ECLI:NL:RBROT:2025:8343

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
10 juli 2025
Zaaknummer
ROT 24/8213
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing herhaalde aanvraag Wajong-uitkering door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een herhaalde aanvraag voor een Wajong-uitkering door eiseres. Eiseres had eerder aanvragen ingediend die door het UWV waren afgewezen, en zij heeft in beroep gesteld dat het UWV ten onrechte had geconcludeerd dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die aanleiding gaven om terug te komen op de eerdere besluiten. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de aanvraag op juiste gronden heeft afgewezen, omdat de door eiseres ingediende nieuwe informatie betrekking had op haar huidige gezondheidstoestand en niet op de voor de Wajong relevante periode. De rechtbank heeft geoordeeld dat het UWV zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gebleken die de afwijzing van de herhaalde aanvraag zouden rechtvaardigen. Eiseres heeft geen aanleiding gevonden om te concluderen dat het bestreden besluit evident onredelijk is. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en de kosten niet vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/8213

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2025 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. A.L. Kuit),
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, UWV,

(gemachtigde: mr. T. Rook).

Samenvatting

Herhaalde aanvraag Wet Wajong. Het UWV heeft met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb het verzoek om herziening terecht afgewezen. De door eiseres in beroep overgelegde stukken worden buiten beschouwing gelaten.

Procesverloop

Met het besluit van 24 januari 2024 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wet Wajong) afgewezen.
Met het besluit van 23 juli 2024 (het bestreden besluit) op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Eiseres heeft op 23 mei en 28 mei 2025 aanvullende gronden en medische stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 12 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, haar partner [persoon A] , haar Wmo-zorgverlener [persoon B] ,
de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV.

Totstandkoming van het besluit

1. Eiseres, geboren op [geboortedatum] 1992, heeft tweemaal eerder een beoordeling arbeidsvermogen aangevraagd. Met het besluit van 25 juni 2018 heeft het UWV de aanvraag om een Wajong-uitkering geweigerd, omdat eiseres niet aan de voorwaarden voor deze uitkering voldoet. Met de beslissing op bezwaar van 18 april 2019 is haar beroep ongegrond verklaard. Met het besluit van 21 juni 2022 heeft het UWV de aanvraag van eiseres om een Wajong-uitkering geweigerd, omdat er geen nieuwe informatie is verstrekt die maakt dat een andere beslissing moet worden genomen. Met de beslissing op bezwaar van
17 november 2022 is het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk verklaard, omdat het bezwaar te laat was ingediend en eiseres niet tijdig vermeld heeft waarom zij bezwaar heeft gemaakt. Eiseres heeft tegen deze besluiten geen beroep ingesteld, zodat deze in rechte vaststaan.
2. Eiseres heeft op 24 oktober 2023 nogmaals een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend. Naar aanleiding hiervan heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. De verzekeringsarts komt in zijn rapport tot de conclusie dat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden. Eiseres heeft weliswaar nieuwe informatie ingediend, maar deze informatie ziet op haar gezondheidstoestand van voor de Wajong relevante periode. Omdat eiseres in 2018 wel over arbeidsvermogen beschikte, kan een latere ziekte, ongeacht de ernst daarvan, niet leiden tot het alsnog toekennen van een Wajong-uitkering. Het UWV heeft vervolgens het primaire besluit genomen en geweigerd terug te komen van de besluiten van 25 juni 2018 en 21 juni 2022.
3. Met het bestreden besluit heeft het UWV zijn standpunt gehandhaafd en hieraan het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag gelegd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep komt tot de conclusie dat er geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die ten tijde van de vorige beoordelingen de voor de Wajong relevante periode niet bekend waren, of dat men die niet kon weten.

