4.1 In deze procedure verschillen partijen van mening over de vraag of [A.] gerechtigd was om de in december 2005 aan [eiser] uitbetaalde bonus van € 2.500,- met de eindafrekening van januari 2006 te verrekenen, gelet op de door [A.] gestelde bonusvoorwaarde en de opzegging van [eiser] per 31 januari 2006.
4.2 Het argument van [eiser] dat sprake is van een eenzijdige wijziging van een bestaande bonusregeling en dat reeds daarom de bonusvoorwaarde niet geldig zou zijn, gaat naar het oordeel van de kantonrechter niet op. Het voorgaande dienstverband van [eiser] is geëindigd per 1 november 2004. Per 1 maart 2005 is weer een nieuw dienstverband gaan lopen, na een onderbreking van vier maanden. Van een bestaande bonusregeling en in dat kader verworven rechten is voor [eiser], gezien de onderbreking van het dienstverband, geen sprake. De bonustoekenning - en de daaraan door [A.] gestelde voorwaarde - dient in de relatie tussen [A.] en [eiser] derhalve uitsluitend voor het bonusjaar 2005 te worden beoordeeld.
4.3 Het argument van [eiser] dat de bonus een prestatiebeloning is, gelet op de vermelding in de arbeidsovereenkomst dat de bonus is gebaseerd op individuele prestaties, en derhalve uitsluitend betrekking kan hebben op reeds geleverde prestaties in het verleden, is evenmin juist. Een prestatiebeloning kan ook betrekking hebben op de toekomst, zoals bij [A.]: ook het gedurende een aantal maanden na afloop van het bonusjaar werkzaam blijven binnen de onderneming kan worden beschouwd als een prestatie.
4.4 Uit de arbeidsovereenkomst blijkt dat sprake is van een optionele bonus ter discretie van het management. Het stond [A.] vrij om aan de toekenning van de bonus voorwaarden te stellen, maar die vrijheid wordt wel begrensd door de eisen van redelijkheid en billijkheid en het goed werkgeverschap.
4.5 De door [A.] aan de toekenning van de bonus gestelde voorwaarde acht de kantonrechter op zich redelijk, mede gelet op het belang van [A.] om in een gespannen arbeidsmarkt haar werknemers nog enige tijd na uitbetaling van de bonussen aan zich te binden. De eisen van het goed werkgeverschap brengen echter mede, dat [A.] de betrokken werknemers - waaronder [eiser] - wel (tijdig) diende te informeren over deze voorwaarde, zodat zij daarmee zonodig rekening konden houden (door er bijvoorbeeld voor te kiezen om nog een aantal maanden in dienst te blijven, of bij een nieuwe werkgever te onderhandelen over eventuele compensatie van het verlies van de [A.] bonus). In dit verband acht de kantonrechter ook van belang dat [eiser] er niet op bedacht hoefde te zijn dat [A.] een dergelijke voorwaarde zou stellen, gelet op de onweersproken stelling van [eiser] dat dit in het verleden nimmer het geval is geweest.
4.6 Kortom, wil [A.] rechten aan de bonusvoorwaarde kunnen ontlenen - dat wil zeggen, gerechtigd zijn om de bonus te verrekenen - dan dient [eiser] ten tijde van zijn opzegging op de hoogte te zijn geweest van de bonusvoorwaarde.
4.7 Vooralsnog is de kantonrechter van oordeel dat [A.] er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat [eiser] op de hoogte was. [A.] heeft de medewerkers aan wie een bonus is toegekend op 15 december 2005 persoonlijk een brief overhandigd waarin de bonusvoorwaarde was opgenomen. Het staat vast dat [eiser] op die dag niet aanwezig was vanwege een zakenreis ten behoeve van [A.]. [A.] stelt dat de brief (uitsluitend) per gewone post naar zijn huisadres is verzonden en [eiser] betwist deze brief te hebben ontvangen. Er heeft nimmer een gesprek met [eiser] plaatsgevonden, waarin hij over de bonusvoorwaarde is geïnformeerd, ook niet in het kader van zijn opzegging.
4.8 [A.] heeft gesteld dat niet aannemelijk is dat [eiser] de brief van 15 december 2005 niet heeft ontvangen en [eiser] in ieder geval op de hoogte moet zijn geraakt van de bonusvoorwaarde aangezien dit onderwerp uitvoerig besproken is op de werkvloer en ook door zijn naaste collega's.
4.9 Ter onderbouwing van haar stellingen heeft [A.] schriftelijke verklaringen van de heren [P. en Q.] in het geding gebracht. Uit deze verklaringen blijkt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat [eiser] op de hoogte was van de bonusvoorwaarde. Dat de bonusvoorwaarde tot de nodige discussie heeft geleid en er veel over werd gepraat en men zich niet kan voorstellen dat iemand deze voorwaarde heeft "gemist", is onvoldoende om te kunnen concluderen dat [eiser] dus ook op de hoogte was, mede gelet op het feit dat [eiser] vanaf het overhandigen van de bonusbrief door [A.] op 15 december 2005 aan de op die dag aanwezige bonusgerechtigde werknemers tot zijn opzegging op 19 december 2005 (en overigens ook nadien) niet meer op het werk aanwezig is geweest.
4.10 De kantonrechter zal [A.] overeenkomstig haar aanbod in de gelegenheid stellen te bewijzen dat [eiser] op de hoogte was van de door [A.] gestelde bonusvoorwaarde ten tijde van de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst (voor of op 19 december 2005).
4.11 In afwachting daarvan wordt elke verdere beslissing aangehouden.