ECLI:NL:RBSGR:2002:AE1952
Rechtbank 's-Gravenhage
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak van Guineese nationaliteit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 april 2002 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. De verzoeker, een alleenstaande minderjarige vreemdeling van Guineese nationaliteit, had verzocht om uitzetting achterwege te laten totdat er een beslissing zou worden genomen op zijn beroep inzake de verblijfsvergunning asiel en het bezwaar tegen de reguliere verblijfsvergunning. De voorzieningenrechter heeft het verzoek afgewezen, omdat het belang van de verzoeker aan de gevraagde voorziening, voor zover deze samenhangt met het beroep, was komen te vervallen na de ongegrondverklaring van dat beroep.
De voorzieningenrechter overwoog dat er geen spoedeisend belang was bij het verzoek om voorlopige voorziening, aangezien er geen uitzettingsdatum bekend was en de gemachtigde van de verweerder had verklaard dat er geen gevallen bekend zijn waarin alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv's) hangende bezwaar zijn uitgezet. Bovendien bleek uit een brief van de verweerder aan het COA dat de opvang van de verzoeker zou worden voortgezet tot de datum van vertrek.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om het verzoek toe te wijzen, omdat het belang van de verzoeker bij de gevraagde voorziening niet zwaarder woog dan het belang van de verweerder bij de onmiddellijke uitvoering van zijn besluit. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat het besluit om uitzetting niet achterwege te laten onrechtmatig zou zijn indien het in strijd zou zijn met verdragsbepalingen of andere rechtsregels, maar er was geen indicatie dat dit het geval was.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, en er was geen aanleiding voor een kostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.