ECLI:NL:RBROT:2025:8396

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 juli 2025
Publicatiedatum
13 juli 2025
Zaaknummer
11464320 CV EXPL 24-32793
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand en overlast

In deze zaak vordert Woningbouwvereniging Poortugaal ontbinding van de huurovereenkomst met gedaagde, die al langere tijd de huur niet op tijd betaalt en zich niet aan gemaakte afspraken houdt. Gedaagde veroorzaakt overlast, verwaarloost de woning en runt zonder toestemming een bedrijf vanuit huis. De kantonrechter heeft op 18 juli 2025 uitspraak gedaan en de vorderingen van Poortugaal toegewezen, met uitzondering van de gevorderde rente, die werd afgewezen wegens een oneerlijke bepaling in de huurvoorwaarden. Gedaagde wordt veroordeeld tot betaling van € 3.413,04 aan huurachterstand en moet de woning binnen veertien dagen ontruimen. De kantonrechter oordeelt dat er geen realistisch toekomstperspectief is voor gedaagde om zijn betalingsverplichtingen na te komen, ondanks zijn persoonlijke omstandigheden. De proceskosten komen voor rekening van gedaagde, die grotendeels ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11464320 CV EXPL 24-32793
datum uitspraak: 18 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Woningbouwvereniging Poortugaal,
vestigingsplaats: Poortugaal,
eiseres,
gemachtigde: mr. Y.F. Rijswijk,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Poortugaal,
gedaagde,
gemachtigden: mr. Q.F.B.W. Kendall en mr. D.H.A. Delger.
De partijen worden hierna ‘Poortugaal’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 17 december 2024, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de akte houdende vermeerdering van eis, met bijlagen;
  • de brief van Poortugaal van 12 juni 2025, met een bijlage.
1.2.
Op 19 juni 2025 is de zaak tijdens een zitting besproken. Daarbij waren aanwezig [persoon A] namens Poortugaal met de gemachtigde en [gedaagde] met zijn gemachtigden.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurt sinds 4 juni 2014 van Poortugaal de woning aan de [adres] in Poortugaal (hierna: de woning). De huur is nu € 568,84 per maand. Volgens Poortugaal komt [gedaagde] al jaren zijn verplichtingen niet na. Ondanks een laatste kans in november 2023 met een gedragsaanwijzing betaalt hij de huur niet of te laat, veroorzaakt hij overlast, verwaarloost hij de tuin, werkt hij niet mee aan begeleiding en noodzakelijk onderhoud en exploiteert hij zonder toestemming een bedrijf vanuit de woning. Om deze redenen heeft Poortugaal bij dagvaarding ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning geëist. Vervolgens heeft zij haar eis vermeerderd omdat er na de dagvaarding een huurachterstand is ontstaan. Zij vordert nu ook dat [gedaagde] de huurachterstand van € 3.413,04 (december 2024 t/m mei 2025) en de lopende huur betaalt met rente.
2.2.
[gedaagde] is het niet eens met de eis. Hij betwist te zijn tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen en de gemaakte afspraken. Hij voert aan dat de betalingsproblemen het gevolg waren van problemen met de bank die inmiddels zijn opgelost. Zijn verzoek om de incasso van de huurbetalingen te vervroegen heeft Poortugaal afgewezen en dit heeft opnieuw tot financiële problemen geleid. Volgens [gedaagde] heeft hij geen overlast veroorzaakt en is het tuinonderhoud inmiddels hersteld.
2.3.
De kantonrechter komt tot het oordeel dat de eis wordt toegewezen, behalve de rente. Dit betekent dat [gedaagde] de huurachterstand moet betalen en de woning moet verlaten. Hierna wordt uitgelegd waarop deze beslissing is gebaseerd.
Huurachterstand
2.4.
[gedaagde] wordt veroordeeld om € 3.413,04 aan Poortugaal te betalen. Partijen zijn het er over eens dat dit de huurachterstand tot en met mei 2025 is.
Ontbinding huurovereenkomst
2.5.
Vaststaat dat [gedaagde] sinds december 2024 geen huur meer heeft betaald. De huurachterstand bedraagt inmiddels zes maanden. In beginsel is een huurachterstand van drie maanden al voldoende ernstig om de huurovereenkomst te kunnen ontbinden (artikel 6:265 van het Burgerlijk Wetboek (BW)), maar de kantonrechter moet rekening houden met alle omstandigheden. [gedaagde] heeft op de zitting toegelicht dat hij geen inkomen heeft en afhankelijk is van toeslagen. Zijn onderneming levert onvoldoende op om van rond te komen. Weliswaar heeft hij gezegd dat hij de huur over juli 2025 kan betalen met kinderbijslag en geleend geld, maar dit biedt geen perspectief op structurele betaling van de lopende huur, laat staan op het inlopen van de bestaande achterstand. Verder is van belang dat [gedaagde] in het verleden ook een huurachterstand heeft laten ontstaan die toen door de gemeente Albrandswaard is afbetaald. Een en ander wijst op een terugkerend patroon waarin [gedaagde] moeite heeft zijn betalingsverplichtingen structureel na te komen.
