ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1757
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag van Afghaanse eiseres en de zorgvuldigheid van het onderzoek door de Immigratie- en Naturalisatiedienst
In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van een Afghaanse eiseres, die samen met haar minderjarige kind een verzoek om toelating als vluchteling heeft ingediend. De rechtbank 's-Gravenhage heeft op 7 maart 2001 uitspraak gedaan in deze bodemzaak, waarbij de rechtbank de bestreden beschikking van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft vernietigd. De eiseres, die behoort tot de Hazara-bevolkingsgroep en het sji'itisch-islamitische geloof belijdt, heeft in haar aanvraag gesteld dat zij en haar familie in Afghanistan vervolgd worden door de Taliban. De rechtbank heeft vastgesteld dat het asielrelaas van de eiseres in overwegende mate afhankelijk is van dat van haar echtgenoot, die ook een asielaanvraag heeft ingediend. De rechtbank oordeelt dat het weinig zorgvuldig is dat de IND een beslissing heeft genomen op het bezwaarschrift van de eiseres zonder de verklaringen van haar echtgenoot in de beoordeling te betrekken. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de IND opgedragen om opnieuw op het bezwaarschrift te beslissen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak. Tevens is de IND veroordeeld in de proceskosten van de eiseres en is de Staat der Nederlanden aangewezen als rechtspersoon die het griffierecht aan de eiseres dient terug te betalen. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.