ECLI:NL:RBROT:2025:9689

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 juli 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
FT RK 25-647
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP) en vaststelling van ingangsdatum

Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de toelating van een schuldenaar tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). De schuldenaar, die zich in een problematische schuldensituatie bevindt, heeft een verzoek ingediend om toegelaten te worden tot de WSNP. De rechtbank heeft dit verzoek toegewezen en daarbij een eerdere ingangsdatum vastgesteld. Tijdens de zitting op 2 juli 2025 zijn de schuldenaar en zijn schuldhulpverleners verschenen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de schuldenaar aan de inspanningsverplichting heeft voldaan en dat er beslag is gelegd op zijn inkomsten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de periode waarin beslag is gelegd, meetelt voor de bepaling van de ingangsdatum van de WSNP. De ingangsdatum is vastgesteld op 26 februari 2025, de datum waarop het schuldhulpverleningstraject is gestart. De rechtbank heeft ook een rechter-commissaris benoemd en de verplichtingen van de schuldenaar tijdens de WSNP uiteengezet. De beslissing is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
insolventienummer: [nummer]
vonnis van:
9 juli 2025
op het verzoek van:
[schuldenaar],
wonende te [adres] ,
[postcode] [woonplaats] .
Waar deze zaak over gaat
[schuldenaar] bevindt zich in een problematische schuldensituatie. Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft [schuldenaar] een verzoek gedaan te worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP). Dit verzoek wordt toegewezen. De rechtbank ziet wel aanleiding om een eerdere ingangsdatum te bepalen.
De rechtbank legt hierna uit waarom zij zo beslist.

1.De procedure

1.1.
[schuldenaar] heeft een verzoek ingediend om te worden toegelaten tot de WSNP.
1.2.
Het verzoek is behandeld op de zitting van 2 juli 2025. Op de zitting zijn verschenen:
- [schuldenaar] ,
- mevrouw M. Ephraim en mevrouw R. Martis, schuldhulpverleners,
- [naam 1] , werkzaam bij Pameijer.
1.3.
Ter zitting zijn aanvullende stukken overgelegd.
1.4.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.De beoordeling van het verzoek

