ECLI:NL:RBROT:2025:8928

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
ROT 24/11176
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Sluiting van een woning op grond van de Opiumwet wegens aanwezigheid van drugs

Deze uitspraak betreft de sluiting van de woning van eiser in Capelle aan den IJssel op basis van de Opiumwet. De burgemeester had besloten de woning voor zes maanden te sluiten vanwege de aanwezigheid van een aanzienlijke hoeveelheid drugs, waaronder GHB, heroïne en amfetamine. Eiser, die de woning bewoont, voerde aan dat de drugs voor eigen gebruik waren en dat de sluiting niet evenredig was. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat de drugs uitsluitend voor eigen gebruik waren en dat de sluiting van de woning gerechtvaardigd was. De burgemeester had de bevoegdheid om de woning te sluiten, gezien de grote hoeveelheden drugs die waren aangetroffen en de ernst van de overtreding. De rechtbank concludeerde dat de sluiting evenredig was en dat eiser geen gelijk kreeg in zijn beroep. De duur van de sluiting werd uiteindelijk verkort naar drie maanden, maar de rechtbank oordeelde dat dit ook gerechtvaardigd was. Eiser kreeg geen vergoeding van proceskosten en het beroep werd ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 24/11176

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 juli 2025 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. B.G.M.C. Peters),
en

de burgemeester van Capelle aan den IJssel

(gemachtigde: mr. S. van Boxel).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over het besluit van de burgemeester om de woning van eiser gelegen aan de [adres] te Capelle aan den IJssel (de woning) te sluiten voor de duur van zes maanden wegens een overtreding van de Opiumwet. In bezwaar heeft de burgemeester de duur van de sluiting verkort naar drie maanden. Eiser is het niet eens met de sluiting. Hij voert daartoe aan dat het besluit niet evenredig is en dat de drugs voor eigen (medicinaal) gebruik waren. Aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de sluiting van de woning.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de drugs (alleen) voor eigen gebruik aanwezig waren
.Ook is de sluiting evenredig en mocht de burgemeester de woning sluiten. Eiser krijgt geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het besluit van 19 augustus 2024 heeft de burgemeester besloten om de woning te sluiten voor de duur van zes maanden. Met het bestreden besluit van 28 oktober 2024 op het bezwaar van eiser heeft de burgemeester het bezwaar gegrond verklaard en is de duur van de sluiting verkort naar drie maanden. Ook heeft eiser een vergoeding van zijn proceskosten gekregen.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de burgemeester.

