ECLI:NL:RBROT:2025:9751

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
12 augustus 2025
Zaaknummer
ROT 25/5399
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening inzake sluiting woning op grond van de Opiumwet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 12 augustus 2025 uitspraak gedaan op een verzoek om een voorlopige voorziening. Het verzoeker betreft de sluiting van zijn woning door de burgemeester van Capelle aan den IJssel op basis van de Opiumwet. De burgemeester had op 18 juni 2025 besloten om de woning van verzoeker te sluiten voor de duur van zes maanden, omdat er vermoedens waren van drugshandel. Verzoeker was het niet eens met dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij toegang tot zijn woning zou behouden tot de beslissing op zijn bezwaar. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, waarbij hij oordeelde dat de burgemeester de sluiting van de woning terecht noodzakelijk had geacht. De voorzieningenrechter concludeerde dat er voldoende aanwijzingen waren dat de woning betrokken was bij drugshandel, ondanks dat er geen drugs in de woning zelf waren aangetroffen. De voorzieningenrechter benadrukte dat de burgemeester bevoegd was om de woning te sluiten en dat de sluiting een geschikt middel was om de openbare orde te herstellen. De voorzieningenrechter vond ook dat de sluiting niet onevenwichtig was, ondanks de persoonlijke omstandigheden van verzoeker, zoals zijn psychische problemen en de noodzaak voor EMDR-therapie. De voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker niet aannemelijk had gemaakt dat hij de therapie alleen succesvol kon volgen als hij in zijn eigen woning verbleef. De uitspraak heeft geen mogelijkheid tot hoger beroep of verzet.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 25/5399

uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 augustus 2025 in de zaak tussen

[verzoeker] , uit [plaats 1] , verzoeker

(gemachtigde: mr. K.C. van de Wijngaart),
en

de burgemeester van Capelle aan den IJssel , de burgemeester

(gemachtigde: mr. S. van Boxel),

met als derde partij [stichting 1] , uit [plaats 2] , de verhuurder

(gemachtigde: mr. P.J. Remmelts).

Samenvatting

1. Deze uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening gaat over de sluiting van verzoekers woning op grond van de Opiumwet. Verzoeker is het hier niet mee eens. Hij verzoekt daarom om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt hij aan de hand van de gronden van verzoeker.
1.1.
De voorzieningenrechter wijst in deze uitspraak het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.

