ECLI:NL:RBROT:2025:8380

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
24-10202
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep inzake niet tijdig beslissen op een verzoek om een plan van aanpak voor zelfstandig ondernemerschap

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiser, die stelt dat het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam niet tijdig heeft beslist op zijn verzoek van 1 september 2024. Dit verzoek was gericht aan het Regionaal Bureau Zelfstandigen (RBZ) en had betrekking op een plan van aanpak voor zijn ontwikkeling als zelfstandig ondernemer op de vrije culturele handelsmarkt. De rechtbank heeft besloten om partijen niet uit te nodigen voor een zitting, omdat dit volgens artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet nodig was in deze zaak.

De rechtbank constateert dat de e-mail van 1 november 2024, waarin de gemeente aan eiser meedeelt dat er geen aanvraag kan worden ingediend voor het gevraagde plan van aanpak, geen besluit is in de zin van de Awb. De rechtbank oordeelt dat het verzoek van eiser niet kan worden aangemerkt als een aanvraag volgens artikel 1:3, derde lid, van de Awb, omdat het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004 niet voorziet in de bevoegdheid om het gevraagde plan toe te kennen. Eiser had de mogelijkheid om een nieuwe aanvraag voor een Bbz-uitkering Levensonderhoud in te dienen, maar zijn verzoek werd niet als een aanvraag beschouwd.

Aangezien er geen aanvraag was ingediend, was het college niet verplicht om een besluit te nemen, en kon eiser het college niet in gebreke stellen. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk is. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, en is openbaar uitgesproken op 16 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/10202

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser], uit Rotterdam, eiser

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rotterdam

gemachtigde: [naam].

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn verzoek van 1 september 2024 gericht aan het Regionaal Bureau Zelfstandigen (het RBZ), om ‘een plan van aanpak (inclusief een ondersteuningsplan) zodat hij verder kan werken aan zijn ontwikkeling als zelfstandig ondernemer op de vrije culturele handelsmarkt’ (het verzoek).
2. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in deze zaak niet nodig is.

Beoordeling door de rechtbank

3. Bij e-mail van 1 november 2024 (de e-mail) heeft een medewerker van de Afdeling F RBZ van de gemeente Rotterdam eiser geantwoord op het verzoek, waarbij is vermeld dat voor het gevraagde plan van aanpak geen aanvraag kan worden ingediend en dat eiser een nieuwe aanvraag voor een Bbz-uitkering Levensonderhoud kan indienen.
4. Naar het oordeel van de rechtbank is het verzoek inderdaad niet aan te merken als een aanvraag in de zin van artikel 1:3, derde lid, van de Awb, omdat het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 niet voorziet in de bevoegdheid die toe te kennen en er geen aanknopingspunten waren om het verzoek in een andere context te beoordelen.
De e-mail in reactie op het verzoek van eiser betreft een feitelijke mededeling en is geen besluit in de zin van het eerste lid van vermeld artikel.
5. Nu geen aanvraag voorlag, was verweerder niet gehouden een besluit te nemen en kon eiser verweerder niet, zoals hij heeft gedaan, in gebreke stellen. Eiser kon dan ook op grond van artikel 6:12, tweede en derde lid, van de Awb geen beroep instellen wegens het niet tijdig beslissen op een aanvraag. Daaruit volgt dat zijn beroep kennelijk niet-ontvankelijk is.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van C.E. Delvaux, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 16 juli 2025.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.