ECLI:NL:RBROT:2025:8340

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juni 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
11645970 VV EXPL 25-204
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in kort geding over non-conformiteit van een tweedehands auto

In deze zaak heeft eiseres een kort geding aangespannen tegen gedaagde, waarbij zij stelt dat zij een tweedehands auto heeft gekocht die non-conform is. Eiseres heeft de koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en vordert terugbetaling van het aankoopbedrag, alsook herstel van gebreken. Gedaagde betwist de vorderingen en stelt dat de auto bij aflevering geen gebreken vertoonde. De kantonrechter heeft op 25 juni 2025 geoordeeld dat voor de beoordeling van de zaak nader onderzoek door een deskundige noodzakelijk is, wat niet mogelijk is in een kort geding. Daarom zijn de vorderingen van eiseres afgewezen. Eiseres moet de proceskosten betalen, omdat zij ongelijk heeft gekregen. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van gedaagde begroot op € 50,00.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11645970 VV EXPL 25-204
datum uitspraak: 25 juni 2025
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: [plaats 1] ,
eiseres,
die zelf procedeert,
tegen
[gedaagde],
vestigingsplaats: [plaats 2] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de dagvaarding van 16 april 2025, met bijlagen en de aanvullende bijlagen 24 t/m 26 van [eiseres] .
1.2.
Op 11 juni 2025 is de zaak tijdens een zitting met partijen besproken. Daarbij waren aanwezig [eiseres] bijgestaan door haar zus mevrouw [persoon A] en de heer [persoon B] namens [gedaagde] .

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[eiseres] heeft een tweedehands auto gekocht van [gedaagde] . Volgens [eiseres] is de auto non-conform omdat deze al kort na de aankoop diverse gebreken vertoonde, waarna [gedaagde] haar verplichting om de gebreken binnen een redelijke termijn te herstellen niet is nagekomen. [eiseres] heeft uiteindelijk per e-mail aan [gedaagde] te kennen gegeven dat zij zich genoodzaakt ziet de koopovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden, waarbij zij [gedaagde] onder meer heeft verzocht het aankoopbedrag van de auto aan haar terug te betalen.
In deze procedure vordert [eiseres] primair dat [gedaagde] veroordeeld wordt tot betaling van
€ 31.095,11 (de aankoopsom), vermeerderd met rente, onderzoekskosten en de kosten voor schorsing van het kenteken. Ook eist zij dat [gedaagde] veroordeeld wordt tot het overschrijven van het kenteken van de auto. Voor het geval de koopovereenkomst niet rechtsgeldig buitengerechtelijk is ontbonden eist [eiseres] subsidiair dat [gedaagde] wordt veroordeeld om aan [dealer] , dan wel een andere erkende Volvo-dealer, dan wel aan een ander RDW-erkend bedrijf de opdracht te geven de gebreken te herstellen en de auto weer in deugdelijke staat af te geven aan [eiseres] , op straffe van een dwangsom.
Zij eist ook, zowel primair als subsidiair, dat [gedaagde] veroordeeld wordt tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten.
[gedaagde] is het niet eens met de vorderingen van [eiseres] . [gedaagde] stelt dat de auto voorafgaand aan de verkoop is gecontroleerd door de vaste garage waarmee [gedaagde] altijd werkt. De auto vertoonde bij aflevering geen gebreken, aldus [gedaagde] .
Wat is er gebeurd?
2.2.
[eiseres] heeft op 21 juni 2024 een tweedehands auto van het merk Volvo model XC90 (hierna: de auto) van [gedaagde] gekocht. Partijen zijn het niet eens over de exacte koopprijs. [eiseres] stelt dat de koopprijs € 30.850,00 bedroeg. [gedaagde] stelt dat de koopprijs
€ 30.000,00 bedroeg. [eiseres] heeft bij het kopen van de Volvo een auto van het merk Audi ingeruild. Volgens [eiseres] was de waarde van de Audi € 16.800,00. Volgens [gedaagde] was de waarde van de Audi € 15.950,00.