2.6.
Gelet op dat wat op de zitting is besproken, wordt vastgesteld dat er in de afgelopen zeven maanden geen enkel concreet initiatief is genomen om de huurachterstand en de betalingsproblemen op te lossen. Er is geen beschermingsbewind aangevraagd en ook is er geen contact opgenomen met Poortugaal over het niet kunnen betalen van de huur. Schuldhulpverlening is wel overwogen, maar niet in gang gezet.
2.7.
Ondanks waarschuwingen en geboden kansen is er geen zicht op verbetering. Alleen al de hoogte van de huurachterstand rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst. Daar komt bij dat er geen realistisch toekomstperspectief is op structurele betaling van de lopende huurtermijnen of het aflossen van de achterstand. De door [gedaagde] genoemde persoonlijke en financiële omstandigheden leiden niet tot een ander oordeel. Hoe moeilijk die omstandigheden voor hem ook zijn, deze wegen niet op tegen het belang van Poortugaal bij een einde van de huurovereenkomst. Dat [gedaagde] in de woning verblijft met een minderjarig kind maakt dat niet anders. Niet is gebleken dat bij ontruiming voor zijn kind een (acute) noodsituatie zal ontstaan. Het is [gedaagde] zelf die de primaire verantwoordelijkheid voor het welzijn van zijn kind draagt en bovendien heeft hij voldoende gelegenheid en tijd gekregen om een oplossing te vinden voor zijn betalingsproblemen. Tegen deze achtergrond wordt geoordeeld dat niet is gebleken dat de belangen van het kind zich verzetten tegen een ontbinding van de huurovereenkomst. Die vordering wordt dan ook toegewezen.
Ontruiming en gebruiksvergoeding
2.8.
Omdat de huurovereenkomst is ontbonden, moet [gedaagde] de woning met al zijn spullen verlaten. Dat moet binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis. Tot en met de dag van de ontruiming moet [gedaagde] een gebruiksvergoeding van € 568,84 per maand betalen (artikel 7:225 BW). Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels (artikel 7:248 BW) als voor het verhogen van de huur.
Ambtshalve toetsing: geen rente
2.9.
De kantonrechter wijst de rente af. In artikel 15 van de algemene voorwaarden van Poortugaal staat hierover namelijk een oneerlijke bepaling. Omdat die bepaling oneerlijk is, mag Poortugaal daar geen beroep op doen en kan zij ook geen aanspraak maken op de rente uit de wet. De bepaling is oneerlijk, omdat daarin staat dat [gedaagde] een boete moet betalen als hij niet aan de verplichtingen uit de algemene voorwaarden voldoet. Daaronder valt ook het op tijd betalen van de huur. Op grond van de wet zou [gedaagde] als hij te laat betaalt alleen de wettelijke rente moeten betalen. Poortugaal wijkt met de boete dus in het nadeel van een consument af van de wet door daarnaast een boete op te leggen. Dat maakt deze bepaling hier oneerlijk.
2.10.
De kantonrechter heeft ook onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn in de huurvoorwaarden, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst. Ook is onderzocht of een deel van de eis moet worden afgewezen omdat [gedaagde] onvoldoende of onjuiste informatie heeft gekregen. Dat is niet het geval.
Proceskosten
2.11.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat hij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv)). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan Poortugaal moet betalen op € 136,72 aan dagvaardingskosten, € 135,- aan griffierecht, € 408,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 204,-) en € 102,- aan nakosten. Dat is in totaal € 781,72. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend. De wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen.
Uitvoerbaar bij voorraad
2.12.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat Poortugaal dat eist en [gedaagde] daar geen bezwaar tegen heeft gemaakt (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Poortugaal te betalen € 3.413,04 aan huurachterstand tot en met mei 2025;
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na de datum van dit vonnis de woning aan de [adres] in Poortugaal (het dorp) te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Poortugaal te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde] om vanaf juni 2025 tot en met de dag waarop de ontruiming plaatsvindt aan Poortugaal te betalen € 568,84 per maand met de verhoging die is toegestaan;
3.4.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van Poortugaal worden begroot op € 781,72 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag dat volledig is betaald;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst af het anders of meer gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.F. Milders en in het openbaar uitgesproken.
53954