Beoordeling door de rechtbank

Totstandkoming van het bestreden besluit
3.
3.1.
Eiser is de eigenaar en bewoner van de woning. Naar aanleiding van een melding van het Informatie Knooppunt van de Landelijke Eenheid dat er een vuurwapen en verdovende middelen aanwezig zouden zijn in de woning, heeft de politie op 6 augustus 2024 een onderzoek ingesteld, waarbij de woning is doorzocht en eiser en zijn vriendin zijn aangehouden. Tijdens de doorzoeking zijn, onder andere, de volgende zaken aangetroffen, en indicatief gewogen en bemonsterd:
- 2 flesjes met in totaal 1.066 gram GHB;
- 1 gripzakje met 15 gram heroïne;
- 1 gripzakje met 0,6 gram heroïne;
- 2 gripzakjes met in totaal 1,5 gram heroïne;
- 1 gripzakje met 10,5 gram amfetamine;
- 2 blokken hasj;
- een zak met 48 gram hennep;
- 1.000 gram hennepafval;
- 420 gram henneptoppen;
- een gasdrukpistool;
- 4 keer een 20 liter jerrycan en 12 keer een literfles met diverse chemicaliën.
3.2.
De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in de bestuurlijke rapportages van 6 en 15 augustus 2024. De burgemeester heeft op basis van de rapportage van 6 augustus 2024 besloten om spoedbestuursdwang toe te passen en heeft de woning op 8 augustus 2024 met onmiddellijke ingang gesloten. Eiser heeft hiertegen op 15 augustus 2024 bezwaar gemaakt. De burgemeester heeft op 19 augustus 2024 besloten om de woning voor de duur van zes maanden te sluiten vanaf 8 augustus 2024.
3.3.
Eiser heeft naar aanleiding van het sluitingsbesluit een voorlopige voorziening verzocht bij de voorzieningenrechter van deze rechtbank. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek afgewezen. [1]
3.4.
Met het bestreden besluit op het bezwaar van eiser heeft de burgemeester de duur van de sluiting verkort naar drie maanden. De burgemeester heeft hiermee het advies opgevolgd van de commissie bezwaarschriften.
Wat vindt eiser?
4. Eiser voert aan dat het besluit onevenredig is. De burgemeester heeft geen rekening gehouden met zijn ernstige medische conditie terwijl de burgemeester hier wel van op de hoogte was. Eiser mag van de burgemeester tien hennepplanten kweken voor eigen gebruik, dit had aanleiding moeten zijn om naar de gezondheid van eiser te vragen. De aangetroffen hoeveelheden zijn voor eigen gebruik. Hij heeft een dermate complexe lichamelijke en psychische medische problematiek dat hij verlichting zoekt in andere middelen. Er zijn geen aanwijzingen dat sprake is van handel of op andere wijze verstrekken van drugs aan derden. De enkele aanwezigheid van drugs is onvoldoende om tot sluiting over te gaan, zeker nu er geen sprake is van overlast. Ook is er geen sprake van een eerdere overtreding, dus kan er ook geen sprake zijn van recidive.
Wat vindt de burgemeester?
5. De burgemeester stelt zich op het standpunt dat het niet aannemelijk is dat de drugs (alleen) voor eigen gebruik bestemd waren. Dat er geen feitelijke handel vanuit de woning plaatsvond maakt niet dat de drugs hier niet voor bestemd waren. Naast de hoeveelheid gevonden (hard)drugs is er ook sprake van recidive en ligt de woning in een zeer kwetsbare wijk. Gezien deze omstandigheden was het volgens de burgemeester noodzakelijk om de woning te sluiten. De sluiting is ook evenredig aangezien eiser zelf verwijtbaar heeft gehandeld. Ook kan eiser naar de woning terugkeren en is het gezien de hoeveelheid aangetroffen drugs niet aannemelijk dat de drugs voor eigen gebruik aanwezig waren.
Wat is het toetsingskader?
6. De rechtbank stelt vast dat met het bestreden besluit een herstelsanctie [2] is opgelegd in de vorm van een sluiting van de woning voor drie maanden. De bevoegdheid voor het nemen van het sluitingsbesluit is gelegen in artikel 13b, eerste lid, onder a, van de Opiumwet. Op grond van deze bepaling kan de burgemeester een woning sluiten indien in een woning hard- en/of softdrugs wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel met dat doel aanwezig is. De burgemeester beschikt over beleidsvrijheid om de woning al dan niet gesloten te verklaren. Dit wordt ook wel een discretionaire handhavingsbevoegdheid genoemd.
6.1.
Voor de uitvoering van haar discretionaire handhavingsbevoegdheid heeft de burgemeester beleidsregels opgesteld, [3] die zijn neergelegd in Beleidsregel artikel 13b Opiumwet Capelle aan den IJssel 2019 (de Beleidsregels). Voor dit beleid is het voorkomen van het ondermijnende en potentieel ontwrichtende effect van drugsgebruik en drugshandel op de samenleving leidend. Als uitgangspunt geldt dat het pand voor de duur van drie maanden wordt gesloten indien in de woning een handelshoeveelheid softdrugs wordt aangetroffen. Bij harddrugs geldt een sluiting van zes maanden als uitgangspunt. Wel zal nadrukkelijk worden overwogen of kan worden volstaan met een schriftelijke waarschuwing. De omstandigheden die een rol kunnen spelen zijn onder andere: de mate van professionaliteit waarmee de aangetroffen middelen worden verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe in het pand aanwezig zijn, de hoeveelheid aangetroffen middelen als bedoeld in lijst l en/of II van de Opiumwet, de mate waarin het pand betrokken is bij drugshandel in georganiseerd verband, de mate waarin het woon- en leefklimaat in de omgeving van de betrokken pand wordt aangetast en de eigen getroffen maatregelen door de belanghebbende om de negatieve effecten te herstellen.
