ECLI:NL:RBSGR:2007:AZ7642

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
rolnr 616990 \ CV EXPL 06-7502
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over bonus bij uitdiensttreding en de geldigheid van bonusvoorwaarden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 februari 2007, staat een geschil centraal tussen [eiser] en de besloten vennootschap [A.] B.V. over de uitbetaling van een bonus. [eiser] was van 1 maart 2005 tot en met 31 januari 2006 in dienst bij [A.] als Vessel Manager. In de arbeidsovereenkomst was een optionele bonus opgenomen, die ter discretie van het management werd toegekend, gebaseerd op individuele prestaties. Bij de salarisbetaling van december 2005 ontving [eiser] een bonus van € 2.500,-. Echter, [A.] had een nieuwe voorwaarde aan de bonus verbonden: als een werknemer voor 1 april 2006 zijn arbeidsovereenkomst opzegde, zou de bonus worden ingehouden op de eindafrekening. Deze voorwaarde was opgenomen in een bonusbrief van 15 december 2005, die persoonlijk aan werknemers werd overhandigd, maar [eiser] was op die dag afwezig vanwege een zakenreis.

Na de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst op 19 december 2005, hield [A.] de eerder uitbetaalde bonus in op de eindafrekening van januari 2006. [eiser] vorderde de uitbetaling van de bonus, stellende dat hij niet op de hoogte was van de bonusvoorwaarde en dat deze een eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden inhield. De kantonrechter oordeelde dat [A.] de bonusvoorwaarde niet had kunnen inroepen, omdat niet was aangetoond dat [eiser] op de hoogte was van deze voorwaarde ten tijde van zijn opzegging. De kantonrechter stelde [A.] in de gelegenheid om bewijs te leveren dat [eiser] wel op de hoogte was van de bonusvoorwaarde. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor werkgevers om werknemers tijdig en duidelijk te informeren over voorwaarden die aan bonusuitkeringen zijn verbonden, vooral in situaties waarin de werknemer niet aanwezig is om deze informatie persoonlijk te ontvangen. De beslissing van de kantonrechter om [A.] toe te laten tot bewijsvoering onderstreept het belang van transparantie en communicatie in arbeidsrelaties.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie Delft
CF/EP
rolnr 616990 \ CV EXPL 06-7502
1 februari 2007
Vonnis in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
gemachtigde: mr. E. van Haasteren,
tegen
de besloten vennootschap [A.] B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te [plaats],
gedaagde partij,
gemachtigde: Dw. H.P.A. van Beest.
Partijen worden aangeduid als [eiser] en [A.].
Procedure:
- de dagvaarding van 10 oktober 2006, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- conceptaantekening van de gehouden comparitie van partijen d.d. 4 december 2006;
- akte uitlaten voortzetting procedure aan zijde [eiser];
- akte uitlaten voortzetting procedure aan zijde van [A.].
1. Feiten
De kantonrechter gaat uit van de navolgende feiten.
1.1 [eiser] is van 1 maart 2005 tot en met 31 januari 2006 in dienst geweest bij [A.] als Vessel Manager. Daaraan voorafgaand is hij bij [A.] in dienst geweest in de periode van 1 april 1993 tot en met 31 oktober 2004 in de functie van Pipeline Engineer.
1.2 In de arbeidsovereenkomst staat, voorzover relevant, vermeld: "salaris en secundaire voorwaarden: (...) een optionele bonus ter discretie van het management, gebaseerd op individuele prestatie".
1.3 Bij de salarisbetaling van december 2005 heeft [eiser] een bonus ontvangen van € 2.500,- bruto.
1.4 [A.] heeft met ingang van het bonusjaar 2005 aan de bonusuitkering de voorwaarde verbonden dat indien de bonusgerechtigde voor 1 april 2006 zijn arbeidsovereenkomst zou opzeggen, de bonus zou worden ingehouden op de eindafrekening (hierna "de bonusvoorwaarde").
