ECLI:NL:RBSGR:1999:AA5502
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening in vreemdelingenrechtelijke zaak betreffende verblijfsvergunning voor medische behandeling
In deze zaak verzocht de Surinaamse verzoeker om een voorlopige voorziening in het kader van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning in Nederland, met als doel medische behandeling. De verzoeker had eerder een verblijfsvergunning gehad, maar deze was ingetrokken na de verbreking van zijn relatie met een Nederlandse partner. De aanvraag voor een nieuwe verblijfsvergunning werd door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen, omdat de verzoeker niet voldeed aan de voorwaarden voor verblijf op medische gronden. De president van de rechtbank, M.H. Kobussen, oordeelde dat de verzoeker niet kon aantonen dat Nederland het meest aangewezen land was voor zijn medische behandeling, en dat hij ook niet had aangetoond dat hij geen toegang had tot de benodigde zorg in Suriname. De president concludeerde dat er geen klemmende redenen van humanitaire aard waren die een uitzondering op het beleid rechtvaardigden. De president wees het verzoek om een voorlopige voorziening af, waarmee de uitzetting van de verzoeker niet werd tegengehouden. De uitspraak werd gedaan op 21 oktober 1999, na een zitting op 10 september 1999, waarbij de verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren.