RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummer 09/900516-02; 09/091779-02 (t.b.g.); 01.025.085-01 (TUL); 13.010.014-02 (TUL); 14.010.021-02 (TUL)
rolnummer 0002
's-Gravenhage, 10 oktober 2002.
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Achterhoek, Huis van Bewaring Ooyershoekseweg te Zutphen.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 26 september 2002.
De verdachte, bijgestaan door de raadsman mr Oort, is verschenen en gehoord.
Er hebben zich vier benadeelde partijen gevoegd.
De officier van justitie mr Van den Honert heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding onder 1, 2, 3 primair, 4 primair, 5 en 6 telastgelegde rekening houdend met het ad informandum gevoegde feit - wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij 1], [benadeelde partij 2], [benadeelde partij 3] en [benadeelde partij 4].
De officier van justitie heeft voorts gevorderd dat de blijkens de Lijst van inbeslaggenomen, niet teruggegeven voorwerpen - hierna te noemen Beslaglijst, waarvan een fotokopie, gemerkt C, aan dit vonnis is gehecht - onder verdachte inbeslaggenomen autoradiocassetterecorder zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende en dat het onder verdachte inbeslaggenomen formulier aan verdachte zal worden teruggegeven.
Tenslotte heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de drie schriftelijke vorderingen tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Hertogenbosch d.d. 26 juni 2001 alsmede de politierechter in de rechtbank te Amsterdam d.d. 26 februari 2002 en de politierechter in de rechtbank te Alkmaar d.d. 22 maart 2002 is veroordeeld, te weten respectievelijk 2 maanden, 2 weken en 1 maand gevangenisstraf.
Aan verdachte is telastgelegd - na wijziging van de telastlegging ter terechtzitting - hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A, en van de vorderingen wijziging telastlegging, gemerkt A1 en A2.
De rechtbank acht op grond van het onderzoek ter terechtzitting niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte bij - gewijzigde - dagvaarding onder 4 primair, 4 subsidiair en 6 is telastgelegd, zodat hij daarvan dient te worden vrijgesproken.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen -elk daarvan, ook in zijn onderdelen, gebruikt voor het bewijs van datgene waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft- staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 primair en 5 vermelde feiten heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijven oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder zij zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte heeft blijk gegeven van onvoldoende respect voor andermans eigendommen door zich telkens schuldig te maken aan diefstal van auto's en door voorts diverse auto's open te breken en daaruit goederen weg te nemen. Dergelijke feiten jagen de eigenaars veelal op aanzienlijke (herstel)kosten en vormen een voortdurende bron van ergernis, terwijl bovendien in de samenleving bestaande gevoelens van onveiligheid worden bevestigd en versterkt.
De rechtbank houdt voorts rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens een op zijn naam staand uittreksel uit het algemeen documentatieregister reeds vele malen eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, uit welke veroordelingen hij kennelijk geen lering heeft getrokken. De rechtbank stelt bovendien vast dat verdachte de onderhavige strafbare feiten heeft gepleegd, terwijl hij in drie verschillende proeftijden liep. Voor een (gedeeltelijke) taakstraf zoals is verzocht door verdachte, acht de rechtbank derhalve geen termen aanwezig.
De rechtbank rekent verdachte de feiten dan ook ernstig aan. De rechtbank houdt anderzijds rekening met de relatief jonge leeftijd van verdachte.
De rechtbank heeft mede in aanmerking genomen het niet bij dagvaarding telastgelegde strafbare feit waarvan een korte omschrijving staat vermeld op de dagvaarding.
Verdachte heeft dit feit erkend en de officier van justitie heeft te kennen gegeven, dat dienaangaande geen verdere vervolging zal worden ingesteld.
Gelet op het bovenstaande acht de rechtbank een onvoorwaardelijke straf van na te melden duur op zijn plaats.
De vorderingen van de benadeelde partijen.
[benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 710,30.
Deze vordering is door de bij het Voegingsformulier gevoegde overgelegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 1 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen.
[benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 135,00.
Deze vordering is door de verdediging niet weersproken en is bij het Voegingsformulier gevoegde overgelegde bescheiden gestaafd, terwijl die vordering, die eenvoudig van aard is, rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag vindt in het bij dagvaarding onder 2 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij ontvankelijk is in zijn vordering en zal deze vordering toewijzen.