1.5 De bonusvoorwaarde is in de bonusbrief van 15 december 2005 opgenomen. Deze brief is persoonlijk overhandigd aan alle werknemers aan wie een bonus was toegekend, die op die dag aanwezig waren op het werk.
1.6 [eiser] was op 15 december 2005 niet op het werk aanwezig aangezien hij op zakenreis was naar Houston.
1.7 De arbeidsovereenkomst is door [eiser] opgezegd bij brief van 19 december 2005.
1.8 De uitbetaalde bonus ad € 2.500,-- heeft [A.] ingehouden op de eindafrekening van januari 2006.
2. Vordering
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [A.] te veroordelen om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.500,- bruto terzake van de bonus over het jaar 2005, te vermeerderen met de wettelijke verhoging ex art. 7:625 BW, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 januari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
2. [A.] te veroordelen in de kosten van het geding, daaronder begrepen een bedrag voor salaris van [eiser]’ gemachtigde.
[eiser] legt aan de vordering voormelde vaststaande feiten ten grondslag alsmede de navolgende stellingen.
2.1 [eiser] heeft de bonusbrief van 15 december 2006, waarin de nieuwe voorwaarde was opgenomen dat de bonus over het jaar 2005 zou worden teruggevorderd van werknemers die voor april 2006 hun dienstverband beëindigden, nooit ontvangen.
2.2 [A.] heeft [eiser] nimmer geïnformeerd dat tot terugvordering of verrekening van de bonus zou worden overgegaan en heeft de reeds uitbetaalde bonus eenvoudigweg verrekend met het salaris van januari 2006.
2.3 In de arbeidsovereenkomst is expliciet vermeld dat de bonus is gebaseerd op individuele prestaties. Dit maakt dat de bonus een prestatiebeloning is: een vergoeding en een erkenning voor reeds geleverde prestaties in het verleden. Om deze reden kan de bonus niet achteraf worden teruggevorderd als gevolg van een omstandigheid welke niets van doen heeft met de geleverde prestaties en bovendien gelegen is in de toekomst.
2.4 Er is sprake van een eenzijdige wijziging van de bonusregeling. Gedurende de gehele periode dat [eiser] voor [A.] werkzaam is geweest - vanaf 1993 met slechts een korte onderbreking - is de bonus steeds slechts afhankelijk geweest van de geleverde prestatie over het afgelopen jaar. Door het stellen van een aanvullende voorwaarde is sprake van een ongeoorloofde eenzijdige wijziging van de arbeidsvoorwaarden.
2.5 [eiser] is sinds de toekenning van de bonus niet meer op het werk aanwezig geweest, aangezien hij na zijn opzegging zijn openstaande vakantiedagen heeft opgenomen en niet meer is uitgenodigd op het werk.
3. Verweer
[A.] voert gemotiveerd verweer en concludeert [eiser] in zijn vordering niet ontvankelijk te verklaren, dan wel deze af te wijzen, zulks met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding. Zij stelt daartoe het navolgende.
3.1 Er is sprake van een bonusregeling ter discretie van het management, gebaseerd op individuele prestaties. Het stond ter discretie van [A.] om het begrip prestatie in te vullen als ook een voorwaarde aan de bonus te stellen. Van een eenzijdige wijziging van een arbeidsvoorwaarde is geen sprake.
3.2 [A.] heeft besloten tot het stellen van de bonusvoorwaarde vanwege ontwikkelingen in de oliemarkt, die hebben geleid tot een sterk gestegen afzet en opdrachtenportefeuille en een daarmee gestegen vraag naar gekwalificeerd personeel. Wegens een tekort aan gekwalificeerd personeel en tegelijkertijd hevige concurrentie bestond bij [A.] de vrees dat werknemers de stap naar een concurrent zouden maken. Om bepaalde werknemers meer aan [A.] te binden en te voorkomen dat zij zouden vertrekken vlak nadat zij hun bonus opgestreken zouden hebben, heeft [A.] aan de bonusuitkeringen de bonusvoorwaarde verbonden. De bonus bestond derhalve uit een waardering voor de geleverde prestatie en loyaliteit van de desbetreffende werknemer over het jaar 2005 en een waardering voor de voortzetting van die prestatie en loyaliteit. [A.] heeft de bonusvoorwaarde aan de bonus verbonden voor alle werknemers aan wie een bonus is toegekend.
