4.3.Uit vaste rechtspraakvan het College van Beroep voor het bedrijfsleven volgt dat in gevallen als deze, waarin een boete is opgelegd, de bewijslast dat sprake is van een overtreding, gelet op het vermoeden van onschuld, rust op het bestuursorgaan dat de boete heeft opgelegd. In beginsel mag een bestuursorgaan uitgaan van de bevindingen in een rapport van bevindingen, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig worden voorbijgegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent.
4.3.1.De toezichthoudend dierenarts heeft geconstateerd dat het kalf na het openen van de wagen direct op de klep ging liggen. Het kalf was volgens hem extreem mager, had diepliggende ogen en een slechte turgor, wat betekent dat het kalf uitgedroogd was. Verder was het kalf tussen de andere kalveren vervoerd, wat een extra belasting kan zijn tijdens het vervoer. De toezichthoudend dierenarts zag ook dat het kalf niet kon of wilde opstaan, omdat het te zeer verzwakt was. Volgens hem is deze mate van vermagering een proces van minimaal weken. De toezichthoudend dierenarts heeft verder verwezen naar de bij het rapport van bevindingen gevoegde foto’s met daarbij de volgende omschrijvingen:
1. Je ziet dat het kalf erg mager is, scherpe rug, ribben duidelijk te zien, ingevallen flanken, ogen liggen zo diep dat ze niet te zien zijn.
2. (…) Het kalf is erg mager, scherpe rug, d.w.z. dat ruggenwervels erbovenuit steken, ribben duidelijk te zien en ingevallen flanken.
3. (…) Ook hier zijn de ogen die diep in de oogkas liggen vrijwel niet te zien. Ook zie je de scherpe smalle rug.
De toezichthoudend dierenarts heeft in het rapport van bevindingen geconcludeerd dat deze conditie van het kalf ook al bij aanvang van het transport aanwezig moet zijn geweest, dat het kalf niet geschikt was voor transport en dat het transport onnodig lijden heeft veroorzaakt omdat het kalf te zwak was. Volgens de toezichthoudend dierenarts had de chauffeur dit bij aanvang van het transport al kunnen zien.
4.3.2.Eiseres heeft de bevindingen van de toezichthoudend dierenarts over de toestand van het kalf bij het lossen op zichzelf niet betwist. Eiseres betwist wel dat deze toestand al bestond bij het laden en ook dat de chauffeur had moeten onderkennen dat het kalf zwak was. Eiseres heeft verwezen naar een – ongedateerde – verklaring van de chauffeur, [chauffeur] , die zij bij de gronden van bezwaar heeft overgelegd. In die verklaring staat – voor zover van belang – het volgende:
“Tijdens het laden heb ik het bewuste kalf gezien met het laden. Het kalf was niet erg klein (…), maar wel mager. Ik ben me tijdens het laden altijd bewust van het feit dat mijn baas heel duidelijk is over transportwaardigheid, hij zegt altijd “bij twijfel niet meenemen”.
Ik heb het dier beoordeeld op transportwaardigheid, het kalf liep vlot en pijnloos op vier poten. Daarnaast was het geen pomper en ademende het kalf rustig. Ook was er geen sprake van (open) wonden en/of ontstekingen. Op basis daarvan had ik ook geen twijfel of ik het kalf wel of niet mee zou mogen nemen, en beoordeelde het kalf als transportwaardig.
Bij aankomst bij [bedrijf] ging het kalf liggen op de klep van de vrachtwagen en wilde niet meer opstaan. De NVWA dierenarts heeft ter plekke de temperatuur gemeten van het kalf en die was goed. Maar wel zei hij dat ik het kalf niet mee had mogen nemen. Als het kalf op het moment van laden in dezelfde staat geweest was als met lossen dan had ik hem niet meegenomen. Maar ik had tijdens het laden écht geen enkele reden om aan de transportwaardigheid van dat kalf te twijfelen.”
4.3.3.De toezichthoudend dierenarts heeft in de bezwaarfase bij e-mail van 18 januari 2024 als volgt gereageerd:
“(…) De uitdrogingsverschijnselen in deze mate waren minimaal enkele dagen oud en gezien de omvang van de buik heeft het kalf zeker een paar dagen (bijna) niets gegeten en gedronken. Een Conditie Body Score voor kalveren is er niet. En ware die er wel geweest, dan zou die van dit kalf zeker in de laagste klasse zitten.
Met het begrip slijter bedoel ik een kalf dat magerder is geworden. Meestal door ziekte of pijn.
