ECLI:NL:RBROT:2025:8817

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
ROT 23/3806
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing verzoek geslachtsnaamwijziging van minderjarige zoon

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toewijzing van het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van zijn minderjarige zoon in de naam [geslachtsnaam 1]. Eiser is het niet eens met deze toewijzing en voert verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank komt tot het oordeel dat de minister het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam terecht heeft toegewezen, wat betekent dat de minderjarige de achternaam van zijn moeder krijgt en het beroep ongegrond is. De rechtbank legt uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.

De minister heeft op 20 januari 2023 het verzoek van de moeder om de geslachtsnaam van de minderjarige te wijzigen toegewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar de minister heeft dit ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank beoordeelt het besluit van de minister aan de hand van de beroepsgronden van eiser. Eiser stelt dat de wijziging niet in het belang van de minderjarige is en dat de moeder het verzoek uit rancune heeft ingediend.

De rechtbank concludeert dat de minister de belangen zorgvuldig heeft afgewogen en terecht de belangen van de minderjarige zwaarder heeft laten wegen. Eiser en de minderjarige hebben jarenlang niet in gezinsverband samengeleefd, en de minister heeft terecht opgemerkt dat de problemen tussen de ouders geen rol spelen bij de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit goed gemotiveerd is en dat de minister op goede gronden het verzoek om geslachtsnaamwijziging heeft toegewezen. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen griffierecht of proceskostenvergoeding terug.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/3806

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 mei 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats 1] , eiser

en
de minister voor Rechtsbescherming,thans
: de staatssecretaris Rechtsbescherming,(gemachtigde: mr. E. Spekreijse).
Als derde-partij en in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordiger van het minderjarig kind neemt aan de zaak deel:
[persoon A]uit [plaats 2] (de moeder).

Samenvatting

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de toewijzing van het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van zijn minderjarige zoon [minderjarige] in de naam [geslachtsnaam 1] . Eiser is het niet eens met deze toewijzing. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het besluit tot toewijzing van het verzoek tot geslachtsnaamwijziging.
2. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de minister het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam terecht heeft toegewezen. Dat betekent dat [minderjarige] de achternaam van zijn moeder krijgt en het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

3. De minister heeft met het besluit van 20 januari 2023 het verzoek om de geslachtsnaam van de minderjarige zoon van eiser te wijzigen in [geslachtsnaam 1] toegewezen. Met het bestreden besluit van 4 mei 2023 op het bezwaar van eiser heeft de minister het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en is hij bij dit besluit gebleven.
4. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
5. De rechtbank heeft het beroep op 15 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de staatssecretaris. Eiser is - zonder bericht van verhindering - niet verschenen.

Totstandkoming van het bestreden besluit

6. Uit de (inmiddels verbroken) relatie van eiser en de moeder is één kind geboren: [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2013. Eiser heeft [minderjarige] erkend. [minderjarige] heeft bij zijn geboorte de geslachtsnaam van eiser gekregen.
7. De moeder draagt het gezag over [minderjarige] . Op 5 augustus 2022 heeft de moeder een verzoek ingediend voor het wijzigen van de geslachtsnaam van [minderjarige] in [geslachtsnaam 1] .
8. Bij besluit van 20 januari 2023 heeft de minister het verzoek om de achternaam van [minderjarige] te wijzigen van ‘ [geslachtsnaam 2] ’ in ‘ [geslachtsnaam 1] ’ toegewezen, omdat aan alle voorwaarden daarvoor is voldaan. Zo is voldaan aan de voorwaarde dat [minderjarige] gedurende een aaneengesloten periode van ten minste vijf jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek door de moeder is verzorgd en opgevoed. De omstandigheid dat de vader niet met de naamswijziging instemt, is voor de minister geen reden tot afwijzing van het verzoek. Volgens de minister blijkt uit de Basisregistratie personen (hierna: brp) namelijk dat eiser in de periode voorafgaand aan de verzorgingstermijn, dus van [geboortedatum] 2013 tot 5 augustus 2017, minder dan één vierde deel met de moeder en [minderjarige] in gezinsverband heeft samengeleefd. In de belangenafweging laat de minister het belang van [minderjarige] om de geslachtsnaam te wijzigen zwaarder wegen dan het belang van eiser. Met de beslissing op bezwaar heeft de minister het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de toewijzing van het verzoek gehandhaafd.

