ECLI:NL:RBROT:2025:8824

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
18 juli 2025
Zaaknummer
C/10/702719 / JE RK 25-1386
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot ondertoezichtstelling van minderjarige in het kader van jeugdbescherming

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 10 juli 2025, is het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling van een minderjarige afgewezen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er grote zorgen zijn over de thuissituatie van de minderjarige, die in 2009 is geboren. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag en de minderjarige woont bij hen. Tijdens de mondelinge behandeling op dezelfde dag waren de vader en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig, maar de moeder was niet verschenen, hoewel zij correct was opgeroepen. De Raad verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen voor een jaar, met de noodzaak van hulpverlening vanwege schoolverzuim. De kinderrechter erkende de zorgen, maar wees het verzoek af vanwege de lange wachtlijst voor jeugdbescherming, waardoor er voorlopig geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar zou zijn. De kinderrechter oordeelde dat het toewijzen van de maatregel zonder adequate uitvoering in strijd zou zijn met de bedoeling van de maatregel. De beslissing werd openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 17 juli 2025, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/702719 / JE RK 25-1386
Datum uitspraak: 10 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming, Rotterdam-Dordrecht,
hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder] en [de vader],
hierna te noemen: de ouders, wonend op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 4 juli 2025, ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
Op 10 juli waren partijen aanwezig in verband met de behandeling van de leerplichtzaak van [minderjarige] , bekend onder parketnummer 10-259962-24. De behandeling van het verzoekschrift van de Raad heeft tegelijkertijd plaatsgevonden met de behandeling van de leerplichtzaak. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, [vertegenwoordiger 1] ;
- een vertegenwoordiger van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond (hierna: de GI), [vertegenwoordiger 2] .
1.3.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.
1.4.
In het kader van de leerplichtzitting waren ook aanwezig:
- de leerplichtambtenaar, [persoon A] ;
- de begeleider van StapelZorg, [persoon B] .
De kinderrechter heeft aan hen in het kader van de mondelinge behandeling van het verzoek van de GI bijzondere toegang verleend.
1.5.
De kinderrechter heeft [minderjarige] naar zijn mening gevraagd. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [minderjarige] zijn mening kunnen geven.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij zijn ouders.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het – onder verwijzing naar het verzoekschrift – nader toe. Er bestaan forse zorgen om [minderjarige] . Die zorgen tonen zich in zijn schoolverzuim. Het is van belang dat de thuissituatie bij de ouders verbetert en dat voor [minderjarige] persoonlijke begeleiding komt, gericht op het verhelpen van zijn schoolverzuim. [minderjarige] vraagt zijn vader om hulp, maar de Raad betwijfelt of dit voldoende is of dat er meer hulpverlening nodig is.

4.De standpunten

4.1.
De GI brengt, desgevraagd door de kinderrechter, tijdens de mondelinge behandeling naar voren dat er geen vaste jeugdbeschermer voor [minderjarige] beschikbaar zou zijn. Er is helaas nog steeds sprake van een wachtlijst waarbij het wel uitmaakt voor welk cluster. De wachtlijst bij de verschillende clusters varieert op dit moment tussen de vijf dan wel tientallen wachtenden. De GI betreurt deze situatie enorm maar kan dit niet veranderen. Wanneer er voor [minderjarige] in het kader van de leerplichtzaak een jeugdreclasseringsmaatregel wordt opgelegd, kan daarmee hopelijk sneller passende (systemische) hulpverlening worden ingezet en hetzelfde worden bereikt. Desgevraagd door de kinderrechter meldt de GI dat de wachtlijst voor jeugdreclassering weliswaar ook fors is maar dat er meer medewerkers beschikbaar zijn om deze maatregel uit te gaan voeren.
4.2.
De vader brengt tijdens de mondelinge behandeling het volgende naar voren. [minderjarige] doet zijn best en vraagt de vader om hulp. Het is wel belangrijk dat hij weer naar school gaat, zodat hij later een goede baan kan vinden.

5.De beoordeling

5.1.
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat er grote zorgen bestaan om de (thuis)situatie van [minderjarige] en dat de betrokkenheid van hulpverlening voor hem noodzakelijk is. Ouders lijken wel betrokken doch niet in staat de situatie voor [minderjarige] te verbeteren. Inzet van jeugdbescherming binnen het kader van een ondertoezichtstelling, waarmee hulpverlening binnen het gezin kan worden gerealiseerd, wordt door de Raad noodzakelijk geacht. De kinderrechter begrijpt dat verzoek en de noodzaak daartoe vanuit het belang van [minderjarige] .
Er is echter helaas nog steeds sprake van een forse wachtlijst bij de GI, hetgeen zou betekenen dat bij toewijzing van het verzoek tot ondertoezichtstelling voorlopig geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar is voor [minderjarige] . Daarmee zou de ondertoezichtstelling in feite een lege huls zijn. Het toewijzen van een maatregel van kinderbescherming terwijl duidelijk is dat deze, in ieder geval voorlopig, niet naar behoren kan en zal worden uitgevoerd, acht de kinderrechter volkomen in strijd met de bedoeling van de maatregel.
5.2.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat het verzoek dient te worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
wijst het verzoek af.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 10 juli 2025 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van J. van den Donker als griffier, en op schrift gesteld op 17 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.