[benadeelde partij 3], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 2.623,00.
De rechtbank zal de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien aan verdachte terzake van het aan deze vordering ten grondslag liggende feit, wegens de vrijspraak daarvan, geen straf of maatregel wordt opgelegd.
[benadeelde partij 4], wonende te [woonplaats], heeft zich als benadeelde partij gevoegd ter zake van de vordering tot schadevergoeding, groot € 468,53.
Deze vordering is voorzover het post 4, te weten een GSM, betreft, eenvoudig van aard en vindt rechtstreeks - naar uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken - haar grondslag in het bij dagvaarding onder 5 aan verdachte telastgelegde en bewezenverklaarde feit.
De rechtbank bepaalt derhalve dat de benadeelde partij voor dat deel ontvankelijk is in haar vordering en zal deze vordering tot een bedrag van € 60,00 toewijzen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de vordering voor het overige niet van zo eenvoudige aard is dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding.
Inbeslaggenomen voorwerpen.
Onvoldoende duidelijk is geworden aan wie het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 1., te weten een autoradiocassetterecorder, in eigendom toebehoort. De rechtbank zal, nu geen persoon als rechthebbende kan worden aangemerkt, de bewaring van het voorwerp ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van het blijkens de Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp genummerd 2, te weten formulier op naam van verdachte.
De vordering tenuitvoerlegging.
De rechtbank acht termen aanwezig voor toewijzing van de vorderingen van de officier van justitie d.d. 16 september 2002 en 11 september 2002 tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de gevangenisstraf, waartoe verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Hertogenbosch d.d. 26 juni 2001 alsmede de politierechter in de rechtbank te Amsterdam d.d. 26 februari 2002 en de politierechter in de rechtbank te Alkmaar d.d. 22 maart 2002 nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat deze zich voor het einde van de proeftijd, die bij voormeld vonnissen was opgelegd en die eindigt op respectievelijk 10 juli 2003, 11 maart 2004 en 4 april 2004 wederom heeft schuldig gemaakt aan soortgelijke feiten.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen:
- 14g, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het hem bij - gewijzigde - dagvaarding onder 4 primair, 4 subisidiair en 6 telastgelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart in voege als overwogen wettig en overtuigend bewezen, dat verdachte de bij dagvaarding onder 1, 2, 3 primair en 5 telastgelegde feiten heeft begaan en dat het bewezene uitmaakt:
t.a.v. feiten 1, 2 en 5 onder c:
Diefstal door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd;
t.a.v. feit 5 onder a en b:
Diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
verklaart het bewezene en verdachte deswege strafbaar;
veroordeelt verdachte te dier zake tot:
gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op : 23 juni 2002,
in voorlopige hechtenis gesteld op : 26 juni 2002;
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partijen toe en veroordeelt verdachte voorts:
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan :
- [benadeelde partij 1], wonende te [woonplaats], een bedrag van € 710,30,
- [benadeelde partij 2], wonende te [woonplaats], een bedrag van € 135,00,
- [benadeelde partij 4], wonende te [woonplaats], een bedrag van € 60,00,
met veroordeling tevens in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot deze uitspraak begroot op nihil, en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
bepaalt dat de benadeelde partij [benadeelde partij 3] in het geheel en [benadeelde partij 4] voor het overige niet ontvankelijk is in haar vordering tot schadevergoeding, en dat [benadeelde partij 4] haar vordering bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van het blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 1, te weten een autoradiocassetterecorder audio sound A330;
gelast de teruggave aan verdachte van het blijkens de aan dit vonnis gehechte Beslaglijst inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 2, te weten een formulier op naam van [verdachte]
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Hertogenbosch d.d. 26 juni 2001, gewezen onder parketnummer 01.025085-01, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in de rechtbank te Amsterdam d.d. 26 februari 2002, gewezen onder parketnummer 13.010.014-02, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 2 weken;
gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorwaardelijk opgelegd bij voormeld vonnis van de politierechter in de rechtbank te Alkmaar d.d. 22 maart 2002, gewezen onder parketnummer 14.010.021-02, te weten:
gevangenisstraf voor de duur van 1 maand;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs Timmermans, voorzitter,
A.S.I. van Delden en Y. de Boer, rechters,
in tegenwoordigheid van mr Van der Kleijn, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 10 oktober 2002.
parketnummer 09/900516-02