Beoordeling door de rechtbank

9. De rechtbank beoordeelt het besluit van de minister tot toewijzing van het verzoek tot geslachtsnaamwijziging. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
Waarover gaat het in deze zaak?
10. Eiser is het niet eens met de toewijzing van het verzoek tot geslachtsnaamwijziging van zijn zoon [minderjarige] . Hij stelt dat dit verzoek door de moeder is ingediend uit rancune. Volgens eiser is de motivering van de beslissing op bezwaar voor zover het gaat om het bestaande conflict tussen ouders ook tegenstrijdig te noemen. Verder acht eiser het kwalijk dat niet is beoordeeld hoe [minderjarige] zelf tegenover de geslachtsnaamwijziging staat. Volgens eiser is de geslachtsnaamwijziging ook niet in het belang van [minderjarige] . Bij de identiteitsontwikkeling past de achternaam van eiser en de wijziging zal zorgen voor verwarring. Om zich te identificeren met het gezin van de moeder zou [minderjarige] de geslachtsnaam van stiefvader moeten aannemen, dus eiser vindt dit geen argument.
Beoordelingskader
11. Als uitgangspunt geldt dat de geslachtsnaam van een persoon op zijn verzoek of op verzoek van zijn wettelijk vertegenwoordiger kan worden gewijzigd. [1] In het Besluit geslachtsnaamwijziging is geregeld op welke gronden een dergelijk verzoek kan worden toegewezen. [2] Is een kind jonger dan twaalf jaar, dan kan het verzoek voor toewijzing in aanmerking komen, als het strekt tot wijziging van de naam in de geslachtsnaam van de ouder die het kind vijf aaneengesloten jaren heeft opgevoed en verzorgd. [3]
12. In beginsel moet het verzoek worden afgewezen als de andere ouder niet met de wijziging instemt. Als de verzoeker evenwel aantoont, dat die weigerende ouder niet met het kind heeft samengeleefd gedurende ten minste een vierde deel van de periode voorafgaand aan het genoemde tijdvak van vijf jaar, kan een afwijzing achterwege blijven. [4] In dat geval is het verantwoord om het familie- en gezinsleven van de verzoeker met het kind te laten prevaleren boven dat van de ouder die weigert in te stemmen met de verzochte
naamswijziging. [5] Dat betekent niet dat de minister zonder meer verplicht is tot toewijzing van het verzoek; de minister moet alle relevante feiten en rechtstreeks betrokken belangen betrekken, waarbij het belang van het kind zwaar weegt. [6] De omstandigheden die ertoe hebben geleid dat het kind bij de moeder woont en met de vader weinig contact heeft, kunnen niet worden meegewogen. [7]
Inhoudelijke beoordeling13. Bij de beoordeling of afwijzing van het verzoek ondanks de geweigerde instemming achterwege kon blijven, omdat eiser gedurende een vierde deel van de periode voorafgaand aan de opvoedings- en verzorgingstermijn niet met [minderjarige] heeft samengeleefd, heeft de minister uit kunnen gaan van de gegevens uit de BRP. [8] De rechtbank is met de minister van oordeel dat het eerder door eiser omschreven contact met [minderjarige] en de door hem aangeleverde foto’s geen aanleiding geven voor het oordeel dat de in de brp weergegeven gegevens onjuist zouden zijn. Ook staat vast dat de moeder in de daaropvolgende vijf jaar uitsluitend met [minderjarige] heeft samengeleefd en [minderjarige] heeft verzorgd. De minister was dus niet gehouden om het verzoek af te wijzen.
14.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister de betrokken belangen zorgvuldig heeft afgewogen en terecht een doorslaggevende betekenis heeft gegeven aan de belangen van [minderjarige] . Eiser en [minderjarige] hebben jarenlang niet in gezinsverband samengeleefd. De minister heeft het dan ook terecht van doorslaggevende betekenis kunnen achten dat [minderjarige] zich door de naamswijziging met zijn moeder en zijn halfzus zal kunnen identificeren en daarmee met het gezin waar hij dagelijks deel van uitmaakt. De minister heeft daarbij in het verweerschrift, evenals de staatssecretaris tijdens de zitting, ook toegelicht dat de problemen tussen de ouders geen rol spelen bij de beoordeling van een aanvraag om wijziging van de geslachtsnaam. Het al dan niet wijzigen van de geslachtsnaam zal immers geen wezenlijke veranderingen brengen in die conflictsituatie. De verwijzing naar het bestaande conflict was om de aanvraag in de bestaande context te plaatsen, waarbij de minister heeft willen benadrukken dat een keuze gemaakt dient te worden en dat eiser en de moeder het hier niet over eens zullen worden. Naar het oordeel van de rechtbank levert dit geen tegenstrijdige motivering van het bestreden besluit op. Ook heeft de minister afdoende toegelicht dat [minderjarige] niet wordt gehoord over de naamswijziging, omdat hij jonger dan twaalf jaar is. De minister heeft hierbij opgemerkt dat bij kinderen onder de twaalf jaar ook terughoudend wordt omgegaan met dit soort verzoeken, dit komt ook tot uitdrukking in de voorwaarde van een (onafgebroken) verzorgingstermijn van vijf in plaats van drie jaar. Daarnaast heeft de minister terecht opgemerkt dat de naamswijziging niets afdoet aan de rechten die eiser als gevolg van het vaderschap heeft en niets afdoet aan (herstel van) het contact tussen eiser en [minderjarige] . De rechtbank is dan ook van oordeel dat de minister op goede gronden het verzoek om geslachtsnaamwijziging heeft toegewezen.
15. Het voorgaande leidt tot het oordeel dat het bestreden besluit goed gemotiveerd en zorgvuldig voorbereid is en blijk geeft van een redelijke weging van belangen.

Conclusie en gevolgen

16. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat [minderjarige] de achternaam van zijn moeder krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van mr. L. Zwager, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 28 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 1:7 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
2.Artikel 1:7 lid 5 van het Burgerlijk Wetboek.
3.Artikel 3 lid 1 aanhef en onder a in samenhang met lid 3 van het Besluit geslachtsnaamwijziging.
4.Artikel 3 lid 5 onder d sub 2° van het Besluit geslachtsnaamwijziging.
5.Staatsblad 2004, 100, Nota van Toelichting bij de wijziging van het Besluit geslachtsnaamwijziging.
6.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 9 augustus 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AY5895.
7.Zie de uitspraak van de Afdeling van 12 oktober 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BT7420.
8.Zie de uitspraak van de Afdeling van 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2015.