ECLI:NL:RBROT:2025:9551

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 juli 2025
Publicatiedatum
5 augustus 2025
Zaaknummer
ROT 23/5014
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen de vastgestelde waarde van onroerende zaak in strijd met goede procesorde

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 29 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een eigenaar van een winkelpand in Spijkenisse, en de heffingsambtenaar van de gemeente Nissewaard. De heffingsambtenaar had op 28 februari 2023 de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 961.000,- op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ). Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarde, maar dit bezwaar werd op 23 juni 2023 ongegrond verklaard. Hierop heeft eiseres beroep ingesteld bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op 25 maart 2025, waarbij de gemachtigde van eiseres aanwezig was. Tijdens de procedure is opgemerkt dat de gemachtigde in eerdere zaken steeds dezelfde, weinig inhoudelijke stukken indient, wat de beoordeling door de rechtbank bemoeilijkt. De rechtbank oordeelt dat deze wijze van procederen in strijd is met de goede procesorde, omdat het niet duidelijk is wat precies in geschil is. Hierdoor kan de rechtbank slechts beperkt ingaan op de argumenten van eiseres.

De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak voldoende heeft onderbouwd en dat het bezwaar van eiseres terecht ongegrond is verklaard. Eiseres had ook verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar de rechtbank oordeelt dat er geen recht op schadevergoeding bestaat. Het beroep van eiseres wordt ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding wordt afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5014

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juli 2025 in de zaak tussen

[naam eiseres] , gevestigd in [vestigingsplaats] , eiseres

(gemachtigde: [naam gemachtigde] ),
en

de heffingsambtenaar van de gemeente Nissewaard

(gemachtigde: mr. I. Skaron).

Procesverloop

Met het besluit van 28 februari 2023 heeft de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak [adres] in Spijkenisse vastgesteld op € 961.000,- op grond van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ).
Met de uitspraak op bezwaar van 23 juni 2023 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 28 februari 2023 ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting van 25 maart 2025. Hieraan heeft de gemachtigde van eiseres deelgenomen.

Feiten

1. Eiseres is eigenaar van de onroerende zaak, een winkelpand uit 2009 met een verkoopruimte van 900 m2.
Overwegingen
2. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat de gemachtigde van eiseres in de vele zaken die hij voert, altijd precies dezelfde stukken indient, zo ook in deze zaak. Het beroepschrift en de aanvullende stukken staan vol algemene, weinig inhoudelijke, dikwijls onsamenhangende, inconsistente en fragmentarische beweringen, zonder enige onderbouwing. Deze beweringen worden door de gemachtigde in alle zaken aangevoerd, ongeacht of ze relevant zijn voor de betreffende zaak. De gemachtigde gaat er kennelijk vanuit dat de wederpartij en de rechtbank met een stofkam door de ingediende stukken gaan en zelf uitzoeken welke beweringen voor de zaak van belang zijn om die in hun voorbereiding dan wel beoordeling mee te nemen.
3. Deze wijze van procederen is in strijd met de goede procesorde. [1] De wederpartij en de rechter worden door de werkwijze van de gemachtigde ernstig bemoeilijkt in de voorbereiding van de zaak, omdat niet duidelijk is wat in geschil is. Het is niet goed mogelijk (de inhoud van) de stukken van de gemachtigde zinvol bij de beoordeling van de zaak te betrekken. Het risico dat daarbij een stelling niet wordt behandeld die in een concreet voorliggende zaak mogelijk met succes zou kunnen worden verdedigd, is het rechtstreeks gevolg van de wijze van procederen door de gemachtigde en komt voor rekening van de belanghebbende namens wie hij optreedt.
4. Het is ook in strijd met een goede procesorde als een gemachtigde die veelvuldig procedeert en dus met de gang van zaken tijdens een belastingprocedure bekend is, pas tijdens de mondelinge behandeling aangeeft welke argumenten in een concrete zaak volgens hem relevant zijn of pas dan allerlei gegevens van feitelijke aard noemt die ook (veel) eerder hadden kunnen worden gesteld en waarvan de juistheid niet onmiddellijk kan worden vastgesteld. [2]
5. Het voorgaande betekent dat de rechtbank slechts beperkt zal ingaan op wat namens eiseres in de loop van de procedure is aangevoerd.
6. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar het bezwaar van eiseres terecht ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft waarde van de onroerende zaak onderbouwd met behulp van de huurwaardekapitalisatiemethode en de vergelijkingsmethode. De heffingsambtenaar heeft aannemelijk gemaakt dat hij de waarde niet te hoog heeft vastgesteld. In de uitspraak op bezwaar heeft de heffingsambtenaar voldoende gemotiveerd gereageerd op de bezwaargronden van eiseres. De rechtbank ziet geen aanleiding het beroep gegrond te verklaren.
7. Eiseres heeft op 26 juni 2023 verzocht om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn. De redelijke termijn is twee jaar, gerekend vanaf de ontvangst van het bezwaarschrift door de heffingsambtenaar tot de uitspraak van de rechtbank. Het bezwaarschrift is ontvangen op 9 maart 2023. Op 14 juni 2024 was de redelijke termijn niet overschreden, zodat het overgangsrecht uit het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2024 niet van toepassing is. [3] Op de datum van de uitspraak is de redelijke termijn afgerond met vijf maanden overschreden. Eiseres heeft niet gesteld dat het financiële belang bij de procedure meer dan € 1.000,- bedraagt. De rechtbank volstaat daarom met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden. [4] Eiseres heeft geen recht op een schadevergoeding.
8. Het beroep is ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.P. Ferwerda, rechter, in aanwezigheid van
mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 juli 2025.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te ondertekenen
griffier
rechter

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Den Haag waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Voetnoten

1.Zie ook Hof Den Haag 9 januari 2025, ECLI:NL:GHDHA:2025:107 en Hof Amsterdam 21 januari 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:150.
2.Hof Amsterdam 21 januari 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:150, r.o. 5.1.5.
3.HR 14 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:853, r.o. 3.5.
4.HR 14 juni 2024, ECLI:NL:HR:2024:853, r.o. 3.4.3.