In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente Maassluis en een gedaagde die een bedrijfsruimte huurt. De Gemeente Maassluis vorderde ontruiming van de bedrijfsruimte, omdat zij stelde dat de gedaagde tekort was geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst en een eerder gesloten vaststellingsovereenkomst. De Gemeente stelde dat er sprake was van spoedeisend belang, omdat de gedaagde de bedrijfsruimte niet volgens de afspraken gebruikte en dat dit risico op herhaling met zich meebracht. De gedaagde betwistte de tekortkomingen en stelde dat de Gemeente geen spoedeisend belang had bij de ontruiming.
De kantonrechter heeft de vordering tot ontruiming afgewezen. De rechter oordeelde dat de Gemeente niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat er sprake was van spoedeisend belang. De gestelde tekortkomingen waren niet zodanig dat onmiddellijke ontruiming gerechtvaardigd was. De kantonrechter concludeerde dat de Gemeente de uitkomst van een gewone procedure kon afwachten en dat er geen gegronde vrees was voor herhaling van de tekortkomingen. De Gemeente werd veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die op € 949,00 werden begroot. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.