Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 maart 2025, met bijlagen;
- het antwoord;
- de repliek, met een bijlage;
- de dupliek, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen een eiseres en een gedaagde met betrekking tot de nakoming van een vaststellingsovereenkomst. De eiseres huurde onzelfstandige woonruimte van de gedaagde, die als feitelijk verhuurder optrad, terwijl er op papier een onderhuurconstructie was met een derde partij, [persoon A]. In een eerdere procedure hebben eiseres en [persoon A] een vaststellingsovereenkomst getekend, waarbij de gedaagde deze overeenkomst mede heeft ondertekend, hoewel hij formeel geen partij was in die procedure. Eiseres vordert dat de gedaagde de afspraken uit de vaststellingsovereenkomst nakomt en een bedrag van € 672,- aan haar betaalt, bestaande uit borg, griffierecht en een koopsom voor meubels.
De gedaagde betwist de vordering en stelt dat hij niet verplicht is om het gevorderde bedrag te betalen. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en komt tot de conclusie dat de eiseres grotendeels in het gelijk wordt gesteld. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde € 93,33 met rente aan de eiseres moet betalen, na een zorgvuldige afweging van de vorderingen en de onderbouwing van de gedaagde. De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de gedaagde opgelegd, omdat hij voor het grootste deel ongelijk heeft gekregen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres het vonnis onmiddellijk kan laten uitvoeren, ook als de gedaagde in hoger beroep gaat.