2025:8251

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
9 juli 2025
Zaaknummer
C/10/689756 / JE RK 24-2509
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een pleegzorgvoorziening

Op 20 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De zaak betreft een verzoek van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, die de belangen van [voornaam minderjarige] behartigt. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] momenteel in een pleeggezin verblijft en dat deze situatie bevorderlijk is voor zijn ontwikkeling. Tijdens de zitting waren de advocaten van de ouders aanwezig, maar de ouders zelf zijn niet verschenen. De kinderrechter heeft de ouders wel correct opgeroepen.

De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder eerdere beschikkingen en rapportages van de GI. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] een belast verleden heeft en dat hij in een veilige en stabiele omgeving moet blijven om zijn ontwikkeling te waarborgen. De kinderrechter heeft de pleegmoeder en de GI geprezen voor hun inzet en betrokkenheid bij [voornaam minderjarige].

Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen, met ingang van 20 juni 2025 tot 8 december 2025. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct van kracht is, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belang van [voornaam minderjarige] voorop staat en dat de betrokkenen zich inzetten voor zijn welzijn.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/689756 / JE RK 24-2509
Datum uitspraak: 20 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] ,
advocaat: mr. W.A. Berghuis, kantoorhoudende te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat: mr. J. van der Stel, kantoorhoudende te Schiedam.
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam pleegmoeder],
hierna te noemen: de pleegmoeder, wonende te [woonplaats 2] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
  • de beschikking van 5 maart 2025, en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • een briefrapportage met bijlagen van de GI van 20 mei 2025, binnengekomen bij de rechtbank op 23 mei 2025;
  • een briefrapportage met bijlagen van de GI van 3 juni 2025, binnengekomen bij de rechtbank op 5 juni 2025.
1.2.
Op 20 juni 2025 heeft de kinderrechter de zitting met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
  • de advocaat van [voornaam minderjarige] ;
  • de advocaat van de vader;
- de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [persoon A] .
De vader en de moeder zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de moeder wel juist zijn opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [voornaam minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 13 november 2025 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 8 december 2025.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 maart 2025 een machtiging verleend [voornaam minderjarige] uit huis te plaatsen een gesloten accommodatie voor jeugdhulp tot 21 juni 2025. De beslissing is voor het overig verzochte aangehouden.

3.Het aangehouden en gewijzigde verzoek

3.1.
De GI verzoekt een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 8 december 2025. Nu dient een beslissing te worden genomen op het resterende deel van het verzoek.
3.1.
De GI heeft bij briefrapportage van 3 juni 2025 het verzoek gewijzigd in die zin dat wordt verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlenen tot 8 december 2025 en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter zitting heeft de GI het gewijzigde verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Momenteel verblijft [voornaam minderjarige] bij de pleegmoeder en hier ontwikkelt [voornaam minderjarige] zich goed. Kortgeleden heeft er helaas wel een incident plaatsgevonden bij een begeleid omgangsmoment tussen [voornaam minderjarige] en de vader. [voornaam minderjarige] had daar last van. Inmiddels zijn er afspraken gemaakt over de communicatie, die nu via de GI verloopt. Verder zijn de praktische zaken bijna geregeld voor de pleegmoeder.

4.De standpunten

4.1.
Namens de moeder heeft haar advocaat ter zitting ingestemd met het gewijzigde verzoek. De moeder hoopt wel dat [voornaam minderjarige] ooit nog terugkomt bij de moeder en hoopt dat er wordt gekeken door de GI of een terugplaatsing op termijn mogelijk is.
4.2.
Namens de vader heeft zijn advocaat ter zitting het volgende meegedeeld. De vader refereert zich aan het oordeel van de rechtbank. Hij wil graag dat het goed gaat met [voornaam minderjarige] .
4.3.
Namens [voornaam minderjarige] is ter zitting het volgende naar voren gebracht. [voornaam minderjarige] kan instemmen met het gewijzigde verzoek van de GI. Hij heeft het goed bij [naam pleegmoeder] en hij is blij met zijn activiteiten.

5.De informant

5.1.
De pleegmoeder heeft ter zitting het volgende meegedeeld. De pleegmoeder is blij met het gewijzigde verzoek van de GI. Het gaat naar omstandigheden goed met [voornaam minderjarige] en hij presteert naar verwachting, daar is zij trots op. Zo gaat hij naar Bernerboefjes en volgt hij therapie. Inmiddels is het CCE-onderzoek afgerond. Het is fijn dat er goed wordt samengewerkt, dat is in ieders belang maar zeker dat van [voornaam minderjarige] .

