ECLI:NL:RBSGR:2006:AY8314

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
24 februari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
249200 FA RK 05-4898 tussenbeschikking
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake verzoek tot echtscheiding en nevenvoorzieningen met betrekking tot de geldigheid van een Marokkaans huwelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank 's-Gravenhage op 24 februari 2006 een tussenbeschikking gegeven in het kader van een verzoek tot echtscheiding en nevenvoorzieningen. De vrouw heeft verzocht om de ontbinding van het huwelijk en om nevenvoorzieningen met betrekking tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de echtgenoten op 2 september 2003 in Marokko met elkaar zijn gehuwd en dat er een tweede huwelijk is gesloten in Nederland op 8 december 2003. De vrouw heeft de Marokkaanse nationaliteit en de man heeft zowel de Marokkaanse als de Nederlandse nationaliteit. De rechtbank heeft de vrouw in de gelegenheid gesteld om aan te tonen dat het Marokkaanse huwelijk niet rechtsgeldig is of niet in Nederland voor erkenning in aanmerking komt. De behandeling van het verzoek is aangehouden tot 1 juni 2006, waarbij de vrouw uiterlijk twee weken voor deze datum moet aangeven of het Marokkaanse huwelijk geldig is en of het voor erkenning in Nederland in aanmerking komt. De rechtbank heeft ook bepaald dat de man schriftelijk mag reageren op de overgelegde stukken tot de proformadatum. Indien er geen bericht is ontvangen of de gevraagde stukken niet zijn overgelegd, zal de zaak schriftelijk worden afgedaan. De rechtbank heeft de procedure in het kader van de echtscheiding en de nevenvoorzieningen opgeschort, in afwachting van de benodigde informatie over de geldigheid van het Marokkaanse huwelijk.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector familie- en jeugdrecht
Enkelvoudige Kamer
Scheiding
7x
rekestnummer: FA RK 05-4898
zaaknummer: 249200
datum beschikking: 24 februari 2006
TS
BESCHIKKING op het op 31 augustus 2005 ingekomen verzoek van:
[naam van de vrouw],
de vrouw,
wonende te [woonplaats],
procureur: mr. C.J. de Jongh-Moolenaar.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
[naam van de man],
de man,
wonende te [woonplaats],
procureur: mr. A.A. Vermeij,
advocaat: mr. R.H. Wormhoudt.
PROCEDURE
De rechtbank heeft kennis genomen van de stukken waaronder:
- het verzoekschrift,
- het verweerschrift,
- vier faxberichten van de zijde van de vrouw, één d.d. 19 januari 2006 en drie d.d. 26 januari 2006, allen met bijlagen.
Op 27 januari 2006 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw, vergezeld van haar procureur, en de advocaat van de man.
VERZOEK EN VERWEER
Het verzoek van de vrouw, zoals dat thans luidt, strekt tot echtscheiding, met nevenvoorzieningen tot:
- vaststelling van de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, in dier voege dat de rechtbank:
- bepaalt dat de inboedel van de echtelijke woning, aan beide partijen genoegzaam bekend, aan de vrouw wordt toegedeeld;
- bepaalt dat de schuld van de man aan de [bank] onder rekeningnummer [0000.00.000], welke rekening te zijner naam is gesteld, aan de man wordt toegedeeld met de bepaling dat de man deze schuld als eigen schuld dient te voldoen;
- vijftig procent (50%) van de schuld aan de [bank] met referentie
[XXX000-0000000000/0[0000.00.001], welke thans € 3.925,-- bedraagt, aan de man toedeelt en bepaalt dat de man deze schuld als eigen schuld dient te voldoen als volgt: de man dient het door hem verschuldigde bedrag van € 1.962,50 binnen een week na de inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand te storten op [bank] rekeningnummer [0000.00.001];
- toedeling aan de vrouw van het huurrecht van de echtelijke woning te ([postcode]) [woonplaats], [adres];
een en ander voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De man voert ter zitting niet langer verweer tegen de verzochte echtscheiding. De man voert geen verweer tegen de verzochte toedeling aan de vrouw van het huurrecht van de echtelijke woning.
De man voert verweer tegen de verzochte vaststelling van de verdeling, in dier voege dat hij primair een bevel tot verdeling ten overstaan van een notaris wenst. Subsidiair, indien de rechtbank de verdeling vaststelt, voert de man verweer tegen de verzochte vaststelling.
BEOORDELING
Aan de wettelijke formaliteiten is voldaan.
Blijkens authentiek bewijsstuk zijn de echtgenoten op [huwelijksdatum] 2003 in de gemeente [naam] met elkaar gehuwd.
Blijkens overgelegde bewijsstukken van de gemeente [naam] heeft de man de Marokkaanse nationaliteit en heeft de vrouw de Nederlandse en de Marokkaanse nationaliteit.
Echtscheiding
Nu de echtgenoten beiden hun gewone verblijfplaats in Nederland hebben, komt de Nederlandse rechter met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding rechtsmacht toe.
Nu de vrouw een keuze voor het Nederlandse recht heeft gedaan, waarmee de man heeft ingestemd, zal de rechtbank krachtens artikel 1, lid 4, van de Wet van 25 maart 1981, houdende regeling van het conflictenrecht inzake ontbinding van het huwelijk en scheiding van tafel en bed en de erkenning daarvan, Nederlands recht op het verzoek tot echtscheiding toepassen.
Ter zitting heeft de vrouw gesteld dat partijen in Marokko op [datum ] 2003 zijn gehuwd en daarna nogmaals zijn gehuwd in Nederland op 8 december 2003. De vrouw heeft verklaard dat zij dacht dat dit de gebruikelijke procedure was, gelet op het geloof van partijen.