6.2.
Uit jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt wat het toetsingskader voor de rechter is in geval van uitoefening van een discretionaire handhavingsbevoegdheid op basis van een beleidsregel, om te beoordelen of de burgemeester binnen de grenzen van zijn beoordelings- en beleidsvrijheid is gebleven. In het bijzonder zijn dan van belang de uitspraak over toepassing van herstelsancties, de zogenaamde Greenpeace-uitspraak [4] en de zogenaamde Harderwijk-uitspraak [5] over de uitoefening van een discretionaire bevoegdheid op basis van beleidsregels.
6.3.
Uit de Greenpeace-uitspraak volgt dat een herstelsanctie moet leiden tot een doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige handhaving van de desbetreffende norm. Daarbij geldt dat in de heroverweging in bezwaar mede moet worden bezien of handhaving daarvan nog steeds opportuun is (uit het oogpunt van een doeltreffende, afschrikwekkende en evenredige handhaving). Voorts volgt uit deze uitspraak dat de heroverweging die de burgemeester op basis van artikel 7:11 van de Awb moet maken in beginsel een tweeslag bevat. De burgemeester moet in de eerste plaats bezien of het op basis van de feiten en omstandigheden ten tijde van het primaire besluit destijds terecht zijn besluit heeft genomen (ex tunc). In de tweede plaats dient het bestuursorgaan feiten en omstandigheden die zich na de oplegging van een herstelsanctie hebben voorgedaan bij zijn heroverweging te betrekken (ex nunc). [6]
6.4.
Uit de Harderwijk-uitspraak volgt verder dat de evenredigheidstoets van artikel 3:4, tweede lid, van de Awb betekent dat de rechtbank oordeelt over aan de ene kant het met het besluit beoogde doel en aan de andere kant de (nadelige) gevolgen van het besluit. Het gaat daarbij om het voorkomen van onnodig nadelige gevolgen. De rechtbank moet daartoe aan de hand van de bij het sluitingsbesluit betrokken belangen en in het licht van de ingrijpendheid daarvan bepalen of het sluitingsbesluit geschikt, noodzakelijk en evenwichtig is. [7]
7. De rechtbank zal hierna als eerste stap beoordelen of de burgemeester ten tijde van het besluit van 8 augustus 2024 tot sluiting mocht overgaan. Vervolgens zal de rechtbank als tweede stap beoordelen of de burgemeester redelijkerwijs op basis van de feiten en omstandigheden die zich na het sluitingsbesluit van 8 augustus 2024 hebben voorgedaan het sluitingsbesluit in stand heeft mogen laten met een verkorting van de duur van de sluiting tot drie maanden. Bij deze beoordelingen zal de rechtbank enkel ingaan op de bevoegdheid, noodzaak en evenwichtigheid van de woningsluiting, omdat eiser de geschiktheid hiervan niet betwist.
Stap 1: Was de woningsluiting op het moment van het sluitingsbesluit van 8 augustus 2024 evenredig?
8. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester op 8 augustus 2024 op goede gronden heeft besloten over te gaan tot sluiting van de woning.
Bevoegdheid
8.1.
De burgemeester is bevoegd om de woning te sluiten als er een handelshoeveelheid drugs in een woning wordt aangetroffen. Bij softdrugs is bij meer dan 5 gram sprake van een handelshoeveelheid. Bij harddrugs is er sprake van een handelshoeveelheid als er meer dan 0,5 gram wordt aangetroffen. Bij een geringe overschrijding van de grens kan er nog sprake zijn van eigen gebruik. Eiser zal dat dan aannemelijk moeten maken.
8.2.
In de woning van eiser zijn (grote) hoeveelheden van verschillende soorten (hard)drugs aangetroffen. Hoewel de rechtbank aanneemt dat de softdrugs (deels) voor eigen toegestaan medicinaal gebruik aanwezig waren, is er ook een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs aangetroffen. De overschrijding van de grens is zo aanzienlijk, dat een handelshoeveelheid kan worden aangenomen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze harddrugs volledig voor eigen gebruik aanwezig waren en waarom hij juist deze harddrugs daarvoor nodig had. De verklaring van zijn huisarts uit 2022 ziet enkel op het medicinaal gebruik van cannabis en overigens ook slechts tot 6,5 gram. De burgemeester was daarom in beginsel bevoegd de woning te sluiten.
Noodzaak
8.3.
Bij de beoordeling van de noodzaak van een woningsluiting is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld of sluiting van een pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde.
