ECLI:NL:RBSGR:2001:AB0673
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- D.J. de Lange
- Th.C.M. Hendriks-Jansen
- B.C.W. Geurtsen-van Eeden
- Rechtspraak.nl
Toelating van vreemdeling bij Nederlandse partner en de toepassing van artikel 8 EVRM
In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiser, een Ghanese vreemdeling, om een vergunning tot verblijf bij zijn Nederlandse partner, mevrouw C. Eiser heeft sinds 1991 in Nederland verbleven en heeft een aanvraag ingediend op 9 december 1998. De aanvraag werd door de Staatssecretaris van Justitie afgewezen, omdat eiser niet kon aantonen dat hij ongehuwd was en zijn partner niet over voldoende middelen van bestaan beschikte. Eiser heeft bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris niet voldoende rekening heeft gehouden met de omstandigheden van eiser en zijn partner, waaronder de zorg van de partner voor twee jonge kinderen uit een eerder huwelijk. De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris niet de vereiste belangenafweging heeft gemaakt met betrekking tot het recht op gezinsleven onder artikel 8 van het EVRM. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de Staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de rechtbank ook de proceskosten van eiser toekent. De uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige afweging van de belangen van vreemdelingen in het kader van het vreemdelingenrecht en de bescherming van het gezinsleven.