Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2025 in de zaak tussen
[eiser] , uit [plaats] , eiser
de Commissie Schadefonds Geweldsmisdrijven, de Commissie
Samenvatting
.Eiser krijgt dus gelijk en het beroep is dus gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesverloop
Beoordeling door de rechtbank
.Eiser stelt dat uit de medische informatie die hij heeft overgelegd volgt dat hij meerdere ribfracturen, letsel aan het hoofd, een messnede op de rug van de linkerhand en contusies heeft opgelopen. Ook uit de politiefoto’s blijkt duidelijk letsel. Dit betekent dat er fors geweld tegen eiser is gebruikt, geweld dat eiser nooit tegen zichzelf zou gebruiken. De enkele verklaring van de verdachte dat eiser zijn hoofd ergens tegen de muur zou hebben geslagen verklaart niet alle verwondingen, nog daargelaten dat het praktisch onmogelijk is om deze verwondingen allemaal aan zichzelf toe te brengen. Volgens eiser is hij wel consistent geweest in zijn verklaringen. Voor zover de verklaring op een onderdeel niet helemaal consistent is, vindt eiser dat goed verklaarbaar: eiser legt de verklaring af kort nadat hij de traumatische ervaring heeft gehad. Dat eiser zelf overlast veroorzaakte blijkt nergens uit. Tot slot beroept eiser zich op de beschikking van het Gerechtshof Den Haag van 2 juni 2025 waarin het Hof heeft overwogen aanknopingspunten te zien voor een strafvervolging van de ‘onderbuurman’ terzake van mishandeling. Het Hof heeft die vervolging gelast.
Tussen partijen is niet in geschil dat de verdachte de woning van eiser heeft betreden, dat hier een schermutseling is geweest waarbij eiser verwondingen heeft opgelopen zoals een snijwond op zijn linkerhand, meerdere breuken aan zijn ribben en enkele bloeduitstortingen. Het letsel is in het ziekenhuis vastgesteld. De politiefoto’s laten letsel van eiser op het hoofd en het lichaam en een snijwond op de hand zien. Op politiefoto’s van de woning van eiser is bloed op verschillende plaatsen te zien. De gemachtigde van de Commissie heeft het op de zitting ook niet aannemelijk geacht dat eiser bij zichzelf het letsel zou hebben veroorzaakt.
De Commissie heeft het verzoek echter afgewezen omdat de toedracht en de aanleiding onvoldoende duidelijk zijn en in zoverre onvoldoende aannemelijk is dat eiser slachtoffer is geworden van een opzettelijk gepleegd geweldsmisdrijf. De rechtbank is het in zoverre met de Commissie eens dat er wel enige onduidelijkheid over de toedracht bestaat. Dat is mede het gevolg van een beperkt politieonderzoek, waarover eiser zich heeft beklaagd. Enige onduidelijkheid over de toedracht betekent echter nog niet dat daarmee ook niet aannemelijk kan zijn dat eiser slachtoffer is van een opzettelijk geweldsmisdrijf. Daarvoor hoeft immers door eiser geen onomstotelijk bewijs te worden geleverd.
De rechtbank constateert op basis van het beschikbare, beperkte, politiedossier dat eiser in grote lijnen consistent tegenover de politie heeft verklaard, zowel tegenover de ter plaatse gekomen politie als later bij zijn aangifte, vervolgverklaring en in het ziekenhuis bij de eerste hulp. Dat er op onderdelen verschillen zijn doet niet af aan de grote lijn van de verklaringen dat eiser in zijn eigen huis is belaagd. Dat er op onderdelen verschillen zijn acht de rechtbank voorstelbaar, mede gelet op het letsel en de hectiek van het moment direct na het treffen. De Commissie heeft de onduidelijkheid van de toedracht mede gebaseerd op in het proces-verbaal van bevindingen opgenomen verklaringen van de onderbuurman en andere getuigen. Dit zijn ter plekke opgenomen, niet ondertekende verklaringen, deels van horen zeggen, waaraan naar het oordeel van de rechtbank beperkte waarde kan worden toegekend. Te meer nu op een belangrijk punt, te weten hoe eiser aan het letsel is gekomen, de verschillende verklaringen ongeloofwaardig moeten worden geacht, waar die inhouden dat eiser zichzelf het letsel zou hebben toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat in dit specifieke geval, waarbij er voldoende aanwijzingen zijn dat eiser in zijn eigen woning ernstig is mishandeld en eiser al het mogelijke bewijs heeft geleverd waartoe hij in staat kan worden geacht, enige mate van onduidelijkheid over de toedracht en de aanleiding niet in het nadeel van eiser mag werken.
De rechtbank overweegt tot slot dat eiser bij het Hof een beklag ex artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering tegen het niet vervolgen van (onder meer) de onderbuurman heeft ingediend. Het Hof heeft de onderbuurman gehoord en recent de vervolging gelast, in die zin dat verder onderzoek moet worden gedaan waarbij de onderbuurman door de rechter-commissaris moet worden gehoord. De rechtbank ziet hierin een bevestiging voor de aannemelijkheid dat eiser slachtoffer is geworden van een geweldsmisdrijf, in die zin dat het Hof kennelijk voldoende aanknopingspunten ziet voor een verdenking ten aanzien van de onderbuurman.