2.3.
Op 21 juni 2024 werd de auto aan [eiseres] geleverd. Voorafgaand aan de levering was op advies van [gedaagde] groot onderhoud verricht aan de auto door [autogarage] , een autogarage in Sneek waar [gedaagde] mee samenwerkt. [eiseres] heeft een bedrag van € 475,00 betaald voor dit groot onderhoud.
2.4.
Op 31 juli 2024 ging voor het eerst het motormanagementlampje branden in de auto. De Volvo-dealer, waar [eiseres] naartoe is gereden met de auto, heeft deze storing de eerste keer kunnen wissen, maar deze storing kwam terug. Volgens [eiseres] constateerde ze op die dag ook dat de achterklep niet meer werkte, gaven de autosleutels storing en bleek de hybridemotor “op” te zijn. In november 2024 bleek dat er sprake was van waterlekkage in de auto (water druppelde op het hoofd van [eiseres] ) en werkte de airco van de auto niet meer. [eiseres] vermoedt dat dit laatste door de lekkage werd veroorzaakt. Volgens [eiseres] volgden daarna meerdere storingen. Op 10 december 2024 begon de auto te claxonneren bij het openen van het portier.
2.5.
[dealer] , de Volvo-dealer waar [eiseres] de auto vervolgens naartoe bracht, stelde op
12 december 2024 als diagnose dat het dakframe (panoramadak) verteerd en kapot was, waardoor lekkage in de auto was ontstaan, als gevolg waarvan alle elektronica was aangetast. De auto bleef bij voornoemde Volvo-dealer staan en [eiseres] stelde [gedaagde] per brief in de gelegenheid de gebreken in de auto binnen een redelijke termijn te herstellen.
2.6.
Uiteindelijk is de auto op 21 januari 2025 namens [gedaagde] opgehaald bij [dealer] en naar [gedaagde] getransporteerd. Volgens de medewerker van [autogarage] die de auto ophaalde stond de auto open en bloot en deels gedemonteerd bij [dealer] , waardoor onder meer de accu’s waren leeggelopen. De medewerker van [autogarage] moest eerst aan de auto sleutelen om de auto weer rijdend te kunnen krijgen, en er is geconstateerd dat de VCM-module kapot was gegaan. [gedaagde] stelt dat de auto schade heeft opgelopen door de wijze waarop [dealer] de auto heeft gestald.
2.7.
In haar e-mail van 24 februari 2025 heeft [eiseres] aan [gedaagde] geschreven de koopovereenkomst met betrekking tot de auto buitengerechtelijk te ontbinden waarbij zij [gedaagde] heeft verzocht het aankoopbedrag van € 30.850,00 binnen veertien dagen aan haar over te maken en mee te werken aan het overschrijven van het kenteken van de auto.
[gedaagde] vindt dat [eiseres] niet het recht had om de koopovereenkomst te ontbinden en heeft niet voldaan aan deze verzoeken van [eiseres] .
2.8.
[autogarage] heeft na het transport in opdracht van [gedaagde] de auto onderzocht. [gedaagde] stelt dat volgens [autogarage] de waterlekkage niet het gevolg is van een defect aan het panoramadak. De werkelijke oorzaak van de lekkage in de auto is volgens [autogarage] een scheur in het paravaan en bijtsporen aan kabelbomen onder het paravaan, aldus [gedaagde] .
2.9.
Partijen hebben sinds augustus 2024 contact met elkaar gehad naar aanleiding van de meldingen van [eiseres] over de problemen met de auto. Op enig moment heeft [gedaagde] voorgesteld dat [eiseres] de auto naar [plaats 2] zou brengen voor een oplossing. Als tweede optie stelde hij voor dat ze de auto naar een garage bij haar in de buurt zou brengen voor een diagnose. Volgens [eiseres] was het rijden in de auto toen al onveilig gebleken en koos ze er daarom voor om op zoek te gaan naar een Volvo-dealer die dichterbij gevestigd was ( [dealer] ).