3.3 Ter ondersteuning van haar stellingen dat het [A.] vrij stond om de voorwaarde aan de bonus te verbinden beroept [A.] zich op een aantal uitspraken, waaronder Hof Amsterdam 19 februari 2004, JAR 2004/81, waarin is bepaald dat de discretie van de werkgever meebrengt dat hij de bevoegdheid heeft eenzijdig de voorwaarde te stellen dat de bonusbetaling afhankelijk wordt gesteld van een voortgezet dienstverband, zij het dat deze bevoegdheid wel wordt begrensd door de eisen van goed werkgeverschap.
3.4 Niet aannemelijk is dat [eiser] de bonusbrief niet heeft ontvangen. De brief is op 15 december 2005 per post naar [eiser]'s huisadres verstuurd. [eiser] is de enige werknemer die de ontvangst van de bonusbrief ontkent.
3.5 [eiser] moet op de hoogte zijn geraakt van de bonusvoorwaarde. De bonusbrief is - vanwege de daarin gestelde nieuwe bonusvoorwaarde - onder de werknemers van [A.] veelvuldig aan de orde geweest, zoals ook blijkt uit de overgelegde schriftelijke verklaringen van de heren [P. en Q.], werknemers van [A.].
4. Beoordeling
4.1 In deze procedure verschillen partijen van mening over de vraag of [A.] gerechtigd was om de in december 2005 aan [eiser] uitbetaalde bonus van € 2.500,- met de eindafrekening van januari 2006 te verrekenen, gelet op de door [A.] gestelde bonusvoorwaarde en de opzegging van [eiser] per 31 januari 2006.
4.2 Het argument van [eiser] dat sprake is van een eenzijdige wijziging van een bestaande bonusregeling en dat reeds daarom de bonusvoorwaarde niet geldig zou zijn, gaat naar het oordeel van de kantonrechter niet op. Het voorgaande dienstverband van [eiser] is geëindigd per 1 november 2004. Per 1 maart 2005 is weer een nieuw dienstverband gaan lopen, na een onderbreking van vier maanden. Van een bestaande bonusregeling en in dat kader verworven rechten is voor [eiser], gezien de onderbreking van het dienstverband, geen sprake. De bonustoekenning - en de daaraan door [A.] gestelde voorwaarde - dient in de relatie tussen [A.] en [eiser] derhalve uitsluitend voor het bonusjaar 2005 te worden beoordeeld.
4.3 Het argument van [eiser] dat de bonus een prestatiebeloning is, gelet op de vermelding in de arbeidsovereenkomst dat de bonus is gebaseerd op individuele prestaties, en derhalve uitsluitend betrekking kan hebben op reeds geleverde prestaties in het verleden, is evenmin juist. Een prestatiebeloning kan ook betrekking hebben op de toekomst, zoals bij [A.]: ook het gedurende een aantal maanden na afloop van het bonusjaar werkzaam blijven binnen de onderneming kan worden beschouwd als een prestatie.
4.4 Uit de arbeidsovereenkomst blijkt dat sprake is van een optionele bonus ter discretie van het management. Het stond [A.] vrij om aan de toekenning van de bonus voorwaarden te stellen, maar die vrijheid wordt wel begrensd door de eisen van redelijkheid en billijkheid en het goed werkgeverschap.
4.5 De door [A.] aan de toekenning van de bonus gestelde voorwaarde acht de kantonrechter op zich redelijk, mede gelet op het belang van [A.] om in een gespannen arbeidsmarkt haar werknemers nog enige tijd na uitbetaling van de bonussen aan zich te binden. De eisen van het goed werkgeverschap brengen echter mede, dat [A.] de betrokken werknemers - waaronder [eiser] - wel (tijdig) diende te informeren over deze voorwaarde, zodat zij daarmee zonodig rekening konden houden (door er bijvoorbeeld voor te kiezen om nog een aantal maanden in dienst te blijven, of bij een nieuwe werkgever te onderhandelen over eventuele compensatie van het verlies van de [A.] bonus). In dit verband acht de kantonrechter ook van belang dat [eiser] er niet op bedacht hoefde te zijn dat [A.] een dergelijke voorwaarde zou stellen, gelet op de onweersproken stelling van [eiser] dat dit in het verleden nimmer het geval is geweest.