Standpunt eiseres

4. Eiseres voert in beroep aan dat ten onrechte is geconcludeerd dat op medische gronden sprake was van arbeidsvermogen op haar achttiende dan wel drieëntwintigste verjaardag. De in bezwaar overgelegde informatie is weliswaar nieuw, maar hieruit blijkt dat zij reeds in de voor de Wajong verzekerde periode geen arbeidsvermogen had. Eiseres heeft in beroep de brief van GZ-psycholoog [naam psycholoog] van 8 maart 2025 ingediend, waaruit blijkt dat haar symptomen samenhangen met een autismespectrumstoornis, waaruit genoegzaam blijkt dat zij in de Wajong relevante periode geen arbeidsvermogen had.

Beoordeling door de rechtbank

5. De aanvraag van eiseres is een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6 van de Awb. In verschillende uitspraken heeft de Centrale Raad van Beroep (de Raad) uitgemaakt hoe het bestuursorgaan, specifiek in arbeidsongeschiktheidszaken een herhaalde aanvraag moet beoordelen en hoe de rechtbank vervolgens een besluit over een herhaalde aanvraag behoort te toetsen. [1]
5.1.
Als iemand na een eerdere (gedeeltelijke) afwijzing opnieuw een aanvraag voor een arbeidsongeschiktheidsuitkering doet, moet het bestuursorgaan beoordelen welke bedoeling de aanvrager heeft met de aanvraag. Met een aanvraag kan worden beoogd dat (met ingang van de datum waarop dat besluit zag) wordt teruggekomen van het eerdere besluit (artikel 4:6 van de Awb, herziening voor het verleden), dat een zogeheten “Amber”-beoordeling wordt verricht of dat om herziening wordt verzocht voor de toekomst (duuraanspraak). Het onderscheid in wat de aanvrager heeft beoogd, is van belang voor de beoordeling van de aanvraag door het bestuursorgaan en de toetsing van de beslissing op die aanvraag door de bestuursrechter.
5.2.
Bij een aanvraag die ziet op een herziening voor het verleden, kan het UWV beoordelen of er nieuwe feiten of veranderde omstandigheden zijn die aanleiding geven om terug te komen van dat eerdere besluit. Het UWV kan op grond van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb ervoor kiezen om het verzoek af te wijzen onder verwijzing naar zijn eerdere afwijzende besluit, als die nieuwe feiten of veranderde omstandigheden er volgens hem niet zijn. Het UWV mag de aanvraag ook inhoudelijk behandelen en daarbij het oorspronkelijke besluit in volle omvang heroverwegen, ook als de aanvrager daaraan geen nieuw gebleken of veranderde omstandigheden ten grondslag heeft gelegd. Voor het toetsingskader van de rechtbank is van belang welke keuze het UWV maakt.
5.3.
Het UWV heeft er in dit geval voor gekozen het verzoek van eiseres om herziening voor het verleden af te wijzen onder verwijzing naar zijn eerdere besluiten, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gebleken voor de Wajong relevante periode. Dit betekent dat de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden moet toetsen of het UWV zich terecht, zorgvuldig voorbereid en deugdelijk gemotiveerd, op het standpunt heeft gesteld dat er geen nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden zijn.
5.4.
Onder nieuw gebleken feiten en veranderde omstandigheden worden verstaan feiten of omstandigheden die ná het eerdere besluit zijn voorgevallen, dan wel feiten of omstandigheden die weliswaar vóór het eerdere besluit zijn voorgevallen, maar die niet vóór dat besluit konden worden aangevoerd. Als het bestreden besluit die toets doorstaat, kan de rechtbank niettemin aan de hand van de aangevoerde gronden tot het oordeel komen dat het besluit op de herhaalde aanvraag of het verzoek om terug te komen van een besluit evident onredelijk is. [2]
6. Op 28 mei 2025, en dus tijdens de beroepsprocedure, heeft eiseres aanvullende stukken overgelegd. Deze stukken omvatten een rapport van GZ-psycholoog [naam psycholoog] van
8 maart 2025, waarin de diagnose autismespectrumstoornis wordt gesteld, een verslag van de Wmo-zorgverlener van eiseres en de ervaringen van haar partner. Eiseres stelt zich op het standpunt dat uit deze stukken, en met name uit het nieuwe feit van de gestelde diagnose, voortvloeit dat een andere duiding kan en moet worden gegeven aan de klachten en beperkingen die zij tijdens de voor de Wajong relevante periode (en ver daarvoor) al ondervond. Ter zitting is dit standpunt onderschreven door de Wmo-zorgverlener van eiseres. Ook is op de zitting aangegeven dat er nog meer stukken beschikbaar zijn die kunnen worden overgelegd.
