ECLI:NL:RBSGR:2000:AA8051
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Stehouwer
- Y.J. Klik
- Th.C.M. Hendriks-Jansen
- Rechtspraak.nl
Weigering vergunning tot verblijf op grond van twijfel over identiteit van de vreemdeling
In deze zaak heeft eiser, een Albanese vreemdeling, een aanvraag ingediend voor een vergunning tot verblijf in Nederland met als doel bij zijn Nederlandse partner te verblijven en arbeid te verrichten. De aanvraag werd op 10 februari 1997 door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen, met de mededeling dat eiser de behandeling van een eventueel bezwaar niet in Nederland mocht afwachten. Eiser heeft vervolgens meerdere verzoeken om voorlopige voorzieningen ingediend, waarvan er één op 29 februari 2000 werd toegewezen. De rechtbank heeft de zaak op 13 juni 2000 behandeld, waarbij eiser in persoon verscheen, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de Staatssecretaris vertegenwoordigd was door een ambtenaar van het Ministerie van Justitie.
Eiser verblijft sinds juni 1994 in Nederland en heeft eerder een asielaanvraag ingediend. Er zijn twijfels gerezen over de identiteit van eiser, die verschillende aliassen heeft gebruikt en leugenachtige verklaringen heeft afgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser een authentiek paspoort heeft overgelegd, maar dat dit paspoort niet in persoon aan hem is uitgereikt, wat vragen oproept over de juistheid van de persoonsgegevens. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris in redelijkheid kan eisen dat de identiteit van de vreemdeling vaststaat voordat een vergunning tot verblijf wordt verleend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de weigering van de vergunning tot verblijf op grond van artikel 11, vijfde lid van de Vreemdelingenwet gerechtvaardigd is, omdat de identiteit van eiser niet ondubbelzinnig is vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarbij zij heeft opgemerkt dat de twijfels over de identiteit van eiser, in samenhang met zijn verleden, voldoende grond vormen voor de beslissing van de Staatssecretaris. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen schending is van artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, aangezien de weigering van de vergunning tot verblijf niet in strijd is met de rechten van eiser.