ECLI:NL:RBROT:2025:8316

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
10/131675-24
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens overtreding van de Wegenverkeerswet met dodelijk ongeval als gevolg

Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 15 april 2024 betrokken was bij een dodelijk verkeersongeval op de Rijksweg A15 te Gorinchem. De verdachte, een vrachtwagenchauffeur, reed met een snelheid van ongeveer 84 km/u, terwijl de ter plaatse geldende maximumsnelheid 50 km/u was. Door zijn onvoorzichtige rijgedrag botste hij achterop een stilstaande personenauto, waardoor de bestuurder van die auto, [slachtoffer], om het leven kwam. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend had gereden, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een taakstraf op van 240 uren, waarvan 120 uren voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De vorderingen van de benadeelde partijen werden niet-ontvankelijk verklaard wegens het ontbreken van een rechtsgrond. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van het ongeval op de nabestaanden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/131675-24
Datum uitspraak: 9 juli 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedatum] 1981,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] , [plaats] ( [land] ),
raadsvrouw mr. L.D. Lubrano, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 25 juni 2025.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M.P.H. van Drunen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • ten aanzien van feit 1: veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uur en als bijkomende straf een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met aftrek overeenkomstig artikel 179, zesde lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
  • ten aanzien van feit 2: toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

4.Bewezenverklaring zonder nadere motivering feit 2

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.

5.Bewijswaardering feit 1

5.1.
Standpunt verdediging
Schuld in de zin van artikel 6 WVW kan niet worden bewezen. Er is geen sprake van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid of onoplettendheid. Niet gezegd kan worden dat het rijgedrag van de verdachte aanzienlijk achterbleef op hetgeen van de gemiddelde weggebruiker te verwachten was. De verdachte is zorgvuldig omgegaan met de toegestane rijtijden. Hij heeft niet op zijn telefoon gezeten en van middelengebruik is geen sprake. Het verkeer reed kort vóór het begin van de file nog met aanzienlijke snelheid en de abrupte file was niet voorzienbaar. Weggebruikers passen hun snelheid bij actieve matrixborden doorgaans geleidelijk aan en de snelheid wordt vaak afgestemd op de verkeerssituatie en het gedrag van andere weggebruikers. Het is onredelijk om van de verdachte te verwachten dat hij zijn snelheid 200 meter van de plaats van het ongeval tot 50 km per uur had moeten terugbrengen. Voor zover de snelheidsovertreding het voornaamste verwijt is dat de verdachte wordt gemaakt, is sprake geweest van een kort moment van onoplettendheid. De verdachte reed mee in het verkeer om zich heen en heeft een kortstondig moment niet opgelet.
5.2.
Beoordeling
De verdachte is op 15 april 2024 als bestuurder van een vrachtwagen betrokken geraakt bij een verkeersongeval op de Rijksweg A15 ter hoogte van Gorinchem. De verdachte is achterop een personenauto (Renault) gereden waardoor deze werd opgeduwd tegen een andere vrachtwagen (Volvo) die (al 22 seconden) stilstond vóór de Renault. Bij dit verkeersongeval is de bestuurder van de Renault ( [slachtoffer] ) om het leven gekomen.
Om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit te komen, moet de verdachte schuld hebben in de zin van artikel 6 WVW. Of dat het geval is, hangt af van het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Dat sprake is van schuld kan niet zonder meer uit de ernst van de gevolgen van een ongeval worden afgeleid. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (tenminste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Uit het dossier blijkt dat ongeveer twee kilometer vóór de plaats van het ongeval op de matrixborden met knipperende en oranje lampen werd aangegeven dat een snelheidslimiet van 70 km per uur gold. In de opvolgende 1500 meter stonden om de 500 meter nóg drie matrixborden die dit tijdelijk verlaagde snelheidsmaximum herhaalden. Op 200 meter vóór de plaats van het ongeval werd de op dat moment geldende snelheidslimiet verder verlaagd naar 50 km per uur. De verdachte reed tot twee seconden voor de botsing met een vrij constante snelheid van tussen de 82 en 85 km per uur. De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de matrixborden wel heeft gezien, maar zijn snelheid daar niet op heeft aangepast. Van een enkel moment van onoplettendheid was dan ook geen sprake. De rechtbank stelt vast dat de verdachte bewust met een veel hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan heeft gereden, daarbij niet goed heeft opgelet en het voor hem stilstaande verkeer te laat heeft opgemerkt.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat de file niet voorzienbaar was. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat matrixborden weggebruikers waarschuwen voor een file verderop en om die reden aangepaste maximumsnelheden tonen. In zo’n geval is strikte naleving van de maximumsnelheid en extra oplettendheid essentieel. Dit geldt temeer voor bestuurders van een vrachtwagen omdat die vanwege het gewicht een aanzienlijk langere remweg hebben dan personenauto’s.
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden en dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW.
5.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
5.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 15 april 2024 te Gorinchem, als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig enonoplettend te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A15, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl hij, verdachte, een file naderde en meerdere portalen met matrixborden waarop een maximumsnelheid van 70 en 50 km/u was aangegeven was gepasseerd,
- met een snelheid van ongeveer 84 km/u, in ieder geval met een hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, heeft gereden en is blijven rijden en- (aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en- (vervolgens) tegen
eenRenault is aangebotst of is aangereden, waardoor die Renault werd opgeduwd tegen
devóór die Renault stilstaande vrachtwagen, waardoor een ander, [slachtoffer] (bestuurder Renault), is overleden;
2
hij op 15 april 2024 te Gorinchem, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen), daarmee rijdende op de voor het verkeer openstaande weg, de Rijksweg A15, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl hij, verdachte, een file naderde en meerdere portalen met matrixborden waarop een maximumsnelheid van 70 en 50 km/u was aangegeven was gepasseerd,
- met een snelheid van ongeveer 84 km/u, in ieder geval met een hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, heeft gereden en is blijven rijden en
- ( aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en- (vervolgens) tegen
eenRenault is aangebotst of is aangereden, waardoor die Renault werd opgeduwd tegen door vóór die Renault stilstaande vrachtwagen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze cursief in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
eendaadse samenloop van
1
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood
en

