ECLI:NL:RBSGR:2005:AU7045

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
4 november 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
183473
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontzegging van het recht op omgang met de minderjarige door de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 4 november 2005 uitspraak gedaan in een procedure betreffende de omgangsregeling tussen een moeder en haar minderjarige kind. De moeder had verzocht om vaststelling van een omgangsregeling van eenmaal per veertien dagen, maar de rechtbank heeft besloten om haar het recht op omgang te ontzeggen tot 4 november 2006. De rechtbank heeft vastgesteld dat er na een eerdere beschikking van 17 september 2004, waarin een voorlopige omgangsregeling was vastgesteld, geen significante vooruitgang is geboekt in de contacten tussen de moeder en de minderjarige. De moeder had in de tussentijd een maand in Amerika verbleven, wat de contacten verder heeft bemoeilijkt. De vader van de minderjarige heeft aangegeven dat hij met rust gelaten wil worden en dat de situatie voor hem en de minderjarige onhoudbaar is geworden. De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de noodzakelijke verstandhouding tussen de ouders ontbreekt, wat essentieel is voor een verantwoorde omgangsregeling. De rechtbank heeft de mogelijkheid van forensische mediation overwogen, maar dit niet opgelegd, gezien de problematische verstandhouding tussen de ouders en de ambivalente houding van de minderjarige ten aanzien van de omgang met de moeder. De rechtbank heeft geconcludeerd dat omgang met de moeder op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van de minderjarige, en heeft de ontzegging van het recht op omgang voor de duur van één jaar opgelegd. De rechtbank heeft benadrukt dat de hulpverlening aan de minderjarige prioriteit heeft en dat er in de toekomst opnieuw gekeken kan worden naar contactherstel.

