Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
1. Indien de Dienst constateert dat de weergave van een authentiek gegeven als bedoeld in artikel 7f, tweede lid, of 7g, eerste lid, in de basisregistratie kadaster niet in overeenstemming is met dat gegeven, als opgenomen in een brondocument of, ingeval een authentiek gegeven wordt afgeleid uit een brondocument, dat gegeven niet juist en volledig daaruit is afgeleid, herstelt de Dienst ambtshalve dat gegeven in die basisregistratie. De artikelen 7n, vierde en zesde lid, en 7r zijn van overeenkomstige toepassing.
2. Indien de Dienst constateert dat een in de basisregistratie topografie opgenomen geografisch gegeven niet in overeenstemming is met:
a. de fysieke werkelijkheid ten tijde van de laatste bijhouding van het geografisch gebied, waarin het geografische object, waarop dat gegeven betrekking heeft, is gelegen, of
b. de actuele fysieke werkelijkheid, in geval van een aanmerkelijke verandering ten opzichte van de laatste bijhouding van het betreffende geografisch gebied, kan de Dienst dat gegeven in de basisregistratie topografie ambtshalve herstellen dan wel, indien het betreft een geval als bedoeld in onderdeel a, dat herstel opschorten tot de eerstvolgende bijhouding, bedoeld in de catalogus basisregistratie topografie. De Dienst tekent zowel een geconstateerde onjuistheid als de correctie daarvan aan in het register, bedoeld in artikel 7o, tweede lid.
3. Indien de Dienst ten aanzien van de weergave van een in een registratie opgenomen ander gegeven dan een authentiek gegeven een constatering als bedoeld in het eerste lid doet, zijn dat lid alsmede de artikelen 7n, vierde en zesde lid, en 7r van overeenkomstige toepassing.
1. Indien een belanghebbende gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, dan wel omtrent de juistheid van een uit een andere basisregistratie dan genoemd in artikel 1a in de basisregistratie kadaster of de registratie voor schepen of luchtvaartuigen overgenomen authentiek gegeven, kan die belanghebbende onder opgaaf van redenen aan de Dienst een verzoek tot herstel van dat gegeven in de basisregistratie kadaster doen. De artikelen 7n, tweede tot en met vierde en zesde lid, en 7r zijn van overeenkomstige toepassing indien het verzoek betrekking heeft op een in de basisregistratie kadaster opgenomen gegeven dat krachtens deze wet als authentiek is aangemerkt, en artikel 7m, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing indien het verzoek betrekking heeft op een uit een andere basisregistratie overgenomen gegeven.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien een belanghebbende gerede twijfel heeft omtrent de juistheid van een ander dan een authentiek gegeven in de basisregistratie kadaster of de registratie voor schepen of luchtvaartuigen.
3. De Dienst registreert een verzoek als bedoeld in het eerste of derde lid alsmede de beslissing op dat verzoek.
Artikel 116
Het bestuur van de Dienst stelt regels met betrekking tot de wijze waarop een vergissing, verzuim of een andere onregelmatigheid begaan door de bewaarder bij de inschrijving van stukken in de openbare registers, bij het stellen daarin van aantekeningen, bij de boeking van stukken in het register van voorlopige aantekeningen, of bij de doorhaling van voorlopige aantekeningen, wordt hersteld.
1. Indien na de inschrijving van een stuk blijkt dat het stuk onjuistheden of onvolledigheden bevat, of in het stuk gegevens ontbreken die noodzakelijk zijn voor een juiste en volledige bijhouding, verzoekt de bewaarder aan de aanbieder het stuk te verbeteren op de in de wet, of de Wet op het notarisambt voorgeschreven wijze.
2. Indien het ingeschreven stuk in papieren vorm is aangeboden, heeft het verzoek tot aanbieding van een stuk tot verbetering, een bijhoudingsverklaring dan wel een proces-verbaal de vorm van het een model dat door de bewaarder wordt voorgeschreven.
3. Indien het ingeschreven stuk in elektronische vorm ter inschrijving is aangeboden, is het verzoek tot aanbieding van een stuk tot verbetering, een bijhoudingsverklaring, dan wel een proces- verbaal voorzien van een elektronisch zegel van de bewaarder, bedoeld in artikel 7e, tweede lid, van de wet.
1. De vergissingen, verzuimen of andere onregelmatigheden, bedoeld in artikel 116, van de wet, worden op de dag dat zulks blijkt, onverwijld hersteld. Op het desbetreffende stuk wordt een door de bewaarder gedagtekende en ondertekende aantekening gesteld, inhoudende een korte vermelding van de inhoud der onregelmatigheid en het tijdstip der herstelling.
2. Indien het te verbeteren stuk inmiddels is vervangen door een mechanische reproductie daarvan, wordt de in het eerste lid bedoelde aantekening gesteld op de wijze, bepaald in artikel 9.
3. Indien de bewaarder een stuk onterecht heeft ingeschreven, wordt de aanbieder van het stuk in de gelegenheid gesteld om de onterechte inschrijving te herstellen door het stuk aan te vullen, te rectificeren of waardeloos te verklaren gevolgd door inschrijving van een stuk dat voldoet aan de inschrijvingsvereisten.
4. Indien zulks naar het oordeel van de bewaarder wenselijk is, worden de aanbieder van het desbetreffende stuk en eventueel andere hem bekende belanghebbenden in kennis gesteld van de onregelmatigheid, de verbetering daarvan en het tijdstip van verbetering.