4.6 Kortom, wil [A.] rechten aan de bonusvoorwaarde kunnen ontlenen - dat wil zeggen, gerechtigd zijn om de bonus te verrekenen - dan dient [eiser] ten tijde van zijn opzegging op de hoogte te zijn geweest van de bonusvoorwaarde.
4.7 Vooralsnog is de kantonrechter van oordeel dat [A.] er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat [eiser] op de hoogte was. [A.] heeft de medewerkers aan wie een bonus is toegekend op 15 december 2005 persoonlijk een brief overhandigd waarin de bonusvoorwaarde was opgenomen. Het staat vast dat [eiser] op die dag niet aanwezig was vanwege een zakenreis ten behoeve van [A.]. [A.] stelt dat de brief (uitsluitend) per gewone post naar zijn huisadres is verzonden en [eiser] betwist deze brief te hebben ontvangen. Er heeft nimmer een gesprek met [eiser] plaatsgevonden, waarin hij over de bonusvoorwaarde is geïnformeerd, ook niet in het kader van zijn opzegging.
4.8 [A.] heeft gesteld dat niet aannemelijk is dat [eiser] de brief van 15 december 2005 niet heeft ontvangen en [eiser] in ieder geval op de hoogte moet zijn geraakt van de bonusvoorwaarde aangezien dit onderwerp uitvoerig besproken is op de werkvloer en ook door zijn naaste collega's.
4.9 Ter onderbouwing van haar stellingen heeft [A.] schriftelijke verklaringen van de heren [P. en Q.] in het geding gebracht. Uit deze verklaringen blijkt naar het oordeel van de kantonrechter niet dat [eiser] op de hoogte was van de bonusvoorwaarde. Dat de bonusvoorwaarde tot de nodige discussie heeft geleid en er veel over werd gepraat en men zich niet kan voorstellen dat iemand deze voorwaarde heeft "gemist", is onvoldoende om te kunnen concluderen dat [eiser] dus ook op de hoogte was, mede gelet op het feit dat [eiser] vanaf het overhandigen van de bonusbrief door [A.] op 15 december 2005 aan de op die dag aanwezige bonusgerechtigde werknemers tot zijn opzegging op 19 december 2005 (en overigens ook nadien) niet meer op het werk aanwezig is geweest.
4.10 De kantonrechter zal [A.] overeenkomstig haar aanbod in de gelegenheid stellen te bewijzen dat [eiser] op de hoogte was van de door [A.] gestelde bonusvoorwaarde ten tijde van de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst (voor of op 19 december 2005).
4.11 In afwachting daarvan wordt elke verdere beslissing aangehouden.
Beslissing
De kantonrechter:
1. laat [A.] toe te bewijzen dat [eiser] voor of op 19 december 2005 op de hoogte was van de voorwaarde dat de bonus zou worden ingehouden op de eindafrekening, als hij voor 1 april 2006 zijn arbeidsovereenkomst zou opzeggen;
2. verwijst deze zaak naar de civiele rolzitting van deze rechtbank, sector kanton, locatie Delft van donderdag 1 maart 2007 te 11.00 uur. Op deze zitting kan [A.] verklaren of zij voormeld bewijs wenst te leveren, eventuele schriftelijke bewijsstukken in het geding brengen en, zo [A.] bewijs wenst te leveren door het horen van getuigen, dan dient zij opgave te doen van de namen en woonplaatsen van de horen getuigen en de verhinderingen van beide partijen in de periode 15 maart tot en met 15 mei 2007;
3. houdt elke verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.J. Frikkee, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting d.d. 1 februari 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.