ECLI:NL:RBSGR:2007:BA3847

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
1 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
rep.nr. 06-84078
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een verzorgende bij Stichting Van Foreest

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 1 maart 2007 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een verzorgende, werkzaam bij Stichting Van Foreest. De verzoekende partij, Stichting Van Foreest, heeft het verzoek ingediend op basis van gewichtige redenen, die volgens hen voortvloeien uit een verandering van omstandigheden. De verwerende partij, een alleenstaande moeder die sinds 1 april 2002 in dienst is, heeft zich verzet tegen de voorgestelde wijziging van haar werktijden, die door de werkgever was opgelegd. De werknemer heeft altijd gewerkt op vaste tijden, wat cruciaal is voor haar privé-situatie, gezien de zorg voor haar zoon met verlatingsangst.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen eenzijdig wijzigingsbeding was overeengekomen en dat de afgesproken werktijden een verworven arbeidsvoorwaarde zijn geworden. De rechter oordeelde dat de werkgever niet aannemelijk heeft gemaakt dat het onaanvaardbaar zou zijn om de werknemer op de afgesproken tijden te laten werken. De kantonrechter heeft ook opgemerkt dat de werkgever niet adequaat heeft gereageerd op de voorstellen van de werknemer om haar in een andere functie te plaatsen, ondanks haar kwalificaties.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek van Stichting Van Foreest afgewezen, omdat er geen sprake was van een zodanige verandering in de omstandigheden die de beëindiging van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigde. De werkgever is veroordeeld in de kosten van de procedure, die zijn begroot op € 400,- voor het salaris van de gemachtigde van de werknemer, exclusief BTW.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector kanton -locatie Delft
ES/CF
rep.nr. 06-84078
1 maart 2007
Beschikking in de zaak van:
de Stichting Zorginstellingen Pieter van Foreest,
statutair gevestigd te Delft,
verzoekende partij,
gemachtigde: mr. F.B. van Batenburg,
tegen
[verweerder],
wonende te [woonplaats],
verwerende partij,
gemachtigde: L.van Smallegange van Schengen.
Partijen worden hierna aangeduid als Stichting Van Foreest en [verweerder].
Procedure
- verzoekschrift ter griffie ingekomen op 19 december 2006, met bijlagen;
- verweerschrift;
- mondelinge behandeling van 29 januari 2007.
1. Feiten
In deze procedure wordt uitgegaan van de navolgende feiten.
1.1 [verweerder] is sedert 1 april 2002 in loondienst van de rechtsvoorganger van Stichting Van Foreest, Protestants Christelijke Stichting voor Verzorging van Bejaarden (PCVB), laatstelijk in de functie van verzorgende voor 21 uur gemiddeld per week tegen een salaris van € 1.192,97 bruto per maand te vermeerderen met 8% vakantietoeslag.
1.2 [verweerder] is op [geboortedatum] 1963 geboren. [verweerder] is een alleenstaande moeder met de zorg voor haar zoon.
1.3 [verweerder] verricht haar werkzaamheden op basis van vaste werktijden, te weten drie dagen per week van 08.30 uur tot 15.00 uur en één keer per vier weken in het weekend.
1.4 Op 1 januari 2006 is Stichting Van Foreest gefuseerd met PCVB.
1.5 Stichting Van Foreest heeft 2.400 werknemers waarvan 60 à 70% verzorgenden zijn. De taken van de verzorgenden strekken zich uit over de hele dag, en de spits is van ongeveer 07.30 uur tot 10.30 uur. In de instelling waar [verweerder] werkzaam is zijn er 20 verzorgenden in de ochtend vanaf 07.30 uur waarvan er 15 blijven tot 16.00 uur. In de avond zijn er 5 verzorgenden en 2 gedurende de nacht.
1.6 Bij brief van 18 februari 2004 is [verweerder] geïnformeerd door Stichting Van Foreest over wijziging van de werktijden. De wijziging houdt in dat [verweerder] voortaan 21 uur volgens wisselend rooster met flexibele inzet werkzaam zal zijn. In deze brief wordt bevestigd dat [verweerder] tot twee keer toe niet bereid is geweest in gesprek te gaan met Stichting Van Foreest over dit onderwerp om een passende oplossing te zoeken.
1.7 Voornoemde wijziging is goedgekeurd door de ondernemingsraad van Stichting Van Foreest.
1.8 In gesprekken heeft [verweerder] te kennen gegeven vast te willen houden aan haar oorspronkelijke werktijden vanwege haar privé-situatie, omdat de bijzondere opvoeding van haar kind vergt dat zij niet op flexibele werktijden werkzaam kan zijn, gezien zijn verlatingsangst.
1.9 Bij brief van 8 december 2005 wordt [verweerder] een aanbod gedaan dat identiek is aan het aanbod in de brief van 18 februari 2004. Stichting Van Foreest stelt voor de bedrijfsarts contact op te laten nemen met de specialist van [verweerder]’s zoon om op basis van dat overleg de inzetbaarheid van [verweerder] nader te beoordelen.
1.10 Bij brief van 12 december 2006 aan Stichting Van Foreest verzoekt [verweerder] om een aanbod waarin wordt betrokken dat zij naast het diploma ziekenverzorgster ook het diploma secretaresse bezit, in welke functie zij bereid is te werken. [verweerder] stelt dat volgens uitleg van Stichting Van Foreest flexibel werk bestaat uit avonden, vroege dagdiensten en meer weekenden. Hieraan kan zij niet voldoen omdat dat haar privé-leven zou ontwrichten. Voorts stelt zij niet in te gaan op het goedbedoelde voorstel de bedrijfsarts in te schakelen, omdat zij niet ziek is.
1.11 Bij brief van 3 januari 2006 stelt Stichting Van Foreest voor dat [verweerder] een afspraak maakt bij de bedrijfsmaatschappelijk werker. Voorts wordt [verweerder] per 4 januari 2006 gedurende twee weken in het Woonzorgcentrum Delfshove te werk gesteld, welke tewerkstelling vervolgens is verlengd.
1.12 Bij brief van 1 november 2006 stelt Stichting Van Foreest dat zij vanuit organisatorisch perspectief niet in kunnen gaan op de wensen van [verweerder] en dat de bestaande praktijk op tijdelijke basis is gedoogd. Stichting Van Foreest heeft [verweerder] een beëindigingvoorstel gedaan omdat overleg tussen partijen niet tot een oplossing heeft geleid.
1.13 Op 27 december 2006 is [verweerder] naar huis gezonden door Stichting Van Foreest en ze zit sindsdien thuis.
1.14 [verweerder] heeft steeds goed gefunctioneerd.
2. Verzoek
Stichting Van Foreest verzoekt de arbeidsovereenkomst per direct te ontbinden op grond van gewichtige redenen in de zin van de wet gelegen in een verandering van de omstandigheden zonder toekenning van een vergoeding, kosten rechtens. Zij voert daartoe - naast voormelde feiten - het navolgende aan.
2.1 Vanaf begin 2004 is Stichting Van Foreest met [verweerder] in discussie over wijziging van de werktijden. Nu [verweerder] niet ingaat op de voorstellen van Stichting Van Foreest en zich daarbij halsstarrig en onwrikbaar opstelt, heeft Stichting Van Foreest het vertrouwen in [verweerder] verloren. Deze vertrouwenscrisis komt voor rekening van [verweerder]. Vanwege het verschil van inzicht over de invulling van de werktijden, dient er dan ook een einde te komen aan de arbeidsverhouding tussen partijen.
2.2 De afspraken waaraan [verweerder] refereert zijn mondeling noch schriftelijk overeengekomen. De bestaande praktijk is op tijdelijke basis gedoogd. Vanuit organisatorisch perspectief kan Stichting Van Foreest niet in gaan op de wensen van [verweerder].
