ECLI:NL:RBROT:2025:9103
Rechtbank Rotterdam
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Verzoek om veroordeling van het college in de gemaakte proceskosten na intrekking van het verzoek om een voorlopige voorziening
In deze uitspraak beoordeelt de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam het verzoek van verzoekster om het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam te veroordelen in de proceskosten. Op 19 juni 2025 heeft het college de uitbetaling van verzoeksters bijstandsuitkering opgeschort, omdat verzoekster niet tijdig had gereageerd op een verzoek om nadere stukken. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt en vroeg om een voorlopige voorziening. Op 1 juli 2025 heeft het college de opschorting opgeheven en op 2 juli 2025 een beslissing genomen op het bezwaar, waarbij het college verzoekster een vergoeding van de proceskosten in bezwaar toekende. Na de opheffing van de opschorting trok verzoekster haar verzoek om een voorlopige voorziening in en vroeg om een proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting en wijst het verzoek toe. Hij oordeelt dat het college aan verzoekster is tegemoetgekomen door de opschorting op te heffen, wat aanleiding geeft voor de proceskostenveroordeling. De voorzieningenrechter berekent de proceskosten op € 907,-, die het college aan verzoekster moet vergoeden. De uitspraak is gedaan op 25 juli 2025 en er staat geen hoger beroep open.