De toelating

2.1.
[schuldenaar] kan worden toegelaten tot de WSNP als hij zich in een problematische schuldensituatie bevindt en hij te goeder trouw was bij het ontstaan en onbetaald laten van zijn schulden. De rechtbank kijkt daarbij vooral naar de afgelopen drie jaar. Ook moet de verwachting bestaan dat [schuldenaar] aan de verplichtingen van de WSNP zal voldoen.
2.2.
[schuldenaar] voldoet aan alle eisen en wordt toegelaten tot de WSNP.
2.3.
De verplichtingen waaraan [schuldenaar] tijdens de WSNP moet voldoen zijn: de informatieverplichting, de inspanningsverplichting, de verplichting geen nieuwe schulden te laten ontstaan, de verplichting om schuldeisers niet te benadelen en de afdrachtverplichting. Er wordt een bewindvoerder benoemd. Deze bewindvoerder controleert of de verplichtingen worden nagekomen. Er wordt ook een rechter-commissaris benoemd. De taak van de rechter-commissaris is om toezicht te houden op de bewindvoerder.
2.4.
Als [schuldenaar] zich tijdens het WSNP-traject houdt aan alle verplichtingen die de WSNP met zich brengt, eindigt het traject met de zogenoemde “schone lei”. Dit betekent dat schuldeisers hun vorderingen ten aanzien waarvan de WSNP werkt niet meer op [schuldenaar] kunnen verhalen.
2.5.
De eerste 13 maanden van het traject geldt in beginsel een postblokkade. Dat betekent dat in die periode alle post naar de bewindvoerder gaat. De bewindvoerder stuurt de post na controle door aan [schuldenaar] .
2.6.
De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van [schuldenaar] in Nederland ligt.
De ingangsdatum
2.7.
Het WSNP-traject duurt in principe 18 maanden. De Faillissementswet bepaalt dat de termijn van de WSNP in beginsel ingaat op de dag van dit vonnis, tenzij er aanleiding is de termijn eerder te laten ingaan.
2.8.
Een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald als vanaf die eerdere datum de verplichtingen die volgen uit het voorafgaande schuldhulpverleningstraject zijn nagekomen. Als uitgangspunt geldt daarbij dat de schuldenaar tijdens het minnelijke voortraject maximaal, op basis van de normen die gelden voor berekening van het vrij te laten bedrag (het vtlb), moet aflossen op zijn schulden en dat hij zich moet inspannen om zoveel mogelijk baten voor de schuldeisers te verwerven. Het vtlb wordt berekend met de vtlb-calculator die via het internet beschikbaar is. Om voor een eerdere ingangsdatum in aanmerking te komen, moet dus maandelijks sprake zijn van aflossingen die tenminste gelijk zijn aan het genoemde verschil tussen de netto inkomsten en het vtlb. Daarnaast moet er bij arbeidsgeschiktheid fulltime gewerkt worden of moet er aantoonbaar worden gesolliciteerd naar een fulltime baan.
2.9.
De rechtbank stelt allereerst vast dat [schuldenaar] niet heeft verzocht om een eerdere ingangsdatum. Verder volgt uit het verhandelde ter zitting dat schuldhulpverlening op 26 februari 2025 is gestart. [schuldenaar] heeft sindsdien aan de inspanningsverplichting voldaan. Hij heeft namelijk vanuit de gemeente een ontheffing van de sollicitatieverplichting van 1 januari 2025 tot en met 31 december 2026. De rechtbank stelt daarnaast vast dat gedurende het voorafgaande schuldhulpverleningstraject niet is gespaard voor de (gezamenlijke) schuldeisers. Uit de berekening van het vrij te laten inkomen (vtlb) van 13 juni 2025 volgt dat [schuldenaar] een (kleine) afdrachtscapaciteit heeft van € 9,40. Daarnaast stelt de rechtbank vast dat vanaf de start van het schuldhulpverleningstraject door een schuldeiser beslag is gelegd op de inkomsten van [schuldenaar] . Gedurende de maanden dat er beslag lag, heeft [schuldenaar] per maand € 67,00 afgedragen aan de beslaglegger. De rechtbank is van oordeel dat hoewel hij gedurende het schuldhulpverleningstraject slechts aan een enkele schuldeiser heeft betaald in plaats van een de gezamenlijke schuldeisers, dit niet aan [schuldenaar] is toe te rekenen. De rechtbank verwijst daarbij naar het arrest van de Hoge Raad van 20 december 2024 (ECLI:NL:HR:2024:1913), rechtsoverweging 3.11.3. En zolang het rechtens onduidelijk blijft of schuldenaren gedurende het schuldhulpverleningstraject bevoegd zijn om door middel van een moratorium of een voorlopige voorziening te ageren tegen een liggend beslag, zal ook het uitblijven van dit verzoek in beginsel niet verwijtbaar zijn. Daarom telt die periode wel mee bij het bepalen van een eerdere ingangsdatum, ook al omdat [schuldenaar] in deze periode dus meer heeft afgedragen dan hij op grond van het vtlb zou hebben gemoeten. Gelet op het voorgaande heeft [schuldenaar] dus vanaf 26 februari 2025 voldaan aan de verplichtingen.
2.10.
De rechtbank komt dus tot de conclusie dat een eerdere ingangsdatum kan worden bepaald. De rechtbank stelt de ingangsdatum vast op 26 februari 2025, zijnde de dag waarop het schuldhulpverleningstraject is gestart.

3.De beslissing

De rechtbank:
- spreekt de toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling uit ten aanzien van:
[schuldenaar],
geboren op [geboortedatum] -1969 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] , [postcode] [woonplaats] ;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. M. Aukema
en tot bewindvoerder [naam 2],
gevestigd te [postadres]
;
- stelt de ingangsdatum van de schuldsaneringsregeling vast op 26 februari 2025 en de einddatum op 26 augustus 2026;
- draagt de bewindvoerder op de post van [schuldenaar] in te zien;
- bepaalt dat de bewindvoerder een voorschot op de vergoeding mag nemen volgens het Besluit vergoeding bewindvoerder schuldsanering. Deze vergoeding is gelijk aan 1
/14e deel van de overeenkomstig artikel 2 van dat Besluit te berekenen vergoeding. Dit kan alleen:
- zolang de schuldsaneringsregeling loopt en,
- voor zover de boedel toereikend is.
Dit is de beslissing van mr. M. Aukema, rechter, in samenwerking met T.M.M. de Laat, griffier. Deze beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 juli 2025. [1]