Juridisch kader kort geding
2.10.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat de eisende partij heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor de gedaagde als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
De uitkomst
2.11.
De vorderingen van [eiseres] worden afgewezen omdat deze niet toewijsbaar zijn in het kader van dit kort geding. De reden daarvoor is dat voor de beoordeling van de zaak nader onderzoek door een deskundige en/of bewijslevering noodzakelijk wordt geacht, terwijl een kort geding zich daarvoor niet leent. De kantonrechter licht hieronder toe hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Non-conformiteit?
2.12.
In de wet staat dat de afgeleverde zaak aan de koopovereenkomst moet beantwoorden (artikel 7:17 lid 1 BW). Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst, als zij, mede gelet op de aard van de zaak en de mededelingen die de verkoper over de zaak heeft gedaan, niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de koopovereenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet behoefde te betwijfelen, alsmede de eigenschappen die nodig zijn voor een bijzonder gebruik dat bij de overeenkomst is voorzien (artikel 7:17 lid 2 BW).
2.13.
Tussen partijen is niet in geschil dat op een gegeven moment normaal gebruik van de auto niet meer mogelijk was als gevolg van problemen met de elektronica van de auto die op hun beurt verband houden met een lekkage. Ook is tussen partijen niet in geschil dat [eiseres] er op basis van de koopovereenkomst in redelijkheid van mocht uitgaan dat zij ‘een waterdichte auto’ kocht. [gedaagde] stelt immers niet dat de lekkage in de auto en de mogelijke oorzaak daarvan geen gebreken opleveren, maar hij stelt zich op het standpunt dat de auto bij de verkoop en aflevering daarvan nog geen gebreken vertoonde. In een dergelijke situatie geldt dat er een wettelijk bewijsvermoeden is dat de consument, in dit geval [eiseres] , tegemoet komt. Bij een consumentenkoop, waarvan in deze zaak sprake is (artikel 7:5 BW), geldt namelijk dat vermoed wordt dat de zaak bij aflevering niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, indien de afwijking van hetgeen is overeengekomen zich binnen één jaar na aflevering openbaart, tenzij de verkoper anders aantoont (artikel 7:18a lid 2 BW). Feit is dat de gebreken zich binnen één jaar na de koop van de auto hebben geopenbaard. Daarmee is het aan [gedaagde] om te bewijzen dat de oorzaak van de lekkage op het moment van aflevering nog niet bestond. Niet gezegd kan worden dat [gedaagde] onvoldoende heeft gesteld om tot bewijslevering toegelaten te worden. In dit kader merkt de kantonrechter op dat zij zich kan voorstellen dat een onderzoek door een onafhankelijke deskundige uitsluitsel zou kunnen bieden.
2.14.
In dit kort geding, dat zich naar zijn aard niet leent voor nadere instructies, is echter geen ruimte voor een bewijsopdracht aan [gedaagde] of eventueel het bevelen van een deskundigenonderzoek. Daarmee kan in deze zaak nu niet beoordeeld worden of [gedaagde] aan [eiseres] een non-conforme auto heeft geleverd.
Dit brengt mee dat niet gezegd kan worden dat het dermate aannemelijk is dat de primaire of subsidiaire hoofdvorderingen van [eiseres] worden toegewezen in een bodemprocedure, dat vooruitlopend daarop de vorderingen in dit kort geding toewijsbaar zijn. De nevenvordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten deelt in het lot van afwijzing.
[eiseres] moet de proceskosten betalen
2.15.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres] , omdat zij ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [eiseres] aan [gedaagde] moet betalen op € 50,- aan onkosten (artikel 238 lid 1 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen af;
3.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde] worden begroot op € 50,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.W.M. Laurijssens en in het openbaar uitgesproken.
757