Door de vrouw is een kopie van een uitspraak overgelegd van de arrondissementsrechtbank te Tatouan d.d. [datum in 2005], waaruit volgens de vertaling blijkt dat beide partijen zijn bijgestaan door een advocaat. In dit vonnis is onder de feiten opgenomen, voor zover hier van belang: 'Op grond van de door eiseres bij de griffie van deze rechtbank ingediende openingspleitnota, op 17-08-2005, ( ... ) waarin gesteld wordt dat de eiseres met gedaagde gebonden is met rechtsgeldig huwelijk sinds 02-09-2003'.
In de uitspraak staat, voor zover hier van belang: 'de eiseres, mevrouw [naam van de vrouw], geboren in Nederland op [geboortedatum in 1983], te doen scheiden van haar echtgenoot, de gedaagde, de heer [naam van de man], geboren te Tatouan op [datum in 1978], onherroepelijke scheiding.'
De rechtbank overweegt als volgt.
Artikel 1:33 BW houdt een verbod in van bigamie en polygamie en is van openbare orde. Dit artikel laat echter twee personen die met elkaar gehuwd menen te zijn de vrijheid om opnieuw te trouwen, indien zij twijfelen aan de geldigheid van het eerdere huwelijk of als zij vernietiging van dat huwelijk vrezen, bijvoorbeeld omdat niet zeker is of een buitenlands huwelijk naar Nederlands recht als geldig zal worden geaccepteerd. Als het eerste huwelijk echter geldig blijkt te zijn, mist de huwelijkssluiting van 8 december 2003 naar het oordeel van de rechtbank rechtskracht.
Op grond van de stellingen van de vrouw en de overgelegde stukken is de rechtbank gebleken dat er ten tijde van de sluiting van het onderhavige Nederlandse huwelijk mogelijk sprake was van een eerder huwelijk tussen partijen, dat ten tijde van het sluiten van het huwelijk in Nederland nog niet ontbonden was. Niet duidelijk is geworden of de ambtenaar van de burgerlijke stand ten overstaan van wie het Nederlandse huwelijk is gesloten van dit eerdere huwelijk op de hoogte was. De rechtbank beschikt niet over voldoende gegevens - waaronder de originele Marokkaanse huwelijksakte en de gehele vertaling daarvan, alsmede de originele stukken betreffende de ontbinding van dit huwelijk, voor zover nodig gelegaliseerd en geverifieerd en voorzien van een volledige vertaling - om te kunnen beoordelen of het eerste huwelijk tussen partijen, in Marokko gesloten, rechtsgeldig is en of dit huwelijk in Nederland voor erkenning in aanmerking komt. Indien sprake zou zijn van een rechtsgeldig huwelijk, welk huwelijk in Nederland voor erkenning in aanmerking komt, kan de rechtbank in de onderhavige zaak niet de echtscheiding uitspreken, omdat in dat geval het Nederlandse huwelijk - alhoewel op 8 december 2003 wel een formele huwelijkssluiting heeft plaatsgevonden - niet tot stand is gekomen omdat partijen toen reeds met elkander waren gehuwd.
Voorshands is verder gebleken dat het eerste huwelijk reeds door echtscheiding is ontbonden, zodat deze Marokkaanse echtscheiding op grond van artikel 2 WCE wordt erkend nu deze uitspraak na een behoorlijke rechtspleging en door een beslissing van de rechtbank tot stand is gekomen.
Gelet op vorenstaande overwegingen acht de rechtbank het aangewezen de vrouw, gelet op haar verzoek het Nederlandse huwelijk te ontbinden, in de gelegenheid te stellen aan te tonen dat het Marokkaanse huwelijk geen rechtsgeldig huwelijk was en/of niet in Nederland voor erkenning in aanmerking komt. Indien de vrouw bij nader inzien toch van mening is dat het Marokkaanse huwelijk geldig is en voor erkenning in aanmerking komt, is zij in de gelegenheid haar verzoek in te trekken of te wijzigen. Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de behandeling van het verzoek tot echtscheiding, alsmede de verzoeken tot het treffen van nevenvoorzieningen, aanhouden tot 1 juni 2006 pro forma met het doel als hiervoor omschreven.
BESLISSING
De rechtbank:
houdt de behandeling van het verzoek tot echtscheiding, alsmede de verzoeken tot het treffen van nevenvoorzieningen, aan tot 1 juni 2006 pro forma;
uiterlijk twee weken vóór die datum dient de vrouw zich uit te laten omtrent de geldigheid van het Marokkaanse huwelijk en/of de erkenning van dit huwelijk in Nederland, alsmede omtrent de voortgang van de procedure;
bepaalt dat de man tot de proformadatum op de door de wederpartij overgelegde stukken schriftelijk mag reageren;
bepaalt dat de behandeling ter zitting eerst na tijdige ontvangst van alle bovengenoemde stukken zal worden voortgezet, behoudens toepassing van artikel 9.7 en 9.8 van het procesreglement scheiding;
bepaalt dat, indien voor genoemde proformadatum geen bericht is ontvangen of door beide partijen de gevraagde stukken niet (volledig) zijn overgelegd zonder dat uitstel is gevraagd, de zaak ingevolge artikel 9.5 van het procesreglement scheiding schriftelijk zal worden afgedaan;
bepaalt dat, indien een van partijen de gevraagde stukken niet (volledig) heeft overgelegd zonder dat uitstel is gevraagd de zaak ingevolge artikel 9.6 van het procesreglement scheiding schriftelijk zal worden afgedaan tenzij de wederpartij of de rechter een mondelinge behandeling wenst, in welk geval stukken van de partij die in gebreke was niet meer zullen worden geaccepteerd.
Deze beschikking is gegeven door mr. Th.G. Lautenbach, bijgestaan door mr. T.A.E. Scheers als griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2006.