6.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad kan met gegevens die pas in de fase van beroep naar voren worden gebracht geen rekening worden gehouden bij de rechterlijke toetsing van met toepassing van artikel 4:6 Awb genomen besluiten. [3] Dit betekent dat de door eiseres in beroep overgelegde stukken in beginsel buiten beschouwing worden gelaten.
Ter zitting is echter besproken of – vanuit het oogpunt van proceseconomie – de nadere stukken die zijn ingediend op 28 mei 2025 en de ter zitting aangekondigde overige nadere stukken in deze beroepsprocedure betrokken kunnen worden. Eiseres heeft aangegeven dat wenselijk te vinden. Het UWV heeft aangegeven bereid te zijn dit te overwegen, maar heeft er tevens op gewezen dat bij het betrekken van de in beroep ingediende stukken er geen herbeoordeling plaats zal vinden door een primaire verzekeringsarts en in deze fase enkel de verzekeringsarts bezwaar en beroep deze stukken kan beoordelen.
Hoewel de wens van eiseres om binnen de onderhavige procedure op korte termijn duidelijkheid te verkrijgen invoelbaar is, is de rechtbank van oordeel dat het indienen van een nieuw herzieningsverzoek de aangewezen weg is om tot een zorgvuldige beoordeling te komen van de nadere stukken en van de vraag of deze kwalificeren als nieuwe feiten of veranderde omstandigheden die zien op de gezondheidstoestand van eiseres in de voor de Wajong relevante periode. De rechtbank betrekt de stukken daarom niet in het onderhavige beroep.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV zich terecht op het standpunt gesteld dat geen nieuwe feiten of omstandigheden zijn gebleken ten tijde van de besluitvorming. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport afdoende gemotiveerd dat de in bezwaar overgelegde informatie betrekking heeft op de huidige medische situatie van eiseres, welke ver na de achttiende en drieëntwintigste verjaardag ligt en er zodoende geen sprake is van nieuwe medische feiten met betrekking tot de voor de Wajong relevante periode. Er is op basis van die informatie op dit moment weliswaar sprake van een verslechterde gezondheidssituatie, zoals ook in het rapporten van de verzekeringsartsen (bezwaar en beroep) genoemd maar dit valt buiten de voor eiseres verzekerde periode en binnen die verzekerde periode is er geen moment aan te wijzen waarop de sinds haar jeugd bestaande klachten zijn verergerd. Om die reden is geen sprake van een Amber-situatie. Het UWV heeft met toepassing van artikel 4:6, tweede lid, van de Awb het verzoek om herziening terecht afgewezen.
8. Gelet op het voorgaande heeft het UWV het verzoek van eiseres om terug te komen van het besluit van 25 juni 2018 en 21 juni 2022 mogen afwijzen. In wat eiseres aanvoert, ziet de rechtbank geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit op dit punt evident onredelijk is. Ten overvloede wijst de rechtbank nogmaals op hetgeen hiervoor onder 6.1. is overwogen over het doen van een nieuwe aanvraag met indiening van de nieuwe stukken.

Conclusie en gevolgen

9. Het voorgaande betekent dat het UWV op goede gronden heeft vastgesteld dat er geen sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden. Daarom heeft het UWV terecht de herhaalde aanvraag van eiseres van een Wajong-uitkering afgewezen.
10. Het beroep is ongegrond. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van de proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.M. Goossens, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. Damen, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 11 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Dat volgt uit onder meer de uitspraak van de Raad van 14 januari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:1.
2.Zie de uitspraak van de Raad van 8 oktober 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2421.
3.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 9 november 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:2113.