ECLI:NL:RBSGR:2007:BA4281

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
12 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
06-6797 (eindvonnis)
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van toekomstige abonnementstermijnen door KPN afgewezen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank 's-Gravenhage op 12 april 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen KPN Mobile The Netherlands B.V. en een particuliere consument, aangeduid als [gedaagde]. KPN had een vordering ingesteld terzake van toekomstige abonnementstermijnen voor mobiele telefonie, maar deze vordering werd afgewezen. De kantonrechter oordeelde dat KPN niet aannemelijk had gemaakt dat de algemene voorwaarden bij het aangaan van de overeenkomst aan [gedaagde] ter hand zijn gesteld, noch dat [gedaagde] deze voorwaarden anderszins had aanvaard. Dit oordeel was gebaseerd op de overweging dat de voorgedrukte tekst op het aanvraagformulier niet als een geldige verklaring van de consument kon worden beschouwd, omdat dit in strijd was met de beschermingsgedachte van het consumentenrecht.

De kantonrechter wees erop dat KPN niet had onderbouwd dat er onderhandelingen hadden plaatsgevonden over de voorwaarden, en dat de consument in dit geval niet als een professionele partij kon worden beschouwd. De rechter concludeerde dat de vordering van KPN, die uitsluitend was gebaseerd op de algemene voorwaarden, niet kon worden toegewezen, omdat er een wanverhouding bestond tussen de in rekening gebrachte schade en de werkelijk geleden schade. KPN had geen concrete cijfermatige onderbouwing geleverd, waardoor de kantonrechter niet in staat was om de schade te begroten of te schatten.

