In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een huurgeschil tussen een verhuurder en twee huurders over de oplevering van een woning. De huurders, [gedaagde 1] en [gedaagde 2], hebben de woning gehuurd van [eiser]. De huurovereenkomst eindigde op 30 september 2023. Na de eindinspectie op die datum heeft de verhuurder herstelkosten in rekening gebracht, omdat de woning niet in de afgesproken staat was opgeleverd. De huurders hebben tijdens een voorinspectie op 8 september 2023 afspraken gemaakt over de staat van de woning, maar de verhuurder stelt dat er schade aan de vloer is die niet is vermeld op het inspectieformulier. De kantonrechter heeft geoordeeld dat [gedaagde 1] verstek heeft laten gaan en dat de vordering tegen haar is toegewezen. Voor [gedaagde 2] is geoordeeld dat hij geen kosten hoeft te betalen voor de vloer, omdat de schade niet als verborgen gebrek kan worden aangemerkt. Echter, [gedaagde 2] moet wel de kosten voor het schilderwerk en enkele kleine werkzaamheden betalen, omdat hij niet heeft voldaan aan de eisen die de verhuurder stelde. De kantonrechter heeft de proceskosten hoofdelijk toegewezen aan beide gedaagden, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.