ECLI:NL:RBROT:2025:9516

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
4 augustus 2025
Zaaknummer
C/10/702934 / JE RK 25-1414
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van een ondertoezichtstelling voor een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 25 juli 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven over de verlenging van een ondertoezichtstelling voor een minderjarige, geboren in 2009. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige te verlengen voor de duur van een jaar. De kinderrechter heeft de ouders van de minderjarige als belanghebbenden aangemerkt, waarbij de moeder vertegenwoordigd werd door haar advocaat, mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching. De vader was niet aanwezig op de zitting, ondanks een behoorlijke oproep.

De kinderrechter heeft de procedure en de feiten in overweging genomen, waaronder het verloop van de hulpverlening en de zorgen over de thuissituatie van de minderjarige. De moeder heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI, waarbij zij haar inzet voor verbetering van de situatie benadrukte. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat de hulpverlening stagneert. Ondanks de inspanningen van de moeder, zijn er signalen dat de situatie kwetsbaar blijft.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de ondertoezichtstelling te verlengen tot 12 augustus 2026, met de verklaring dat de beschikking uitvoerbaar bij voorraad is. Dit betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken door de kinderrechter in aanwezigheid van de griffier en op schrift gesteld op 31 juli 2025. Tegen deze eindbeslissing is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag, waarbij een advocaat nodig is.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/702934 / JE RK 25-1414
Datum uitspraak: 25 juli 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging van een ondertoezichtstelling
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 in [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen: de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. C.C.J.L. Huurman-Ip Vai Ching, kantoorhoudende te Rotterdam,
[naam vader],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift van de GI (met bijlagen) van 9 juli 2025, door de rechtbank ontvangen op diezelfde datum.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 25 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI, [naam] .
1.3.
De vader is – hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen – niet verschenen.
1.4. De kinderrechter heeft [minderjarige] om haar mening gevraagd. [minderjarige] heeft hierover een
gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter samengevat
wat [minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] woont bij de moeder.
2.3. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 4 februari 2025 de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd tot 12 augustus 2025.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. De zorgen over de thuissituatie van [minderjarige] zijn nog steeds aanwezig. De hulp van Enver en Youz lijkt bij [minderjarige] aan te slaan, mede na de aankondiging van een schriftelijke aanwijzing in mei jongstleden. Uit het lopende psychologisch onderzoek blijkt een vermoeden van kindeigen problematiek. [minderjarige] is gemotiveerd om in september te starten met een Mbo-opleiding. Toch blijven de zorgen bestaan. De samenwerking met [minderjarige] en de moeder verloopt moeizaam en er is wisselende motivatie. De ingezette hulpverlening is gestagneerd. De moeder heeft haar behandeling pas hervat nadat een zorgmachtiging verleend was. Desondanks lukt het haar nog onvoldoende om grenzen te stellen en structuur te bieden aan [minderjarige] . Het lukt de moeder ook onvoldoende om het huishouden op orde te houden, wat een risico op vervuiling met zich meebrengt, ook door de aanwezigheid van nieuwe huisdieren. Het Cleanteam is daarom betrokken. [minderjarige] neemt taken van de moeder over, wat leidt tot een ongezonde rolomkering. De GI wil de komende periode gebruiken om het verloop van de ingezette hulpverlening te volgen en waar nodig bij te sturen. Gelet op de stappen die nog gezet moeten worden, is de GI van mening dat de verzochte duur van een jaar passend is. Als het voortzetten van de hulpverlening in het vrijwillig kader eerder haalbaar lijkt te zijn, kan de ondertoezichtstelling eventueel tussentijds worden afgesloten.
