ECLI:NL:RBSGR:2002:AE5838
Rechtbank 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. van Rossum
- M. Valk
- J. Strijards
- Rechtspraak.nl
Uitleveringsverzoek van de Verenigde Staten aan Nederland
Op 29 januari 2002 deed de rechtbank 's-Gravenhage uitspraak in een uitleveringszaak naar aanleiding van een verzoek van de Verenigde Staten om de opgeëiste persoon uit te leveren voor strafvervolging. Het verzoek was ingediend op 28 november 2001 door de ambassade van de Verenigde Staten, waarbij de minister van Justitie van Nederland werd verzocht om uitlevering. Tijdens de zitting werd door de raadsman van de opgeëiste persoon betoogd dat de rechtbank niet bevoegd was om het verzoek in behandeling te nemen, omdat de voorlopige aanhouding had plaatsgevonden in het arrondissement Amsterdam. De officier van justitie stelde echter dat de rechtbank wel bevoegd was, omdat de zaak was voortgekomen uit een eerder rechtshulpverzoek van de Bondsrepubliek Duitsland.
De rechtbank oordeelde dat zij zich onbevoegd moest verklaren om van het uitleveringsverzoek kennis te nemen. De rechtbank stelde vast dat de plaats waar de opgeëiste persoon zich bevond op het moment van de eerste handeling in de uitleveringsprocedure niet binnen het arrondissement 's-Gravenhage lag. De rechtbank benadrukte dat de wetgever met de Uitleveringswet had beoogd om forumshopping te voorkomen en dat de bevoegdheid van de uitleveringsrechter afhankelijk is van de fysieke locatie van de opgeëiste persoon.
De rechtbank wees de vordering tot gevangenhouding af en beval de opheffing van de bewaring van de opgeëiste persoon. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken. De beslissing van de rechtbank was gebaseerd op een zorgvuldige afweging van de bevoegdheid en de relevante wetgeving met betrekking tot uitlevering.