2.3 De roosterwijziging is niet aan te merken als een wijziging van de arbeidsvoorwaarden. Voorts is de enkele verwijzing naar een probleem in het privé-leven van [verweerder] geen reden om haar uit te zonderen voor de voor alle werknemers geldende wisselende roosterindeling.
2.4 Er is niets gedaan met het voorstel van [verweerder] om haar in een andere, bijvoorbeeld administratieve, functie te werk te stellen binnen de organisatie.
3. Verweer
Het verweer strekt primair tot afwijzing van het verzoek en subsidiair, bij ontbinding, tot toekenning van een vergoeding aan [verweerder] ten bedrage van € 16.427,23 bruto. [verweerder] voert het volgende aan.
3.1 Tijdens het sollicitatiegesprek is met [verweerder] afgesproken dat [verweerder] gedurende drie dagen per week haar werk zou aanvangen om 09.00 uur en zou eindigen om 15.15 uur, alsmede dat [verweerder] één weekend in de maand zou werken. Avond- en nachturen zijn in het geheel niet besproken of aan de orde geweest. [verweerder] heeft daarbij bewust gekozen voor de afgesproken 21 arbeidsuren op vaste tijden vanwege het gegeven dat zij een alleenstaande moeder is en de zorg voor haar zoon erg belangrijk is, mede vanwege zijn verlatingsangst.
3.2 In het functioneringsgesprek van 8 augustus 2002 is op verzoek van Stichting Van Foreest afgesproken dat [verweerder] haar werk zou gaan aanvangen om 08.30 uur in plaats van 09.00 uur. [verweerder] is hier zonder meer mee akkoord gegaan.
3.3 Als het thuis mogelijk is, begint [verweerder] om 08.00 uur met haar werk en soms zelfs eerder.
3.4 Tussen februari 2004 en 22 november 2005, zo'n anderhalf jaar, heeft Stichting Van Foreest niets ondernomen en heeft [verweerder] tot volle tevredenheid van haar direct leidinggevende en haar collega's haar werk verricht.
3.5 [verweerder] heeft niet ingestemd met een onderzoek door de arbodienst (van Stichting Van Foreest) naar de noodzaak van de verzorging van haar zoon. Het is niet aan de Arbodienst de - psychische - toestand van een niet-personeelslid te onderzoeken en te beoordelen.
3.6 [verweerder] heeft aldoor aangegeven bereid te zijn een andere functie op grond van haar secretaresse diploma te aanvaarden binnen haar werktijden. Hiermee heeft Stichting Van Foreest echter niets gedaan.
3.7 Dat [verweerder] in januari 2006 aangezegd heeft gekregen voor twee weken te worden overgeplaatst naar een andere locatie, te weten Delfshove, moet een strafmaatregel zijn geweest nu het op de locatie Lindenhof, alwaar [verweerder] op dat moment werkte, juist ontzettend druk was.
3.8 De collega’s van [verweerder] in de locatie Delfshove zijn spontaan een handtekeningenactie begonnen en hebben aangegeven geen problemen te hebben met de huidige werktijden van [verweerder].
3.9 Het is stuitend dat [verweerder] op 27 december 2006 naar huis is gestuurd terwijl er intussen al anderen zijn aangesteld om haar werkzaamheden over te nemen.
3.10 Als ontslag zou moeten volgen, is de kans voor [verweerder] op werk in de zorg feitelijk uitgesloten omdat binnen maar ook buiten Delft vrijwel alle instellingen onder het bestuur van Stichting Van Foreest vallen.
4. Beoordeling
4.1 De kantonrechter heeft zich er van vergewist of het verzoek verband houdt met een opzegverbod zoals bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW.