4.2. Door en namens de moeder is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de GI. De moeder erkent dat zij soms moeite heeft met het stellen van grenzen en kampt met gezondheidsklachten. Zij is echter gemotiveerd om de situatie te verbeteren voor [minderjarige] en haar overige dochters. De moeder krijgt hulpverlening van Antes en het Centrum voor Dienstverlening. De klachten van de moeder worden door de GGZ aangemerkt als een stoornis. De moeder ziet deze echter (deels) als spiritueel en hormonaal van aard. Zij beschouwt zichzelf als hoog sensitief. Daarnaast is er vooruitgang in het herstellen van haar relatie met [minderjarige] . Hun onderlinge band is sinds haar geboorte altijd sterk geweest. De moeder voelt zich door de GI onvoldoende begrepen en niet erkend als het gaat om haar inzet. Hoewel de moeder zich soms overbelast voelt, is de situatie minder zorgelijk dan door de GI wordt gesteld. De aanwezigheid van huisdieren heeft een positief effect op [minderjarige] , omdat die haar structuur geeft en maakt dat zij zich verantwoordelijk voelt. Het huis is niet ernstig vervuild. Het Cleanteam is langs geweest, maar volledige sanering bleek niet nodig. De komende periode wordt ingezet op verdere verbetering van het op orde houden van het huishouden met ondersteuning vanuit de gemeente. Gelet op de stappen die de moeder heeft ondernomen, is een ondertoezichtstelling niet langer nodig. Deze werkt contraproductief. Primair verzoekt de moeder dan ook om het verzoek van de GI af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht om verlenging voor een kortere periode dan verzocht, zodat tussentijds kan worden beoordeeld of verdere voortzetting van de ondertoezichtstelling nodig is.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat aan de voorwaarden voor een verlenging van de ondertoezichtstelling is voldaan. [1] De kinderrechter legt hieronder uit waarom.
5.2. Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling is gebleken dat [minderjarige] nog steeds ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [minderjarige] is in juni 2024 met de inzet van intensieve hulpverlening teruggeplaatst bij de moeder, ondanks de zorgen over de (complexe) gezinsdynamiek en de eigen problematiek van de moeder. Hoewel de moeder zich aanvankelijk aan de daaraan verbonden voorwaarden hield, is de hulpverlening vanaf januari jongstleden gestagneerd, omdat afspraken niet werden nagekomen, waarna de zorgen toenamen. Zo liet [minderjarige] onder meer fors schoolverzuim zien.
5.2.
Na het verlenen van een zorgmachtiging voor de moeder en de vooraankondiging van een schriftelijke aanwijzing in mei jongstleden hebben de moeder en [minderjarige] zich weten te herpakken. Er lijkt sprake te zijn van een verbetering van de situatie. De afspraken met de hulpverlening worden door de moeder en [minderjarige] weer beter nagekomen. [minderjarige] werkt mee aan een psychologisch onderzoek en is voornemens te starten met een Mbo-opleiding. Deze ontwikkeling is positief, maar tegelijkertijd nog pril. De resultaten van het onderzoek bij [minderjarige] moeten nog duidelijk worden, evenals haar bereidheid om mee te werken aan een eventuele behandeling. Ook blijft het voor de moeder moeilijk om structuur en grenzen te bieden, zoals zij ter zitting heeft erkend. Zij kampt met diverse gezondheidsproblemen en lijkt daardoor overbelast. Hierdoor blijft de situatie kwetsbaar. Er signalen dat [minderjarige] ouderlijke taken op zich neemt, wat schadelijk is voor haar ontwikkeling.
5.3.
De kinderrechter ziet dat de moeder zich inzet en wil meewerken aan hulpverlening. Gelet op het verloop van de hulpverlening in de afgelopen periode acht de kinderrechter het vrijwillig kader op dit moment echter niet toereikend om de voortgang van de noodzakelijke hulpverlening te waarborgen. Daarbij neemt de kinderrechter in aanmerking dat de motivatie van de moeder de moeder en [minderjarige] voor hulpverlening wisselend is gebleken. Externe aansturing via de GI nodig om ervoor te zorgen dat [minderjarige] haar school- en hulpverleningstraject voortzet. Het is ook belangrijk dat er snel kan worden ingegrepen als de situatie verslechtert. De GI heeft tijdens de zitting verklaard een jaar nodig te hebben om de nog benodigde stappen te zetten en de situatie te blijven volgen en tijdig zal toetsen of een overgang naar het vrijwillig kader verantwoord is.
5.3.
Gelet op al het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengen voor de duur van een jaar.
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] tot 12 augustus 2026;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2025 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van A.L.I. Janssens als griffier, en op schrift gesteld op 31 juli 2025.
Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof Den Haag. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:
  • degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • andere belanghebbenden, binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of binnen drie maanden nadat zij op andere wijze daarvan kennis hebben genomen.

Voetnoten

1.Artikel 1:260 BW.