2.

overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straffen

De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 15 april 2024 een dodelijk verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft zich niet gehouden aan de ter plaatse geldende aangepaste maximumsnelheid en de voor hem ontstane file niet tijdig opgemerkt, waardoor hij in botsing kwam met de voor hem rijdende personenauto. De bestuurder van deze auto is ten gevolge van het verkeersongeval overleden. Hierdoor is een leven verloren gegaan en diep en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden van het slachtoffer.
De rechtbank houdt rekening met het feit dat de verdachte samen met zijn vrouw is overgekomen uit Roemenië om de zitting te kunnen bijwonen, hetgeen blijk geeft van de door hem gevoelde verantwoordelijkheid. De verdachte heeft op zitting spijt betuigd over zijn handelen wat op de rechtbank oprecht is overgekomen. De nabestaanden van het slachtoffer waren eveneens ter zitting aanwezig, waar zij niet alleen hun verdriet voelbaar hebben gemaakt, maar ook de rechtbank hebben verzocht om een menselijke straf. Ook hiermee heeft de rechtbank rekening gehouden.
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 april 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten in Nederland.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank ook gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Op basis hiervan wordt in de regel voor het veroorzaken van een dodelijk verkeersongeval waarbij sprake is van aanmerkelijke schuld een taakstraf opgelegd voor de duur van 240 uren en een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van een jaar.
Gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank aanleiding om de taakstraf en de rijontzegging deels voorwaardelijk op te leggen. Het onvoorwaardelijk deel van de rijontzegging is gelijk aan de tijd dat de verdachte zijn rijbewijs al ingevorderd en ingehouden is geweest. De verdachte wordt hiermee in de gelegenheid gesteld om zijn baan als vrachtwagenchauffeur te kunnen behouden.