4.2 Tussen partijen staat vast dat bij aanvang van het dienstverband mondelinge afspraken zijn gemaakt over de door [verweerder] te werken uren en in december 2002 een eerdere aanvangstijd is afgesproken. Bij deze afspraken is rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van [verweerder]. Voorts staat dat [verweerder] vanaf december 2002 tot 27 december 2006 volgens deze tijden haar werkzaamheden heeft verricht. Op grond van het hiervoor overwogene zijn de tussen partijen voor [verweerder] afgesproken arbeidstijden naar het oordeel van de kantonrechter een door [verweerder] verworven arbeidsvoorwaarde geworden. Dat de arbeidstijden niet schriftelijk zijn vastgelegd, doet hieraan niets af.
4.4 Tussen partijen is geen eenzijdig wijzigingsbeding ex art. 7:613 BW overeengekomen. Aangezien er sprake is van een wijziging van een collectieve regeling, de werktijdenregeling, brengt dit mede dat bij gebrek aan een eenzijdig wijzigingsbeding de norm van art. 6:248 lid 2 BW geldt: partijen zijn gebonden aan de gemaakte afspraken tenzij dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
4.5 Dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om [verweerder] op de afgesproken werktijden te laten werken is door Stichting Van Foreest in het geheel niet aannemelijk gemaakt.
4.6 Onvoldoende weersproken is dat de door Stichting Van Foreest voorgestelde wijziging van de werktijden de belangen van [verweerder] - die als alleenstaande moeder de zorg over haar zoon die met klachten kampt heeft - zou schaden. Daartegenover heeft Stichting Van Foreest slechts gesteld dat zij er belang bij heeft volgens een flexibel rooster haar personeel te kunnen inzetten, de ondernemingsraad met de roosterwijziging heeft ingestemd en dat, met uitzondering van [verweerder], alle werknemers akkoord zijn gegaan met de roosterwijziging.
4.7 Stichting Van Foreest heeft haar stelling dat zij het vertrouwen in [verweerder] heeft verloren slechts gebaseerd op de - in de ogen van Stichting Van Foreest halsstarrige - weigering van [verweerder] om akkoord te gaan met de wijziging van haar werktijden.
4.8 De kantonrechter begrijpt de wens van Stichting Van Foreest om haar personeel zo flexibel mogelijk in te zetten, maar daartegenover staat dat er sprake is van een grote organisatie, die de afgesproken inzet van [verweerder] zonder noemenswaardige moeite moet kunnen ondervangen. Een en ander rechtvaardigt derhalve niet het standpunt van Stichting Van Foreest, dat [verweerder] verplicht zou zijn om akkoord te gaan met de voorgestelde wijziging van haar werktijden.
4.9 Stichting Van Foreest heeft erkend dat [verweerder] steeds goed heeft gefunctioneerd. Dat de - begrijpelijke - weigering van [verweerder] om akkoord te gaan met de wijziging van haar werktijden een grond zou zijn voor het vervallen van vertrouwen aan de zijde van de werkgever, acht de kantonrechter niet juist. Daarbij acht de kantonrechter ook van belang dat Stichting Van Foreest weliswaar stelt meerdere voorstellen aan [verweerder] te hebben gedaan, maar uit de bijgevoegde producties blijkt dat deze per saldo steeds neerkwamen op hetzelfde voorstel. Daarnaast is Stichting Van Foreest in het geheel niet ingegaan op het voorstel van [verweerder] om haar in een administratieve functie binnen de organisatie te herplaatsen. Door Stichting Van Foreest is niet weersproken dat [verweerder] voor een dergelijke functie gekwalificeerd is.
4.10 Naar het oordeel van de kantonrechter is in dit geval - gezien het hiervoor overwogene - geen sprake van een zodanige verandering in de omstandigheden dat de dienstbetrekking tussen partijen billijkheidshalve behoort te eindigen. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.
4.11 Stichting Van Foreest zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de procedure worden veroordeeld.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst het verzoek af;
veroordeelt Stichting Van Foreest in de kosten van de procedure, aan de zijde van [verweerder] begroot op € 400,- voor salaris van de gemachtigde van [verweerder], onverminderd de eventueel over deze kosten verschuldigde BTW.
Deze beschikking is gegeven door mr. C.J. Frikkee, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 1 maart 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.