ECLI:NL:RBSGR:2007:BA1750

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
5 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
rolnr 631177 RL EXPL 06-24121
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldoverneming en betalingsregeling in civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter M.F. Baaij van de Rechtbank 's-Gravenhage, stond de vraag centraal of er sprake was van schuldoverneming door de moeder van de gedaagde. De eiser, een incassobureau, had een betalingsregeling geaccepteerd die door de moeder van de gedaagde was voorgesteld. De gedaagde had een tandheelkundige behandeling ondergaan en de vordering van de tandarts was aan de eiser gecedeerd. De moeder van de gedaagde had in termijnen een bedrag van € 1.469,33 aan de eiser betaald, maar de betalingsregeling was niet nagekomen. De eiser vorderde een bedrag van € 705,94 van de gedaagde, maar de kantonrechter oordeelde dat de eiser had ingestemd met de schuldoverneming door de moeder van de gedaagde. De kantonrechter stelde vast dat de eiser geen voorbehoud had gemaakt dat de gedaagde aansprakelijk zou blijven voor de betaling, wat leidde tot de conclusie dat de eiser geen vordering meer had op de gedaagde. De vordering van de eiser werd afgewezen en de eiser werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak vond plaats op 5 maart 2007, na een zitting op 29 januari 2007, waar beide partijen hun standpunten hadden toegelicht.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie 's-Gravenhage
EH
rolnr 631177 RL EXPL 06-24121
5 maart 2007
Vonnis in de zaak van:
de besloten vennootschap [incassobureau] B.V.,
gevestigd te [plaats],
eisende partij,
gemachtigde: mr M.G.W. Meijers,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen worden aangeduid als "[eiser]" en "[gedaagde]".
Procedure:
De kantonrechter heeft kennis genomen van:
- de dagvaarding van 16 november 2006;
- de conclusie van antwoord;
- het verhandelde ter terechtzitting (comparitie van partijen) van 29 januari 2007, bij gelegenheid waarvan [eiser] een aantal producties in het geding heeft gebracht.
1. Feiten
De kantonrechter gaat uit van de navolgende feiten.
1.1 [gedaagde] is in de periode van oktober 2003 t/m maart 2004 tandheelkundig behandeld door [tandarts] te [plaats]. [tandarts] heeft zijn vordering op [gedaagde] ter zake van deze behandeling aan [eiser] gecedeerd.De moeder van [gedaagde], mevrouw [...], heeft met instemming van [eiser] ter zake van de tandheelkundige behandeling een totaal bedrag van € 1.469,33, in termijnen aan [eiser] voldaan.
2. Vordering en grondslag
2.1 [eiser] vordert dat [gedaagde] bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad zal worden veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag ad € 705,94 met de overeengekomen rente over € 322,19 vanaf 6 november 2006 tot de dag der algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
2.2 Voormeld bedrag van € 705,94 is als volgt samengesteld:
- hoofdsom € 1.791,52
- rente € 223,60
- buitengerechtelijke kosten € 160,15 +
subtotaal € 2.175,27
- door [gedaagde] betaald € 1.469,33 -
totaal € 705,94
2.3 [eiser] legt aan de vordering voormelde vaststaande feiten ten grondslag alsmede de navolgende stellingen.
2.4 De moeder van [gedaagde] heeft, nadat [gedaagde] de factuur ter zake van de tandheelkundige behandeling had ontvangen, telefonisch aangegeven aan de schuld te willen bijdragen door een betalingsregeling te treffen. [eiser] heeft met deze betalingsregeling ingestemd, niet met schuldovername.
2.5 De betalingsregeling is niet nagekomen.
3. Verweer
3.1 [gedaagde] voert gemotiveerd verweer en stelt - zakelijk weergegeven - dat sprake is van schuldoverneming. De moeder van [gedaagde], [...], heeft [gedaagde] beloofd om de kosten van de tandheelkundige behandeling te betalen en heeft met [eiser] een betalingsregeling afgesproken. [eiser] heeft daarmee ingestemd.. Dat blijkt al wel uit het feit dat [eiser] nadat een aantal termijnen niet was voldaan in eerste instantie de moeder van [gedaagde] schriftelijk heeft aangemaand. Pas nadat betaling uitbleef en er geen nieuwe betalingsregeling tot stand kwam, wendde [eiser] zich weer tot [gedaagde] en ging over tot dagvaarding.
4. Beoordeling
4.1 Op grond van het bepaalde in artikel 6:155 BW heeft schuldoverneming pas werking jegens de schuldeiser indien deze zijn toestemming voor schuldoverneming heeft gegeven nadat partijen hem van de overneming in kennis hebben gesteld. Deze toestemming is vormvrij.
4.2 Beoordeeld moet worden in hoeverre het feit dat [eiser] een betalingsregeling heeft geaccepteerd en aanmaningsbrieven op naam heeft gesteld van de moeder van [gedaagde], voldoende is om aan te nemen dat [eiser] in overname van de schuld heeft toegestemd.
De kantonrechter is van oordeel dat het standpunt van [eiser] dat zij niet heeft ingestemd met schuldoverneming, niet opgaat, nu op geen enkele wijze blijkt van enig door [eiser] gemaakt voorbehoud dienaangaande. Het had op de weg van [eiser], als incassokantoor, gelegen om een dergelijk voorbehoud te maken en [gedaagde] te laten weten dat [eiser] weliswaar instemde met een betalingsregeling die door de moeder van [gedaagde] zou worden voldaan, maar dat [eiser] [gedaagde] nog altijd aansprakelijk zou houden voor betaling van de factuur als haar moeder met de afbetaling van de termijnen in gebreke zou blijven. Nu [eiser] dat niet heeft gedaan, moet ervan uitgegaan worden dat [eiser] heeft ingestemd met de schuldoverneming en heeft zij derhalve geen vordering meer op [gedaagde].
4.3 De kantonrechter is derhalve van oordeel dat ten aanzien van de onderhavige vordering sprake is van schuldoverneming door de moeder van [gedaagde] en zal de vordering van [eiser] afwijzen.
4.4 [eiser] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
5. Beslissing
De kantonrechter,
5.1 wijst de vordering af;
5.2 veroordeelt [eiser] in de kosten van deze procedure aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.F. Baaij kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting d.d. 5 maart 2007 in aanwezigheid van de griffier.