9.Vorderingen benadeelde partijen

[benadeelde 1]
De wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [benadeelde 1] , [slachtoffer] , heeft zich namens hem als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 30.000,= aan immateriële schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze.
[benadeelde 2]
De wettelijk vertegenwoordiger van de minderjarige [benadeelde 2] , [slachtoffer] , heeft zich namens haar als benadeelde partij in het geding gevoegd ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 30.000,= aan immateriële schade wegens aantasting in de persoon op andere wijze.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en toepassing te geven aan de schadevergoedingsmaatregel. De nadelige gevolgen liggen zo voor de hand dat aantasting in de persoon op andere wijze ook zonder concrete onderbouwing kan worden aangenomen.
9.2.
Standpunt verdediging
Dat sprake is van ‘aantasting in de persoon’ door het overlijden van de moeder van de benadeelde partijen wordt niet betwist, maar er had een onderbouwing moeten worden gegeven van de concrete nadelige gevolgen voor de benadeelde partijen. De benadeelde partijen dienen daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in hun vorderingen. Voor het aannemen van een aantasting in de persoon zonder nadere onderbouwing is pas plaats indien de aard en ernst van de normschending zodanig zijn dat de nadelige gevolgen evident zijn. Subsidiair wordt verzocht om de gevorderde bedragen te matigen tot hoogstens
€ 10.000,=.
9.3.
Beoordeling
In het onderhavige geval is sprake van een tragische gebeurtenis die de kinderen van het slachtoffer ernstig hebben getroffen. De toewijzing van een vordering tot vergoeding van immateriële schade kan slechts in (zeer) beperkte mate hun leed verzachten, maar kan wel in zekere mate een erkenning van het ondervonden leed betekenen. Deze erkenning kan echter niet de grond voor toewijzing zijn. Daartoe dient een rechtsgrond te worden aangewezen die leidt tot aansprakelijkheid voor de gevorderde schade (HR 28 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:958).
De vraag is dus of het handelen in strijd met de artikelen 5 en 6 WVW een onrechtmatige daad jegens de kinderen oplevert. Daarvan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake. De artikelen 5 en 6 WVW strekken ter bescherming van de verkeersveiligheid. De normschendingen waar het hier over gaat leveren een onrechtmatig handelen op jegens [slachtoffer] , als verkeersdeelnemer, maar niet per definitie tegen de kinderen als nabestaanden. De feiten en omstandigheden die zijn aangevoerd ter onderbouwing van de gestelde onrechtmatige daad zien op de grondslag voor immateriële schade zoals bedoeld in artikel 6:106 BW. Pas nadat een rechtsgrond voor aansprakelijkheid voor de schade is vastgesteld, komt de vraag aan de orde of er grond is voor vergoeding van de immateriële schade zoals bedoeld in artikel 6:106 BW. Nu die rechtsgrond ontbreekt kunnen de benadeelde partijen niet in hun vorderingen worden ontvangen.
De vorderingen kunnen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partijen niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen, worden zij veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
9.4.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoedingen geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 6, 175, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte,
groot 120 (honderdtwintig) uren, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
bepaalt dat van deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen een gedeelte,
groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechtbank later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 1 jaar;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. de Lange, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en J.C. Oord, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.D. Schmahl, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te onderteken.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 15 april 2024 te Gorinchem, althans in Nederland, als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door met dat motorrijtuig roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Rijksweg A15, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl hij, verdachte, een stilstaande, althans langzaam rijdende, file naderde en/of (inmiddels) een of meerdere portalen met matrixborden waarop een maximumsnelheid van 70 en/of 50 km/u was aangegeven was gepasseerd,
- met een snelheid van ongeveer 84 km/u, in ieder geval met een hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, heeft gereden en/of is blijven rijden en/of
- ( aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een voor hem rijdend motorrijtuig (personenauto, merk Renault) (inmiddels) stilstond en/of
- ( vervolgens) tegen die Renault is aangebotst of is aangereden, waardoor die Renault werd opgeduwd tegen door vóór die Renault stilstaande vrachtwagen, waardoor een ander, [slachtoffer] (bestuurder Renault), is overleden;
2
hij op 15 april 2024 te Gorinchem, althans in Nederland, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (vrachtwagen), daarmee rijdende op de voor het verkeer openstaande weg, de Rijksweg A15, zich zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt en/of het verkeer op die weg/wegen werd gehinderd, althans kon worden gehinderd, welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar, terwijl hij, verdachte, een stilstaande, althans langzaam rijdende, file naderde en/of (inmiddels) een of meerdere portalen met matrixborden waarop een maximumsnelheid van 70 en/of 50 km/u was aangegeven was gepasseerd,
- met een snelheid van ongeveer 84 km/u, in ieder geval met een hogere snelheid dan ter plaatse was toegestaan, heeft gereden en/of is blijven rijden en/of
- ( aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij, verdachte, in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- niet (tijdig) heeft opgemerkt dat een voor hem rijdend motorrijtuig (personenauto, merk Renault) (inmiddels) stilstond en/of
- ( vervolgens) tegen die Renault is aangebotst of is aangereden, waardoor die Renault werd opgeduwd tegen door vóór die Renault stilstaande vrachtwagen.