ECLI:NL:RBROT:2025:8680

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
16 juli 2025
Zaaknummer
FT RK 25-144
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) van een schuldenaar met problematische schuldensituatie en hardheidsclausule

In deze zaak heeft de heer [verzoeker] een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) vanwege een problematische schuldensituatie. De rechtbank Rotterdam heeft op 19 juni 2025 uitspraak gedaan en het verzoek toegewezen. De heer [verzoeker] verkeerde in een situatie waarin hij zijn schulden niet meer kon voldoen, mede door een drugsverslaving die hij inmiddels onder controle heeft. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heer [verzoeker] te goeder trouw was bij het ontstaan van zijn schulden, ondanks dat er een openstaande vordering was bij [schuldeiser]. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de heer [verzoeker] zijn omstandigheden onder controle heeft gekregen, wat aanleiding gaf om de hardheidsclausule toe te passen. Hierdoor werd hij toegelaten tot de WSNP zonder eerdere ingangsdatum. De rechtbank heeft ook de verplichtingen uiteengezet waaraan de heer [verzoeker] zich moet houden tijdens de WSNP, waaronder de informatieverplichting en de inspanningsverplichting. De rechtbank heeft de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vastgesteld op 19 juni 2025, met een looptijd van 18 maanden. De bewindvoerder en de rechter-commissaris zijn benoemd om toezicht te houden op de naleving van de verplichtingen. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
[insolventienummer]
vonnis van:
19 juni 2025
op het verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres] ,
[postcode] [plaats] .
Waar deze zaak over gaat
De heer [verzoeker] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer [verzoeker] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
De heer [verzoeker] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 12 juni 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- de heer [verzoeker] ,
- mevrouw [persoon A] , schuldhulpverlener,
- de heer N. S. Daniel en mevrouw S. Koornstra, beschermingsbewindvoerders.
1.3.
Ter zitting zijn namens de heer [verzoeker] aanvullende stukken overgelegd.
1.4.
De rechtbank heeft, namens de heer [verzoeker] , op 16 juni 2025 aanvullende stukken ontvangen.
1.5.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling van het verzoek

De toelating

2.1.
De heer [verzoeker] kan worden toegelaten tot de WSNP als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat de heer [verzoeker] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2.
De heer [verzoeker] wordt toegelaten tot de WSNP.
Goede-trouw-toets
2.3.
De goede trouw is een gedragsmaatstaf waaraan de heer [verzoeker] dient te voldoen. Bij de beoordeling daarvan kan de rechter rekening houden met alle omstandigheden, zoals de aard en de omvang van de vorderingen, het tijdstip waarop de schulden zijn ontstaan, de mate waarin het de heer [verzoeker] kan worden verweten dat de schulden zijn ontstaan en/of onbetaald gelaten, het gedrag van de heer [verzoeker] voor wat betreft zijn inspanningen de schulden te voldoen of acties zijnerzijds om verhaal door de schuldeisers juist te frustreren en dergelijke.
2.4.
De heer [verzoeker] heeft een openstaande vordering bij [schuldeiser] , welke in behandeling is bij [incassobureau] . Deze vordering bedraagt in hoofdsom € 10.000,00. Inclusief rente bedraagt de totale vordering € 10.382,61. De vordering bestaat uit een drietal verstrekte leningen van [schuldeiser] aan de heer [verzoeker] in de periodes oktober 2023, november 2023 en december 2023. De heer [verzoeker] had geld nodig in die periode omdat hij kampte met een drugsverslaving. Deze schuld is naar zijn aard niet te goeder trouw ontstaan, althans onbetaald gelaten, en staat in beginsel aan toelating in de weg.
Hardheidsclausule
2.5.
Het verzoek kan ingevolge artikel 288, derde lid Fw, ondanks het ontbreken van goede trouw (artikel 288, eerste lid onder b) wel worden toegewezen indien voldoende aannemelijk is dat de heer [verzoeker] de omstandigheden, die bepalend zijn geweest voor het ontstaan of onbetaald laten van deze schuld onder controle heeft gekregen en een wending ten goede is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. De heer [verzoeker] wenst een oplossing voor zijn schulden. Hij is onder behandeling geweest voor zijn verslaving en heeft deze inmiddels onder controle. Hierdoor is bij de rechtbank het vertrouwen ontstaan dat de heer [verzoeker] de verplichtingen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling naar behoren na zal nakomen.
Verplichtingen
2.6.
De verplichtingen waaraan de heer [verzoeker] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.7.
Als de heer [verzoeker] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op de heer [verzoeker] kunnen verhalen.
Postblokkade
2.8.
De eerste 13 maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan de heer [verzoeker] .
Bevoegdheid
2.9.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van de heer [verzoeker] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
2.10.
Het WSNP-traject duurt in principe 18 maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de termijn eerder te laten ingaan.
2.11.
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.12.
De rechtbank kan op basis van de ingediende stukken en dat wat op de zitting is besproken niet vaststellen dat aan de vereiste verplichtingen is voldaan. De heer [verzoeker] heeft namelijk vanaf de start van het minnelijk traject (1 juli 2024) niet aantoonbaar voldaan aan de verplichtingen. Uit het dossier en het verhandelde ter zitting blijkt namelijk dat hij in de periode van 1 juli 2024 tot en met december 2024 niet fulltime heeft gewerkt. Bovendien heeft hij in die periode niet aantoonbaar (aanvullend) gesolliciteerd naar een fulltime dienstbetrekking. Daarnaast kan de rechtbank niet vaststellen dat de heer [verzoeker] zich vanaf 1 januari 2025 maximaal heeft ingepannen voor zijn schuldeisers. De heer [verzoeker] heeft weliswaar per 1 januari 2025 een fulltime dienstverband, maar uit het na de zitting ontvangen bericht van 16 juni 2025 – en de daarbij gevoegde stukken – is gebleken dat de heer [verzoeker] in deze periode maandelijks alimentatie verdisconteert in de berekening van het vrij te laten inkomen, terwijl uit het verzoekschrift volgt dat hij geen alimentatie hoeft te betalen. Ter zitting is dit daarom niet besproken. De heer [verzoeker] dient zich tijdens het voorafgaande minnelijk traject in te spannen om zijn uitgaven te beperken. In dat kader mag van hem worden verwacht dat hij zich inspant om nihilstelling aan te vragen. Niet is gebleken dat de heer [verzoeker] zich heeft ingespannen om tot nihilstelling over te gaan.
2.13.
De rechtbank komt dus tot de conclusie dat er geen eerdere ingangsdatum zal worden bepaald.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[verzoeker],
geboren op [geboortedatum] -1981 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [plaats] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema
en tot bewindvoerder N. Pavljasevic,
gevestigd te Postbus 136,
2990 AC Barendrecht;
  • stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 19 juni 2025 en de einddatum op 19 december 2026;
  • draagt de bewindvoerder op de post van de heer [verzoeker] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1
/19e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. M. Aukema, rechter, in samenwerking met mr. T.M.M. de Laat, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2025. [1]