Procesverloop

2. Met het bestreden besluit van 18 juni 2025 heeft de burgemeester verzoekers woning vanaf 2 juli 2025 gesloten voor de duur van zes maanden. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
2.1.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 31 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: verzoeker, zijn gemachtigde en de gemachtigde van de burgemeester. De gemachtigde van de verhuurder is zonder voorafgaand bericht van verhindering niet verschenen.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Wat is er gebeurd?
3. Verzoeker woont in de woning aan [adres] in [plaats 1] . Uit een bestuurlijke rapportage van de politie van 10 april 2025 komt het volgende naar voren. Vanwege een strafrechtelijk onderzoek naar handel in verdovende middelen hebben politieambtenaren op 27 maart 2025 een voertuig met een Duits kenteken gevolgd na een ANPR [1] -hit. Het kenteken van dit voertuig is eerder in de ANPR-systemen geregistreerd vanwege een overdracht met verdovende middelen. Het voertuig stopte bij een winkelcentrum op enkele honderden meters van een woning (niet zijnde de woning van verzoeker). Ten tijde van de observatie van het voertuig hebben andere politieambtenaren verzoeker met zijn zoon in de berging van deze woning waargenomen en vervolgens gezien dat verzoeker met een Lidl-tas richting een nabijgelegen winkelcentrum liep. Het viel hierbij volgens de politieambtenaren op dat verzoeker continu om zich heen keek. Vervolgens hebben politieambtenaren gezien dat verzoeker samen met de bestuurder van het voertuig met het Duitse kenteken pratend de roltrap af kwam lopen. De bestuurder wees naar het betreffende voertuig, stapte het voertuig in en kwam er later uit met een papieren tasje. Verzoeker liep de Kruidvat in, heeft de Lidl-tas daar achtergelaten en zijn zoon erop gewezen waar deze tas lag. Verzoekers zoon heeft de tas vervolgens gepakt en onder zijn jas verstopt. Nadat verzoeker het winkelcentrum verliet, heeft de politie hem in een nabijgelegen apotheek op heterdaad aangehouden op verdenking van een eerdere drugsdeal. Daarbij viel volgens de politieambtenaren op dat verzoeker voor de aanhouding een telefoon, die hij in de Kruidvat nog had gebruikt, had weggemaakt. Het voertuig met het Duitse kenteken is onopvallend gevolgd en op de Roo-Valkstraat in Rotterdam gecontroleerd, waarna in een professioneel verborgen ruimte een papieren tasje met € 27.720,- is aangetroffen (in bezit van de bestuurder). Verzoeker was volgens de politie zeer waarschijnlijk in het bezit van 1,5 kg cocaïne (die in de Lidl-tas zat). Volgens de politie heeft 1,5 kg cocaïne momenteel een marktwaarde van ongeveer € 27.000,-. De politieambtenaren hebben hierdoor het zeer nadrukkelijke vermoeden gekregen dat er een overdracht van geld en cocaïne had moeten plaatsvinden die op het laatste moment niet is doorgegaan. Gelet op deze bevindingen zijn een aantal woningen, waaronder verzoekers woning, doorzocht. In verzoekers woning is een drugspers, een persplaat behorend bij een drugspers, twee brokken wit poeder (310,9 gram mannitol [2] ) en een residu wit poeder (44,2 gram mannitol) aangetroffen.
Waar gaat het in deze zaak om?
4. De burgemeester heeft op grond van de bestuurlijke rapportage verzoeker bij brief van 15 mei 2025 in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven op het voorgenomen besluit om de woning van verzoeker te sluiten voor zes maanden. Nadat verzoeker hiervan geen gebruik heeft gemaakt, heeft de burgemeester besloten de woning te sluiten voor de duur van zes maanden op grond van artikel 13b, eerste lid, onder b, van de Opiumwet. Verzoeker is het daar niet mee eens. Hij wil met het verzoek om een voorlopige voorziening bereiken dat de woning open blijft tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
Spoedeisend belang
5. Een procedure bij de voorzieningenrechter is een spoedprocedure. Een voorlopige voorziening kan alleen worden getroffen als er een spoedeisend belang is, waardoor iemand niet kan wachten op een beslissing op zijn bezwaar- of beroepschrift. De voorzieningenrechter vindt dat het spoedeisend belang voldoende aannemelijk is. Als er geen voorlopige voorziening wordt getroffen, heeft verzoeker gedurende zes maanden geen toegang tot zijn woning.
Is de burgemeester bevoegd verzoekers woning te sluiten en is de sluiting een geschikt middel?
6. Tussen partijen is niet in geschil dat de burgemeester bevoegd is over te gaan tot sluiting van verzoekers woning en dat de sluiting in dit geval een geschikt middel is. Wat partijen verdeeld houdt, is het antwoord op de vraag of de sluiting noodzakelijk en evenwichtig is.
Is de sluiting noodzakelijk?
7. Verzoeker voert aan dat de burgemeester ten onrechte heeft gesteld dat sluiting van de woning noodzakelijk is en niet met een minder vergaand middel kan worden volstaan. De Beleidsregel artikel 13b Opiumwet [plaats 1] 2019 (Beleidsregel) voorziet niet in de situatie dat geen drugs is aangetroffen in de woning, zoals hier het geval is. Daarom moet extra kritisch worden beoordeeld of de sluiting noodzakelijk is. In het voordeel van verzoeker pleit dat geen drugs zijn aangetroffen, geen sprake is van professionele vervaardiging van drugs, de woning niet betrokken is bij drugshandel in georganiseerd verband en dat de openbare orde niet is verstoord. Er is immers geen loop naar de woning en er zijn geen overlastmeldingen.
7.1.