Ik heb het kalf destijds wel getemperatuurd. Het kalf had geen koorts, geen verhoogde temperatuur. Daarom heb ik dat niet opgeschreven. Vaak hebben dit soort cachectische kalveren juist laagnormale of ondertemperatuur.
Transport van dergelijk verzwakt dier geeft extra belasting omdat het dier de wagen op moet lopen en zich staande moet houden tussen de andere grotere kalveren bij de bewegingen tijdens het rijden, bijvoorbeeld in de bochten. Dit kost kracht en is vermoeiend voor een kalf dat al weinig energie heeft. Bovendien is de kans dat het kalf gaat liggen en onder de andere kalveren komt. (…)”
4.3.4.De rechtbank is van oordeel dat de verklaring van de chauffeur niet kan afdoen aan de conclusie van de toezichthoudend dierenarts dat het kalf al bij het laden zwak moet zijn geweest. De toezichthoudend dierenarts heeft verklaard dat het kalf extreem mager was (hij geeft het kalf zelfs de kwalificatie “cachectisch”) en diepliggende ogen en een slechte turgor had. De rechtbank twijfelt er niet aan dat de chauffeur inderdaad bij het laden heeft gezien dat er met het lopen van het kalf geen bijzonderheden waren en dat het kalf rustig ademde, maar deze constateringen weerleggen de bevindingen van de toezichthoudend dierenarts over de al langer bestaande tekenen van zwakte op zichzelf niet. De rechtbank merkt daarbij op dat het goed mogelijk is dat de conditie van het kalf door het transport verder achteruit is gegaan. Maar ook dan kan het kalf al bij het laden zwak zijn geweest. En dat is waar het om gaat.
4.3.5.Voor zover eiseres heeft willen aanvoeren dat de chauffeur de zwakte bij het laden niet had kunnen onderkennen, volgt de rechtbank haar daarin niet. In elk geval de extreme magerheid en de diepliggende ogen had de chauffeur kunnen en moeten opmerken. Vervolgens zou, bij een nader onderzoek, ook de slechte turgor kunnen zijn opgevallen.
4.3.6.Gelet op het voorgaande is de rechtbank er voldoende van overtuigd dat het kalf al voorafgaande aan het transport zwak was en dus niet mocht worden vervoerd. In het rapport van bevindingen en de nadere toelichting van 18 januari 2024 is dit voldoende gemotiveerd. De chauffeur had de zwakte van het kalf moeten onderkennen en moeten weigeren dit kalf mee te nemen.
4.3.7.Het standpunt van eiseres dat de uitspraken van de rechtbankdie de minister in het bestreden besluit noemt andersoortige gevallen zijn, leidt niet tot een ander oordeel. Uit het voorgaande blijkt al dat de schriftelijke verklaring van de chauffeur geen afbreuk kan doen aan het rapport van bevindingen. Dat in die andere twee zaken geen verklaring van de chauffeur was overgelegd, is daarom niet relevant voor het oordeel in deze zaak. Verder maakt de mogelijke omstandigheid dat de rapporten van bevindingen in die twee zaken gedetailleerder zijn, niet dat het rapport van bevindingen in deze zaak onvoldoende gedetailleerd is om aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag te kunnen worden gelegd.
4.3.8.Zoals de minister terecht stelt, dient het VKI-formulier vooral voor het monitoren van het medicijngebruik en ziektes die de veiligheid van het vlees in gevaar kunnen brengen teneinde te waarborgen dat de volksgezondheid niet in gevaar komt. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de omstandigheid dat op het VKI-formulier niets staat vermeld, dan ook niet worden afgeleid dat het dier niet zwak was. Naar het oordeel van de rechtbank kan aan dit formulier niet de betekenis worden gehecht die eiseres wenst.
5. Op grond van het voorgaande is komen vast te staan dat de minister deugdelijk heeft vastgesteld dat eiseres in strijd heeft gehandeld met artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, in verbinding met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, alsmede in verbinding met artikel 3, aanhef en onder b, en artikel 6, derde lid, en Bijlage I, hoofdstuk I, paragrafen 1 en 2, aanhef, van de Transportverordening. Wat eiseres heeft aangevoerd, maakt niet dat de overtreding haar niet, of minder, kan worden verweten. De minister was daarom bevoegd eiseres daarvoor een boete op te leggen.
Hoogte en evenredigheid van de boete
6. Voor het overige heeft eiseres geen feiten of omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de minister de boete had moeten matigen dan wel had moeten afzien van oplegging van een boete. Die feiten of omstandigheden zijn de rechtbank ook niet gebleken.