ECLI:NL:RBROT:2025:8280

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
C/10/698857 / JE RK 25-880
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling van minderjarigen in een jeugdzorgzaak

Op 26 juni 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er nog steeds zorgen zijn over de ontwikkeling van beide minderjarigen, met name over het schoolverzuim van [voornaam minderjarige 1]. De moeder en de (stief)vader zijn betrokken bij de procedure en hebben geen verzet aangetekend tegen het verzoek van de GI om de ondertoezichtstelling te verlengen. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 29 juni 2026 en die van [voornaam minderjarige 1] tot 29 december 2025. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De kinderrechter heeft de GI verzocht om een rapportage over de actuele stand van zaken rond [voornaam minderjarige 1] voor de pro forma zitting op 1 november 2025. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 7 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/698857 / JE RK 25-880
Datum uitspraak: 26 juni 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige 1],
geboren op [geboortedatum 1] 2009 in [geboorteplaats 1] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats 2] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats] ,
[naam vader],
hierna te noemen de (stief)vader of als het [voornaam minderjarige 2] alleen aangaat: de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 30 april 2025, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 26 juni 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder;
  • de (stief)vader;
- een vertegenwoordiger van de GI, te weten [persoon A] .
1.3.
De kinderrechter heeft [voornaam minderjarige 1] naar haar mening gevraagd. [voornaam minderjarige 1] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat wat [voornaam minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
2.2.
De vader is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 2] .
2.3.
[voornaam minderjarige 1] woont bij de moeder. [voornaam minderjarige 2] woont de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 20 december 2024 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 29 juni 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht.
Er zijn nog altijd zorgen over het schoolverzuim van [voornaam minderjarige 1] . De school heeft dit onlangs opnieuw aangegeven bij de jeugdbeschermer. Verder is [voornaam minderjarige 1] alleen gelaten door de moede toen de moeder voor familiebezoek naar Kenia is gereisd. Er zijn vervolgens veiligheidsafspraken gemaakt en [voornaam minderjarige 1] kon bij haar (stief)vader verblijven totdat de moeder terugkwam in Nederland.
De afgelopen periode is het de ouders van [voornaam minderjarige 2] niet (geheel) gelukt om een ouderschapsplan voor [voornaam minderjarige 2] op te stellen. De ouders waren het niet eens met elkaar. Zo had de advocaat van de moeder voorgesteld dat [voornaam minderjarige 2] alleen in het weekend naar de vader zou gaan, maar hier ging de vader niet mee akkoord. De advocaat van de moeder is niet meer betrokken, maar de vader heeft wel een advocaat in de armen genomen. Inmiddels woont [voornaam minderjarige 2] de ene week bij de moeder en de andere week bij de vader en dit lijkt goed te gaan. Het liefst zou [voornaam minderjarige 2] bij beide ouders tegelijk willen zijn. De afgelopen periode is [voornaam minderjarige 2] naar een kinderpsycholoog geweest en dit is positief afgerond.
Verder is er de afgelopen periode opvoedondersteuning van Focus op Zorg betrokken geweest en zij zijn nog steeds betrokken. Dit verloopt positief en kan doorlopen als de GI niet meer betrokken is. De GI wil namelijk als het ouderschapsplan definitief is vastgelegd, de ondertoezichtstelling afsluiten.

4.De standpunten

4.1.
De moeder heeft zich ter zitting niet verzet tegen het verzoek van de GI. Het klopt deels dat [voornaam minderjarige 1] alleen is gelaten door de moeder. De moeder is naar Kenia gegaan, maar zij heeft ervoor gezorgd dat er dagelijks iemand bij [voornaam minderjarige 1] langskwam om eten te maken en voor haar te zorgen. De moeder is tevreden met de opvoedondersteuning van Focus op Zorg. Er is nu wel overeenstemming over een ouderschapsplan voor [voornaam minderjarige 2] , maar dat is nog niet door iedereen ondertekend en bekrachtigd door de rechtbank.
4.2.
De vader heeft ter zitting het volgende meegedeeld. De vader heeft zich niet verzet tegen het verzoek van de GI. De vader heeft een bewogen jaar achter de rug, omdat hij te kampen heeft gehad met een burn-out. Verder is de samenwerking tussen de vader en Enver moeizaam verlopen en hier is de vader niet tevreden over. Sinds twee maanden ziet de vader [voornaam minderjarige 2] elke week en dit gaat goed. De vader had echter gehoopt dat naar [voornaam minderjarige 2] ’s mening zou worden gevraagd, zodat zij kan delen hoe zij denkt over de nieuwe zorgregeling.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] nog altijd ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. Zo is er bij [voornaam minderjarige 1] opnieuw sprake van schoolverzuim. De school heeft daarom contact gezocht met de jeugdbeschermer. [voornaam minderjarige 1] doet weliswaar of er niets aan de hand is, maar kennelijk heeft zij hierin nog begeleiding nodig. Zowel de moeder als [voornaam minderjarige 1] dienen dat in te zien. Ten aanzien van [voornaam minderjarige 2] geldt dat het ouderschapsplan moet worden afgerond en nagekomen, zodat voor [voornaam minderjarige 2] duidelijkheid komt. Verder is opvoedondersteuning van Focus op Zorg gestart, deze dient de komende periode voortgezet te worden.
5.3.
Hoewel de ouders bereid zijn, zijn de ouders op dit moment nog onvoldoende in staat om de ernstig bedreigde ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] zelfstandig weg te nemen. De betrokkenheid van de jeugdbeschermer is daarom noodzakelijk. De komende periode is het van belang dat [voornaam minderjarige 1] schoolverzuim vermindert en is het belangrijk dat opvoedondersteuning doorloopt. Daarnaast is het van belang dat de ouders het ouderschapsplan vaststellen en naleven, in het belang van [voornaam minderjarige 2] en henzelf.
5.4.
Gelet op al het bovenstaande verlengt de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] voor de duur van een jaar, te weten tot 29 juni 2026, zodat de GI het daadwerkelijk naleven van het vast te stellen ouderschapsplan kan begeleiden en waar nodig hulp kan bieden. De kinderrechter ziet aanleiding om de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] te verlengen voor een kortere duur dan is verzocht. Daarom verlengt de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] voor de duur van zes maanden, te weten tot 29 december 2025, en houdt de beslissing voor het overig verzochte aan.
5.5.
De GI wordt verzocht om twee weken vóór de hierna vermelde zittingsdatum een briefrapportage (met afschrift aan de moeder en de vader) te overleggen over de dan actuele stand van zaken rond [voornaam minderjarige 1] en aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.
5.6.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 2] tot 29 juni 2026;
6.2.
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] tot 29 december 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
en alvorens verder te beslissen:
6.4.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden tot
1 november 2025 pro forma;
6.5.
bepaalt dat de GI, de moeder en de vader op de genoemde pro formadatum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.6.
verzoekt de GI uiterlijk op de genoemde datum de rechtbank de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2025 door mr. A.M.I. van der Does, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 7 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.