Bij de beoordeling van de noodzaak van de sluiting is van belang of de burgemeester met een minder ingrijpend middel dan een sluiting had kunnen en moeten volstaan omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Toepassing van artikel 13b van de Opiumwet heeft als doel de openbare orde te herstellen en strekt daarnaast tot beëindiging van de overtreding, het beëindigen van de negatieve effecten van de overtreding en het voorkomen van herhaling van de overtreding. Het ligt voor de hand dat de burgemeester die effecten op de omgeving betrekt in zijn beoordeling. Deze beoordeling moet plaatsvinden aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval. Zo kan sluiting van de woning noodzakelijk zijn als op grond van concrete feiten en omstandigheden aannemelijk is dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel als bijvoorbeeld professionele handelslocatie of opslaglocatie voor handel elders. Met de sluiting wordt de woning aan de keten van drugshandel onttrokken. [3]
7.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester de noodzaak tot sluiting van de woning aanwezig heeft mogen achten en dat hij niet gehouden was om met een minder ingrijpend middel te volstaan. Weliswaar komt in het bestreden besluit niet afdoende naar voren wat de noodzaak tot het sluiten van de woning is, maar gelet op de inhoud van het verweerschrift gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat de burgemeester dat gebrek in de beslissing op bezwaar nog kan herstellen. Hoewel in de woning geen drugs zijn aangetroffen, heeft de burgemeester aannemelijk mogen achten dat de woning wordt gebruikt als opslag- of bewerkingslocatie voor drugs en dus fungeert als schakel in het drugscircuit. In de woning zijn immers versnijdingsmiddelen aangetroffen, in combinatie met voorwerpen waarvan algemeen bekend is dat die voor het verwerken, verpakken en/of verkopen van drugs worden gebruikt. De burgemeester heeft de vondst van deze goederen en voorwerpen mogen bezien in het licht van de observaties van de politie, waaruit blijkt dat verzoeker betrokken was bij een vermoedelijk mislukte drugsdeal, waarbij hij een tas met daarin 1,5 kilogram cocaïne bij zich droeg. De burgemeester heeft op basis daarvan in redelijkheid kunnen concluderen dat verzoeker nauw betrokken is bij drugshandel en dat gelet daarop, in verband gezien met de in de woning aangetroffen goederen en voorwerpen, ook zijn woning bij die drugshandel betrokken is. De burgemeester heeft daarnaast bij de beoordeling van de noodzaak mogen betrekken dat de wijk waarin de woning is gelegen een relatief hoge mate van drugsoverlast heeft.
Is de sluiting evenwichtig?
8. Verzoeker voert aan dat de (duur van de) sluiting niet evenwichtig is. Verzoeker kampt met psychische problemen en zal EMDR-therapie gaan volgen. Daarvoor heeft verzoeker een stabiele verblijfplaats nodig. Verzoeker zat in voorlopige hechtenis, maar de rechtbank heeft die op 14 juli 2025 geschorst zodat verzoekers EMDR-therapie kan worden voortgezet. Verzoeker kan niet bij zijn ex-vrouw en kinderen terecht omdat hem een contactverbod met zijn zoon is opgelegd. De burgemeester heeft verder verzoeker in het kader van de evenwichtigheid ten onrechte tegengeworpen dat hij geen zienswijze heeft gegeven. Verzoeker heeft het voornemen van 15 mei 2025 namelijk nooit heeft ontvangen.
8.1.
Als de burgemeester zich redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat sluiting van de woning noodzakelijk is, dient hij zich ervan te vergewissen dat de sluiting in de gegeven omstandigheden evenwichtig is. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid moeten de voor bewoners nadelige gevolgen van de sluiting worden afgewogen tegen de doelen die de burgemeester met de sluiting wil bereiken. Daarbij zijn verschillende omstandigheden van belang, waaronder of de bewoner een bijzondere binding heeft met de woning. [4]
8.2.
De voorzieningenrechter acht het sluiten van de woning voor zes maanden in dit geval niet onevenwichtig. Uit de bijlage bij de Beleidsregel volgt dat de burgemeester een woning sluit voor zes maanden bij een eerste constatering van een handelshoeveelheid harddrugs in een woning. Hoewel in dit geval geen drugs (en dus ook geen harddrugs) in de woning zijn aangetroffen, heeft de burgemeester gelet op de aangetroffen voorbereidingsmiddelen in combinatie met de waarnemingen van de politie op 27 maart 2025 in redelijkheid kunnen aansluiten bij die sluitingsduur. Dat verzoeker EMDR-therapie moet volgen leidt niet tot een ander oordeel. Verzoeker heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter namelijk niet aannemelijk gemaakt dat hij die therapie slechts succesvol kan volgen als hij in zijn eigen woning verblijft – nog los van de omstandigheid dat de eerste afspraak voor het volgen van de EMDR-therapie nog moet worden gemaakt, zoals verzoeker ter zitting heeft verklaard. Bovendien, voor zover verzoeker bij het volgen van de therapie gebaat is bij stabiliteit, heeft de burgemeester in het verweerschrift te kennen gegeven dat [stichting 2] bereid is verzoeker te ondersteunen bij het zoeken naar vervangende woonruimte. Dat verzoeker geen zienswijze heeft kunnen geven, maakt het oordeel over de evenwichtigheid van de sluiting evenmin anders. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat verzoeker in deze voorlopige voorzieningenprocedure in de gelegenheid is gesteld om zijn standpunt naar voren te brengen.

Conclusie en gevolgen

9. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat de woning gesloten mag blijven. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.B. Plomp, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H. Sabanovic, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2025.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Automatische kentekenplaatherkenning.
2.Dit is een versnijdingsmiddel.
3.Zie uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922.
4.Zie de uitspraak van de Afdeling van 16 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:2922.