ECLI:NL:RBSGR:2004:AQ7086
Rechtbank 's-Gravenhage
- Kort geding
- R.J. Paris
- Rechtspraak.nl
Uitlevering aan de Verenigde Staten en de gevolgen voor de rechtsbescherming van de eiser
In deze zaak vordert eiser, die de Amerikaanse nationaliteit heeft, dat gedaagde, de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie), hem verbiedt uitgeleverd te worden aan de Verenigde Staten. De Minister van Justitie heeft de uitlevering toegestaan voor de strafbare feiten paspoortfraude en belastingfraude, maar de uitlevering voor de feiten moord, gebruik van een vuurwapen en het niet verschijnen ter zitting is ontoelaatbaar verklaard. Eiser stelt dat, ondanks de weigering van uitlevering voor bepaalde feiten, hij toch gestraft zal worden voor deze feiten in de VS, wat in strijd zou zijn met het specialiteitsbeginsel en de onschuldpresumptie zoals vastgelegd in het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM). Hij voert aan dat de Amerikaanse rechter rekening zal houden met alle feiten, ongeacht of hij daarvoor is uitgeleverd, wat een flagrante schending van zijn rechten zou betekenen.
De rechtbank overweegt dat de uitlevering in overeenstemming is met het uitleveringsverdrag tussen Nederland en de VS, dat bepaalt dat de uitgeleverde persoon niet voor andere feiten kan worden berecht dan waarvoor uitlevering is toegestaan. De rechtbank concludeert dat gedaagde in redelijkheid heeft kunnen besluiten om de uitlevering toe te staan, en dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een uitzondering op het vertrouwensbeginsel rechtvaardigen. Eiser heeft niet voldoende onderbouwd dat de Federal Sentencing Guidelines in de VS een onaanvaardbare schending van het specialiteitsbeginsel met zich meebrengen.
De vordering van eiser wordt afgewezen, en hij wordt veroordeeld in de kosten van het geding. De uitspraak is gedaan door voorzieningenrechter R.J. Paris op 20 augustus 2004.