Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 17 februari 2025, met bijlagen;
- de rolbeslissing van 19 juni 2025;
- de akte van [eiseres] van 3 juli 2025, met bijlagen;
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 juli 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen [eiseres] en [gedaagde]. [Eiseres] heeft [gedaagde] aangeklaagd wegens huurachterstand en schade aan de huurwoning. [Gedaagde] is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] een huurachterstand heeft van € 4.932,68 en daarnaast herstelkosten van € 3.570,16 moet betalen, wat samen een totaalbedrag van € 8.502,84 oplevert. Tevens zijn er incassokosten van € 542,08 toegewezen aan [eiseres].
Een belangrijk aspect van de uitspraak is de vernietiging van het opslagbeding in de huurprijswijzigingsbepaling, dat een jaarlijkse huurverhoging van 5% mogelijk maakte. De kantonrechter oordeelde dat deze opslag oneerlijk was en niet gerechtvaardigd kon worden. Hierdoor werd de huurachterstand lager vastgesteld dan door [eiseres] was gevorderd.
De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat [gedaagde] ook de proceskosten moet vergoeden, die zijn begroot op € 1.180,68. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiseres] het vonnis direct kan uitvoeren, ook als [gedaagde] in hoger beroep gaat. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. M. Fiege.