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de zitting is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding. [1]
6.2.
[voornaam minderjarige] heeft een belast verleden, waarbij hij op verschillende plekken heeft gewoond. Door trauma’s uit het verleden heeft [voornaam minderjarige] moeite om zijn emoties te reguleren, waardoor hij is geplaatst bij Horizon Bergse Bos. [voornaam minderjarige] heeft hier een positieve ontwikkeling doorgemaakt, waarbij hij zich aan de regels hield en hij het naar omstandigheden naar zijn zin had. Omdat [voornaam minderjarige] zich goed ontwikkelde op de gesloten groep, zijn de bezoekmomenten met de pleegmoeder verder uitgebreid. Na een terugval is toch weer doorgepakt en bleken de steeds verder uitgebreide bezoeken bij de pleegmoeder positief te verlopen, waardoor [voornaam minderjarige] nu in feite “gewoon” bij de pleegmoeder woont. [voornaam minderjarige] ontwikkelt zich goed bij de pleegmoeder en is gebaat bij de rustige en stabiele opvoedomgeving die zij hem biedt. Naast deze thuissituatie gaat [voornaam minderjarige] naar Horses & Co waar hij het naar zijn zin heeft en naar Bernerboefjes. Bij Bernerboefjes is hij nog niet zo heel lang maar hij geniet als dierenvriend zeer van alles dat hem daar wordt geboden. Verder gaat [voornaam minderjarige] naar kickboksen en volgt hij (trauma)therapie.
6.3.
Het is van belang dat [voornaam minderjarige] bij de pleegmoeder blijft, omdat hij daar aan zijn ontwikkelingstaken toekomt en zich fijn voelt. De komende periode is het van belang dat de resultaten van het CCE-onderzoek worden gedeeld en er wordt meegekeken bij de Bernerboefjes, zodat de begeleiding van Bernerboefjes de goede handvatten krijgt om [voornaam minderjarige] beter te leren begrijpen. Verder is het van belang dat de financiën (zoals kilometervergoeding en het taxivervoer) worden geregeld voor de pleegmoeder. In haar eerdere uitspraak over [voornaam minderjarige] heeft de kinderrechter al nadrukkelijk aandacht gevraagd voor het feit dat pleegmoeder [naam pleegmoeder] zich ten volle heeft ingezet en dat nog steeds doet voor [voornaam minderjarige] . Het mag niet zo zijn dat zij daarbij ook nog allerlei financiële kwesties dient te regelen. De kinderrechter is dan ook blij ter zitting te hebben vernomen dat de GI dit heeft opgepakt.
6.4.
De kinderrechter is het met de GI, de moeder, de vader en de pleegmoeder eens dat de feitelijke situatie van [voornaam minderjarige] in overeenstemming moet worden gebracht met de juridische situatie. Gelet op al het bovenstaande is de kinderrechter van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg bij pleegmoeder [naam pleegmoeder] moet worden verleend met ingang van 20 juni 2025 tot 8 december 2025.
6.5.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.
6.6.
Ten overvloede overweegt de kinderrechter dat zij bijzonder veel respect heeft voor de inzet van de pleegmoeder die zich al lange tijd het belang van [voornaam minderjarige] aantrekt en er voor hem is zodat hij kan toekomen aan zijn ontwikkeling. Het zijn mensen zoals zij die het kiezen voor het belang van het kind werkelijk invulling geven. Ook heeft de kinderrechter de betrokken medewerker van de GI ter zitting gecomplimenteerd voor haar inzet en vasthoudendheid, soms tegen de bureaucratische klippen op, om uiteindelijk tot het huidige resultaat voor [voornaam minderjarige] te komen. Aan [voornaam minderjarige] heeft de kinderrechter meegegeven dat hij het verdient om een fijn en mooi leven tegemoet te gaan! De kinderrechter gunt dat hem van harte. Met bovenstaande betrokken mensen maar ook de ouders die het [voornaam minderjarige] gunnen het goed te hebben en al langer betrokken advocaten die eveneens het belang van [voornaam minderjarige] voorop stelden is naar het oordeel van de kinderrechter zonneklaar dat artikel 3 van het Verdrag inzake de rechten van het kind werkelijk is nageleefd.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 20 juni 2025 tot 8 december 2025;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 juni 2025 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 1 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek.