ECLI:NL:RBROT:2025:9929

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
15 augustus 2025
Zaaknummer
11311054 CV EXPL 24-23613
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake huurprijswijzigingsbeding en schadevergoeding in huurzaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 juli 2025 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen [eiseres] en [gedaagde]. [Eiseres] heeft [gedaagde] aangeklaagd wegens huurachterstand en schade aan de huurwoning. [Gedaagde] is niet verschenen in de procedure, waardoor verstek is verleend. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] een huurachterstand heeft van € 4.932,68 en daarnaast herstelkosten van € 3.570,16 moet betalen, wat samen een totaalbedrag van € 8.502,84 oplevert. Tevens zijn er incassokosten van € 542,08 toegewezen aan [eiseres].

Een belangrijk aspect van de uitspraak is de vernietiging van het opslagbeding in de huurprijswijzigingsbepaling, dat een jaarlijkse huurverhoging van 5% mogelijk maakte. De kantonrechter oordeelde dat deze opslag oneerlijk was en niet gerechtvaardigd kon worden. Hierdoor werd de huurachterstand lager vastgesteld dan door [eiseres] was gevorderd.

De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat [gedaagde] ook de proceskosten moet vergoeden, die zijn begroot op € 1.180,68. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiseres] het vonnis direct kan uitvoeren, ook als [gedaagde] in hoger beroep gaat. De uitspraak is openbaar uitgesproken door mr. M. Fiege.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 11706551 CV EXPL 25-11980
datum uitspraak: 31 juli 2025
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres] ,
vestigingsplaats: [plaats] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. E.L.B. Hundscheidt,
tegen
[gedaagde],
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats binnen Nederland of daarbuiten,
gedaagde,
die niet in de procedure is verschenen.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres] ’ en ‘ [gedaagde] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 17 februari 2025, met bijlagen;
  • de rolbeslissing van 19 juni 2025;
  • de akte van [eiseres] van 3 juli 2025, met bijlagen;
1.2.
Tegen [gedaagde] is verstek verleend (artikel 139 Rv).

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde] huurde een woning van [eiseres] . Er is een huurachterstand en schade aan de huurwoning ontstaan. [eiseres] eist dat [gedaagde] die huurachterstand met rente en kosten betaalt en ook de gemaakte herstelkosten. Tot slot eist [eiseres] dat [gedaagde] in de proceskosten wordt veroordeeld.
2.2.
[gedaagde] moet van de kantonrechter de huurachterstand en de herstelkosten betalen. Wel wordt een lagere huurachterstand toegewezen dan in de dagvaarding staat, omdat de kantonrechter het opslagbeding in de huurprijswijzigingsbepaling vernietigt. Hierna wordt uitgelegd waarom.
De kantonrechter vernietigt het opslagbeding
2.3.
In de huurovereenkomst is bepaald dat de huurprijs jaarlijks kan worden geïndexeerd volgens de consumentenprijsindex (CPI) met daarbovenop een opslag van 5%. De kantonrechter oordeelt dat het opslagbeding oneerlijk is, omdat zo’n hoge opslag niet nodig is om kostenstijgingen die uitgaan boven de inflatie te compenseren en om de huurprijs in de pas te laten lopen met de waardeontwikkeling van de woning. Een jaarlijkse huurstijging met dit opslagpercentage blijft niet binnen aanvaardbare grenzen. [eiseres] heeft niet of onvoldoende uitgelegd waarom dat in dit geval anders zou zijn. De door haar genoemde onvoorziene omstandigheden worden niet nader toegelicht of onderbouwd. De kantonrechter vernietigt daarom het opslagbeding. [1]
[gedaagde] moet een bedrag van € 8.502,84 (bestaand uit € 4.932,68 aan huurachterstand en € 3.570,16 aan herstelkosten) betalen
2.4.
[eiseres] heeft bij akte berekend dat, bij vernietiging van het opslagbeding, de huurachterstand nog € 4.932,68 is. [gedaagde] wordt veroordeeld om dit bedrag aan [eiseres] te betalen.
2.5.
[eiseres] stelt dat de huurwoning door [gedaagde] niet in goede staat is opgeleverd waardoor zij schade heeft geleden. [eiseres] vordert daarom herstelkosten van € 3.570,16 van [gedaagde] . [gedaagde] weerspreekt dit niet waardoor de schade en de omvang daarvan komen vast te staan. De gevorderde herstelkosten worden dan ook toegewezen. Samen met de huurachterstand moet [gedaagde] dus (€ 3.570,16 + € 4.932,69 =) € 8.502,84 betalen.
[gedaagde] moet incassokosten van € 542,08 betalen
2.6.
De incassokosten van € 542,08 worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
[gedaagde] moet rente betalen
2.7.
De hoogte van de gestelde vervallen rente kan niet juist zijn, omdat blijkt dat de rente door [eiseres] is berekend over een te hoog bedrag aan hoofdsom. De rente wordt toegewezen over de herstelkosten en de huurachterstand die na iedere wijziging vanaf 1 oktober 2023 heeft opengestaan tot de dag dat volledig is betaald. [eiseres] heeft namelijk genoeg gesteld waaruit volgt dat deze rente moet worden betaald.
Verder geen oneerlijke bepalingen
2.8.
De kantonrechter heeft onderzocht of er nog andere oneerlijke bepalingen zijn, maar die zijn er niet. Daarbij is alleen gekeken naar bepalingen die voor deze zaak van belang zouden kunnen zijn. Bepalingen die voor beoordeling van de eis niet relevant zijn, heeft de kantonrechter dus niet getoetst.
[gedaagde] moet de proceskosten betalen
2.9.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij voor het grootste deel ongelijk krijgt (artikel 237 Rv). De kantonrechter begroot de kosten die [gedaagde] aan [eiseres] moet betalen op € 163,68 aan dagvaardingskosten, € 543,00 aan griffierecht, € 339,00 aan salaris voor de gemachtigde (1 punt) en € 135,00 aan nakosten. Dat is in totaal € 1.180,68. Hier kan nog een bedrag bij komen als dit vonnis wordt betekend.
Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, omdat [eiseres] dat eist (artikel 233 Rv). Dat betekent dat het vonnis meteen mag worden uitgevoerd, ook als één van de partijen aan een hogere rechter vraagt om de zaak opnieuw te beoordelen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen € 9.044,92 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 8.502,84 die na iedere wijziging vanaf 1 oktober 2023 heeft opengestaan tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres] worden begroot op € 1.180,68;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
62574

Voetnoten

1.Hoge Raad 29 november 2024: ECLI:NL:HR:2024:1780