ECLI:NL:RBSGR:2000:AA7522
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Stehouwer
- D.J. de Lange
- J. Grijns
- Rechtspraak.nl
Toelating als vluchteling en vergunning tot verblijf; niet-ontvankelijkheid en leeftijdsonderzoek
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiseres, een Chinese nationaliteit houdende vreemdeling, om toelating als vluchteling en om een vergunning tot verblijf. De Staatssecretaris van Justitie heeft de aanvraag op 8 juli 1999 afgewezen wegens kennelijke ongegrondheid. Eiseres heeft op 21 september 1999 een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, dat op 28 april 2000 door de president van de rechtbank is toegewezen. Het beroep is op 22 augustus 2000 behandeld door de meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij eiseres in persoon verscheen, bijgestaan door haar gemachtigde, en verweerder vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres op 5 juni 1997 Nederland is binnengekomen, maar zich pas op 27 juni 1997 heeft gemeld bij de autoriteiten. Dit leidde tot de conclusie dat eiseres niet onverwijld heeft gemeld, wat volgens artikel 15b van de Vreemdelingenwet (Vw) noodzakelijk is voor de ontvankelijkheid van haar aanvraag. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris terecht heeft gesteld dat eiseres geen vluchteling is, omdat zij geen gegronde reden voor vervolging heeft aangetoond.
Daarnaast is er een leeftijdsonderzoek uitgevoerd, waaruit bleek dat eiseres ten tijde van de aanvraag meerderjarig was. De rechtbank oordeelt echter dat de conclusie van het leeftijdsonderzoek onvoldoende is onderbouwd. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de Staatssecretaris en beveelt een nieuwe beslissing op het bezwaar, waarbij ook de proceskosten van eiseres worden vergoed. De rechtbank benadrukt dat de conclusies van het leeftijdsonderzoek niet zonder meer als betrouwbaar kunnen worden aangenomen, en dat er een risico bestaat dat minderjarigen als meerderjarigen worden behandeld.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit niet op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen en dat de motivering niet voldoet aan de eisen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).