Uitspraak

RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Omgang
rekestnummer : FA RK 02-4214
zaaknummer : 183473
datum beschikking : 4 november 2005
BESCHIKKING op het op 8 juli 2002 ingekomen verzoek van:
[de moeder],
de moeder,
wonende te [woonplaats],
procureur: mr. H.C. Grootveld,
advocaat: mr. A.J.C. van Bemmel, kantoorhoudende te Rotterdam.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[de vader],
de vader,
wonende te [woonplaats],
procureur: mr. J.J.P.M. Benders.
PROCEDURE
Bij beschikking van 17 september 2004 van deze rechtbank is - voor zover hier van belang -:
bepaald dat de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], in beginsel en afhankelijk van de beoordeling van de gezinsvoogd, bij de moeder zal zijn:
* tijdens de eerste drie maanden: eenmaal in de veertien dagen drie uur op de woensdagmiddag, aanvankelijk in aanwezigheid van de gezinsvoogd,
* vervolgens drie maanden: eenmaal in de veertien dagen op zaterdag,
* vervolgens eenmaal in de veertien dagen van zaterdag tot en met de daaropvolgende zondag, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad,
de behandeling aangehouden tot 1 mei 2005 pro forma, en iedere verdere beslissing ten aanzien van de omgang aangehouden.
De rechtbank heeft wederom kennis genomen van de stukken, waaronder thans ook:
- de brief d.d. 19 april 2005, met bijlage, van de zijde van de moeder;
- de fax(brief) d.d. 16 juni 2005 van de zijde van de vader.
Op 23 september 2005 is de behandeling ter terechtzitting voortgezet. Hierbij zijn verschenen: mr. A.J.C. van Bemmel, de advocaat van de moeder, de procureur van de vader alsmede de heer O. Ente namens de raad voor de kinderbescherming, hierna: de raad.
De minderjarige heeft zich schriftelijk uitgelaten over het verzoek.
BEOORDELING
De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist.
Het is de rechtbank gebleken dat de ondertoezichtstelling van de minderjarige inmiddels is verlengd tot 22 april 2006.
De vader en de moeder zijn niet ter terechtzitting verschenen.
De advocaat van de moeder heeft ter terechtzitting naar voren gebracht dat - ondanks dat de moeder op de hoogte was van het belang van haar aanwezigheid ter terechtzitting - zij niet opnieuw de confrontatie met de vader aankon vanwege de emotionele terugslag die zij na de vorige terechtzitting heeft gehad.
Na de beschikking van 17 september 2004 heeft er een aantal keren contact tussen de moeder en de minderjarige plaatsgevonden in het bijzijn van de gezinsvoogd. Deze contacten waren beperkt tot een paar dagdelen en dateren van een aantal maanden geleden. De moeder is naar Amerika geweest voor een maand vakantie maar zij heeft dit met de vader gecommuniceerd. De moeder wenst echter nog steeds vaststelling van een omgangsregeling van eenmaal per veertien dagen van zaterdag tot en met zondag omdat er naar haar mening geen contra-indicatie voor omgang is. De mening van de minderjarige is in de visie van de moeder in casu niet doorslaggevend. De moeder wil graag regelmaat en structuur in de omgang vastgelegd zien maar begrijpt dat, gezien de voorgeschiedenis, een uitgebreide omgangsregeling thans niet mogelijk is. Desgevraagd geeft de advocaat van de moeder ter terechtzitting aan dat forensische mediation een serieuze optie is. De moeder hoopt dat het contact met de minderjarige zal verbeteren naarmate hij ouder wordt. Zij hecht er zeer aan dat de minderjarige weet dat zij moeite heeft gedaan om omgang met hem te hebben, aldus haar advocaat.
De procureur van de vader heeft aangegeven dat de vader met rust gelaten wil worden en dat bij hem de rek eruit is. Het breekpunt is geweest dat de moeder, nadat er tweemaal contact tussen haar en de minderjarige had plaatsgevonden, voor een maand naar Amerika is gegaan, hetgeen zeer teleurstellend was voor de vader en de minderjarige. Het loyaliteitsconflict en de terechte teleurstelling van de minderjarige bemoeilijken de omgang tussen de moeder en de minderjarige. Het vertrouwen van de vader is geschonden, de hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling heeft voorrang en vergt ook tijd en inspanning van de minderjarige, de minderjarige is niet gemotiveerd en rust is op dit moment beter voor de minderjarige en de huidige gezinssituatie. Tegen deze achtergrond beschouwd, verzet de vader zich tegen het vaststellen van een omgangsregeling bij rechterlijke uitspraak en acht de procureur van de vader forensische mediation weinig zinvol.
De raad heeft ter terechtzitting benadrukt dat in een eerder stadium zowel de rechtbank als de raad geen contra-indicaties zijn gebleken voor omgang en dat gezien de toekomst van de minderjarige het verzoek van de moeder tot omgang serieus genomen moet worden. De raad staat in beginsel weliswaar positief tegenover de mogelijkheid van forensische mediation, mede gezien de belangrijke signaalfunctie die daarvan uitgaat in de richting van de minderjarige, doch in bepaalde situaties is berusting onvermijdelijk.
De rechtbank overweegt als volgt. Gebleken is dat de voorlopige omgangsregeling met gefaseerde opbouw, zoals deze na het advies van de raad bij beschikking van deze rechtbank van 17 september 2004 is vastgesteld, niet van de grond is gekomen. Wat van de stellingen van partijen omtrent de reis van de moeder naar Amerika ook zij, feit is dat dit het breekpunt is geweest in het contact tussen de moeder en de minderjarige en dat nadien de contacten niet meer zijn hervat. Verder is naar voren gekomen dat er tussen de moeder en de vader geen enkele basis is voor overleg over de minderjarige, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank - mede gelet op het jarenlange ontbreken van contact tussen de moeder en de minderjarige - onontbeerlijk is voor een verantwoorde uitvoering van de omgangsregeling. Dat de noodzakelijke verstandhouding tussen de ouders nog steeds ontbreekt vindt bevestiging in het feit dat zowel de moeder als de vader niet in persoon ter terechtzitting zijn verschenen omdat de moeder de confrontatie niet aankan en bij de vader "de rek eruit is".
De rechtbank zal de ter terechtzitting geopperde mogelijkheid van forensische mediation niet opleggen nu dit een extra belasting voor partijen en de minderjarige zou betekenen terwijl thans is gebleken dat de vader niet mee wil werken aan deze verplichte vorm van mediation en dat de problematische verstandhouding tussen partijen weinig hoop geeft op een succesvolle uitkomst.
Gelet op de voorgeschiedenis, de problematische verstandhouding tussen partijen, het loyaliteitsconflict waarin de minderjarige verkeert en de daarmee samenhangende ambivalente houding van de minderjarige ten aanzien van de omgang met de moeder en de door de minderjarige bij brief aan de rechtbank geuite wens om met rust gelaten te worden, acht de rechtbank omgang van de minderjarige met de moeder op dit moment in strijd met de zwaarwegende belangen van de minderjarige. De rechtbank zal de ontzegging opleggen voor de duur van één jaar.
De rechtbank overweegt daarbij dat de hulpverlening van de minderjarige in het kader van de ondertoezichtstelling de onverdeelde aandacht kan krijgen en dat in dat kader opnieuw zal kunnen worden gekeken naar contactherstel en (beperkte) omgang tussen de moeder en de minderjarige.
Gelet op het vorenoverwogene zal worden beslist als na te melden.
BESLISSING
De rechtbank - met wijziging in zoverre van de beschikking van deze rechtbank van 14 mei 1998 -
ontzegt de moeder het recht op omgang met de minderjarige [minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats], tot 4 november 2006;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th.G. Lautenbach, kinderrechter, bijgestaan door mr. E.A. de Gier-Starreveld als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 november 2005.