8.4.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig heeft mogen achten en dat hij niet gehouden was om met een minder ingrijpend middel te volstaan. De burgemeester heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het, gelet op de (grote) hoeveelheden verschillende soorten (hard)drugs, ging om een ernstige overtreding. Gelet op de in de woning aangetroffen hoeveelheid GHB, heroïne, amfetamine en jerrycans met chemicaliën is het aannemelijk dat deze harddrugs geheel of gedeeltelijk bestemd waren voor verkoop, aflevering of verstrekking. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting van de woning, ook als geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. [8] Met de burgemeester acht de rechtbank hierbij van belang dat de woning gelegen is in de wijk Capelle-Schollevaar die bijna 40% van de woningsluitingen of waarschuwingen op grond van artikel 13b van de Opiumwet vertegenwoordigt. Een zichtbare sluiting van een woning is een signaal voor drugscriminelen en buurtbewoners dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit, wat bijdraagt aan het gevoel van veiligheid. Daarnaast is er bij een doorzoeking op 7 juli 2022 een te grote hoeveelheid (soft)drugs aangetroffen en heeft eiser daarvoor een waarschuwing gehad. Het is daarom niet de eerste keer dat zich een voorval voordoet met betrekking tot deze specifieke woning (en eiser).
Evenwichtigheid
8.5.
De rechtbank is van oordeel dat de gevolgen van de sluiting niet onevenredig zijn. Eiser kan allereerst een verwijt worden gemaakt van de aangetroffen drugs in zijn woning, Hij heeft er immers zelf voor gezorgd dat deze in zijn woning aanwezig waren. Verder wist hij dat dit de gevolgen van zijn keuze konden zijn, gelet op de waarschuwing van de burgemeester van 8 september 2022. Eiser is door de sluiting niet dakloos geworden, nu hij aanvankelijk heeft verklaard met zijn vriendin bij zijn (stief)ouders te (kunnen) verblijven. Daarnaast heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij niet de financiële middelen had om te voorzien in tijdelijke andere woonruimte. Dat het niet mogelijk is om geschikte tijdelijke woonruimte, in bijvoorbeeld de vorm van een vakantiewoning, te vinden, heeft eiser evenmin concreet onderbouwd. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiser toegelicht dat eiser gedurende de sluiting bij zijn moeder heeft verbleven. Eiser heeft voorts niet aannemelijk gemaakt dat hij als gevolg van zijn medische omstandigheden een bijzondere binding met de woning heeft. De brief van de huisarts is daarvoor onvoldoende, nu hieruit slechts blijkt dat zelfgekweekte cannabis de enige effectieve behandeling voor eisers pijn- en slaapklachten is.
Stap 2: Was de woningsluiting op het moment van het bestreden besluit van 28 oktober 2024 evenredig?
9. De burgemeester heeft kennelijk naar aanleiding van de uitspraak van de voorzieningenrechter en brieven van de familie, de duur van de sluiting op 10 oktober 2024 verkort tot vier maanden. Naar aanleiding van het advies van de bezwaarschriften commissie heeft de burgemeester de duur van de sluiting verder teruggebracht naar drie maanden. De rechtbank beoordeelt in deze stap of de sluiting voor de duur van drie maanden evenredig was.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat dit het geval is. Zoals reeds hiervoor is overwogen valt eiser een verwijt te maken over de aanwezigheid van de drugs. Ook is niet gebleken dat eiser tijdens de sluiting niet heeft kunnen voorzien in vervangende woonruimte. Eiser heeft verder niet aangetoond dat hij op enige wijze onevenredig is benadeeld waardoor de duur van de sluiting onevenredig was. Door eiser zijn geen omstandigheden aangevoerd die hadden moeten leiden tot een sluiting van kortere duur dan drie maanden.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de burgemeester de woning mocht sluiten voor de duur van drie maanden. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van mr. R. Blokhuis, griffier. Uitgesproken in het openbaar op 23 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De uitspraak van de voorzieningenrechter van deze rechtbank staat geregistreerd onder het zaaknummer ROT 24/7974.
2.In de zin van artikel 5:2, eerste lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3.In de zin van artikel 1:3, vierde lid, van de Awb.
4.Uitspraak van de Afdeling van 28 oktober 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2571 (Greenpeace).
5.Uitspraak van de Afdeling van 2 februari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:285 (Harderwijk).
6.Zie hiervoor de rechtsoverwegingen 6.2.3 tot en met 6.2.5 van de Greenpeace-uitspraak.
7.Zie rechtsoverwegingen 7.4, 7.6, 7.8-7.9 van de Harderwijk-uitspraak.
8.Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 25 januari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:277.