RECHTBANK 'S-GRAVENHAGE
SECTOR STRAFRECHT
MEERVOUDIGE KAMER
(VERKORT VONNIS)
parketnummers : 09.925.743-06;
's-Gravenhage, 6 december 2006
De rechtbank 's-Gravenhage, rechtdoende in strafzaken, heeft het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte :
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden,
Huis van Bewaring "Zoetermeer", aan de Rokkeveenseweg 50 te Zoetermeer.
Het onderzoek is gehouden ter terechtzitting van 22 november 2006.
De verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr A.M.D. Naarden, is verschenen en gehoord.
De officier van justitie mr H.A.C. Banning heeft gevorderd dat verdachte terzake van het hem bij dagvaarding telastgelegde wordt veroordeeld tot plaatsing van verdachte in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaren en dat in dat kader opname zal plaatsvinden; na 12 maanden kan een tussentijdse beoordeling over de voortgang van de behandeling plaats vinden
Aan verdachte is telastgelegd hetgeen is vermeld in de ingevoegde fotokopie van de dagvaarding, gemerkt A.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit vonnis zal worden gehecht.
Door de voormelde inhoud van vorenstaande bewijsmiddelen staan de daarin genoemde feiten en omstandigheden vast en is de rechtbank op grond daarvan tot de overtuiging gekomen en acht zij wettig bewezen, dat verdachte het bij dagvaarding vermelde feit heeft begaan, met dien verstande, dat de rechtbank bewezen acht -en als hier ingelast beschouwt, zulks met verbetering van eventueel in de telastlegging voorkomende type- en taalfouten, zoals weergegeven in de bewezenverklaring, door welke verbetering verdachte niet in de verdediging is geschaad- de inhoud van de telastlegging, zoals deze is vermeld in de fotokopie daarvan, gemerkt B.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde en van de verdachte.
Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat het na te melden misdrijf oplevert.
Verdachte is deswege strafbaar, nu geen strafuitsluitingsgronden aannemelijk zijn geworden.
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden, waaronder het is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals van een en ander tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Voorts wordt met betrekking tot de op te leggen deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf het volgende overwogen.
Verdachte, die gedronken had, heeft een jong meisje, dat met zijn dochter op straat speelde mishandeld door haar te schoppen, te slaan. De aanleiding was een volgens verdachte bijdehante opmerking van het meisje, die verdachte kennelijk niet pikte.
Dit is een zeer vervelend agressief feit, waarvan argeloze mensen die toevallig in zijn buurt zijn ongewild de dupe zijn.
Het betreft een volstrekt buitenproportionele reactie die zeker door een volwassene niet tegen een kind behoort te worden gegeven.
Uit de rapportages, die in de loop der tijd over verdachte zijn uitgebracht, te weten een Vroeghulpinterventierapport van 18 augustus 2006 en het rapport van het Psycho Medisch Centrum Parnassia van 16 oktober 2006, alsook uit de justitiële documentatie van verdachte blijkt dat alcoholgebruik als een rode draad door zijn leven loopt.
Onder invloed van alcohol heeft verdachte de maatschappij veel overlast bezorgd. Naast enkele geweldsdelicten en vernielingen heeft verdachte zeer vele overtredingen van de Wegenverkeerswet vanwege rijden onder invloed op zijn naam staan.
Met behulp van Parnassia heeft verdachte reeds verschillende malen getracht af te kicken, hetgeen tot nu toe niet (geheel) is gelukt.
Dat is mede een reden dat door de hulpinstanties nu wordt voorgesteld de ISD-maatregel op te leggen, hetgeen de officier van justitie ook heeft gevorderd.
De rechtbank heeft het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zelf bij de reclassering als ook op de terechtzitting aangegeven, dat zijn alcoholgebruik de laatste tijd drastisch is verminderd en dat hij vroeger vaak laveloos was, doch nu niet meer. Verdachte heeft ook te kennen gegeven dat hij graag verder behandeld wil worden, maar omdat er geen stok achter de deur stond, is het hem na een paar pogingen niet gelukt en is hij weer -zij het veel minder- in deze verslaving vervallen.
Verdachte is -zoals reeds gezegd- bereid een programma te volgen teneinde zijn alcoholgebruik te leren beperken. Hij heeft gemerkt dat zijn gezondheid ook op het spel staat.
Hij is echter niet gemotiveerd dit in een kader van een tweejarig durende ISD-maatregel te moeten doen.
Nu verdachte bereid is een behandeling te ondergaan, rijst de vraag of een ISD-maatregel, dat toch als een uiterst middel moet worden beschouwd, dient te worden opgelegd. Hoewel verdachte valt binnen de criteria die in de wet zijn gesteld, behoort hij, gezien de aard van de strafbare feiten die hij de afgelopen vijf jaar heeft gepleegd, niet tot de doelgroep - de zeer actieve veelpleger, die veel op straat leeft, een gebrek aan maatschappelijke bindingen en zelfredzaamheid heeft met weinig structuur in zijn leven - met het oog waarop de maatregel in de wet is opgenomen.
Dit brengt de rechtbank ertoe de door Parnassia geadviseerde en door de officier van justitie gevorderde ISD-maatregel niet op te leggen.
De rechtbank zal een deels voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waaraan als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact zal worden gekoppeld, ook als dat een behandeling voor zijn alcoholverslaving inhoudt, temeer daar verdachte reeds bij deze hulpinstanties bekend is.
Verdachte heeft het dan zelf in de hand. Wellicht dat deze stok achter de deur verdachte ervan weerhoudt in herhaling te vallen. Zo niet, dan is het zeker niet ondenkbaar dat hem alsnog de ISD-maatregel wordt opgelegd.
De toepasselijke wetsartikelen.
De artikelen :
14a, 14b, 14c, 14d, 300 van het Wetboek van Strafrecht;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het bij dagvaarding telastgelegde feit heeft begaan en dat het bewezenverklaarde uitmaakt :
veroordeelt de verdachte tot :
een gevangenisstraf voor de duur van 1 MAAND;
bepaalt, dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
in verzekering gesteld op 17 augustus 2006.
In voorlopige hechtenis gesteld op 18 augustus 2006.
een gevangenisstraf voor de duur van 6 MAANDEN;
bepaalt, dat deze straf niet zal worden tenuitvoergelegd, zulks onder de algemene
voorwaarde, dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op 2 jaren
vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit alsmede onder de
hierna te noemen bijzondere voorwaarden;
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften hem te geven door of namens de Stichting Reclassering Nederland zolang die instelling zulks nodig acht en zich zal houden aan andere aanwijzingen te geven door deze instelling;
ook als dat inhoudt een behandeling voor zijn alcoholverslaving bij Parnassia, of een andere soortgelijke instelling;
geeft hierbij opdracht aan bovengenoemde reclasseringsinstelling krachtens het bepaalde bij artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht;
de rechtbank heeft op 23 november 2006 bij afzonderlijke beslissing de voorlopige hechtenis van verdachte opgeheven omdat verdachte de aan hem bij dit vonnis opgelegde onvoorwaardelijke gevangenisstraf reeds heeft ondergaan.
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte bij dagvaarding meer of anders is telastgelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs P. Poustochkine, voorzitter,
D.R. Glass en V.F. Milders, rechters,
in tegenwoordigheid van M.L.A. van der Togt, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 6 december 2006.