ECLI:NL:RBSGR:2001:AB1991
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- W.J. van Bennekom
- Rechtspraak.nl
Bewaring van vreemdeling met valse documenten en onttrekkingsgevaar
In deze zaak gaat het om de bewaring van een vreemdeling, A, van Cambodjaanse nationaliteit, die op 3 januari 2001 in bewaring is gesteld op grond van artikel 26, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet (Vw). De vreemdeling was aangehouden op Schiphol omdat hij met een vals paspoort Nederland wilde verlaten. De rechtbank moest beoordelen of de vreemdeling zich aan zijn uitzetting zou onttrekken en of de bewaring gerechtvaardigd was. De rechtbank oordeelde dat de vreemdeling zich inderdaad aan de uitzetting zou onttrekken, gezien zijn eerdere illegale verblijf van vijf maanden in Nederland en het gebruik van een vals paspoort. De rechtbank gaf verweerder enige ruimte om het begrip 'te kennen geven Nederland te willen verlaten' nader in te vullen. De vreemdeling had echter op 8 januari 2001 te kennen gegeven Nederland te willen verlaten en beschikte op dat moment over zijn paspoort en een vliegticket naar Cambodja. De rechtbank oordeelde dat de bewaring vanaf die datum onrechtmatig was, omdat aan de voorwaarden van artikel 26, tweede lid, van de Vw was voldaan. De rechtbank kende de vreemdeling een schadevergoeding toe van ƒ 200,- per dag voor de onrechtmatige bewaring en veroordeelde verweerder in de proceskosten van de vreemdeling, die op ƒ 1420,- werden begroot. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en wees het verzoek om schadevergoeding toe.