Daarnaast merkte de kantonrechter op dat KPN beide overeenkomsten met [gedaagde] had ontbonden, terwijl er slechts sprake was van een betalingsachterstand bij één van de overeenkomsten. Dit was niet gerechtvaardigd zonder verdere toelichting. Uiteindelijk werd KPN als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukt de bescherming van consumenten in overeenkomsten en de noodzaak voor aanbieders om hun voorwaarden duidelijk en transparant te communiceren.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie Delft
CF
Rolnr. 06-6797
12 april 2007
KPN Mobile The Netherlands B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij,
gemachtigde: Van Mastrigt & Partners
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
procederend in persoon
Partijen hierna aan te duiden als KPN en [gedaagde]
Procedure:
- het tussenvonnis van 25 januari 2007;
- de akte uitlaten aan de zijde van KPN van 15 februari 2007.
Beoordeling
1. De kantonrechter neemt hier over hetgeen zij heeft overwogen en beslist in het tussen partijen op 25 januari 2007 gewezen tussenvonnis.
2. Bij voormeld tussenvonnis is KPN in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of de algemene voorwaarden van KPN bij het aangaan van de overeenkomst aan [gedaagde] ter hand zijn gesteld respectievelijk of [gedaagde] de algemene voorwaarden anderszins heeft aanvaard.
3. In de akte uitlaten heeft KPN gesteld dat het zeer onwaarschijnlijk is dat de algemene voorwaarden niet aan [gedaagde] ter hand zijn gesteld, aangezien het beleid van KPN is dat de voorwaarden feitelijk aan een contractant worden gegeven op het moment van het aangaan van de overeenkomst. Dat is ook de reden dat in de overeenkomst de zinsnede "Door ondertekening van dit formulier verklaart de Contractant de betreffende voorwaarden te hebben ontvangen en hiermee in te stemmen (...)" is opgenomen. Door ondertekening van de overeenkomst heeft [gedaagde] het vertrouwen gewekt dat zij de inhoud van de voorwaarden aanvaardt. KPN mocht er derhalve gerechtvaardigd op vertrouwen dat [gedaagde] bekend was met de voorwaarden.
4. Deze stelling van KPN wordt verworpen, gelet op hetgeen de kantonrechter in r.o. .4.4 t/m 4.6 van voormeld tussenvonnis reeds heeft overwogen. Kort samengevat komt het erop neer dat de tekst is voorgedrukt op het aanvraagformulier en derhalve sprake is van een verklaringsfictie, waaraan niet de betekenis van "verklaring van een partij" in de zin van art. 157 lid 2 Rv kan worden gegeven. De voorgedrukte tekst heeft de strekking de bewijslast ten nadele van de consument om te keren, hetgeen in strijd is met de beschermingsgedachte die aan het systeem ten grondslag ligt. Bovendien wordt het beding als onredelijk bezwarend jegens [gedaagde] als consument beschouwd, gelet op het bepaalde in art. 6:236 aanhef en onder k BW, aangezien het beding beoogt de bewijslast terzake van de wettelijke informatieplicht van KPN ten nadele van [gedaagde] om te keren.
5. KPN doet voorts een beroep op een arrest van de Hoge Raad (1 oktober 1999, NJ 2000/207), waaruit volgens KPN zou volgen dat artikel 6:234 BW niet puur limitatief dient te worden opgevat. KPN zou ook op een andere manier aan zijn informatieplicht kunnen voldoen dan op de wijze aangegeven in dit artikel. KPN. KPN wijst erop dat gezien de bewoordingen in de overeenkomst redelijkerwijs moet worden aangenomen dat [gedaagde] op de hoogte is gesteld van de gehanteerde voorwaarden. Door ondertekening van de onderhavige overeenkomst mocht KPN er in alle redelijkheid er van uitgaan dat [gedaagde] zich akkoord verklaarde met de toepasselijkheid van de voorwaarden. Dat zij de inhoud van de voorwaarden niet kende doet volgens KPN niet terzake nu de inhoud ervan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. [gedaagde] had op zeer eenvoudige wijze kennis kunnen nemen van de voorwaarden, bijvoorbeeld door deze te downloaden via de site www.kpn.com, zoals in de overeenkomst is vermeld.
6. Naar het oordeel van de kantonrechter berust dit verweer van KPN op een onjuiste lezing van het genoemde arrest van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft in dit arrest overwogen dat de wederpartij ([gedaagde]) zich tegenover de gebruiker van de voorwaarden (KPN) niet op de nietigheid van een beding in de algemene voorwaarden kan beroepen, wanneer hij ten tijde van het aangaan van de overeenkomst met dat beding bekend was of geacht kon worden daarmee bekend te zijn. Daaraan voegt de Hoge Raad toe dat daarbij bijvoorbeeld valt te denken aan het geval dat regelmatig gelijksoortige overeenkomsten tussen partijen worden gesloten, terwijl de algemene voorwaarden bij het sluiten van de eerste overeenkomst aan de wederpartij ter hand zijn gesteld en aan het geval van een van algemene voorwaarden deel uitmakende eenvoudige exoneratieclausule, die in een winkel of bedrijfsruimte op duidelijke wijze aan klanten wordt gepresenteerd. Ook kunnen zich omstandigheden voordoen waarin een beroep op art. 6:233, sub b, BW en art. 6:234 lid 1 BW naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Die situatie doet zich hier echter niet voor; KPN heeft niets gesteld waaruit zou kunnen volgen dat [gedaagde] ten tijde van het aangaan van de overeenkomsten met het beding bekend was of geacht kon worden daarmee bekend te zijn.
7. Dat een beroep van [gedaagde] op de vernietigbaarheid van de voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, is evenmin aannemelijk geworden op grond van de stellingen van KPN. KPN stelt dat de betreffende bepaling niet de strekking heeft de contractuele positie van partijen ingrijpend te regelen zonder dat [gedaagde] hierop invloed heeft gehad en het feit dat er is onderhandeld over de hoogte van de abonnementskosten, zou maken dat de bepaling in kwestie niet als onredelijk bezwarend aangemerkt kan worden. Dat [gedaagde] enige invloed heeft gehad op de voorwaarden die betrekking hebben op de contractuele positie van partijen, wordt door KPN weliswaar gesteld maar in het geheel niet onderbouwd. Dat er onderhandeld zou zijn over de abonnementskosten wordt door KPN evenmin onderbouwd. Bovendien acht de kantonrechter dit zeer onaannemelijk, gelet op de wijze waarop abonnementen voor een mobiele telefoon normaliter tot stand komen: KPN biedt een abonnement aan voor een vaste prijs en de consument kan daar ja of nee op zeggen. Uit niets blijkt dat tussen KPN en [gedaagde] - een particuliere consument - zou zijn onderhandeld over de abonnementskosten.
8. Het beroep van KPN op het arrest van het Hof Arnhem (2 april 1996, NJ 1996/689) gaat niet op, aangezien in dat arrest sprake was van twee professionele partijen, terwijl [gedaagde] consument is.
9. Gelet op bovenstaande overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat KPN niet aannemelijk heeft gemaakt dat de algemene voorwaarden van KPN bij het aangaan van de overeenkomst aan [gedaagde] ter hand zijn gesteld, noch dat [gedaagde] de gelding van de algemene voorwaarden anderszins heeft aanvaard.
10. Dit brengt mee dat het beroep van [gedaagde] op de vernietigbaarheid van het beding in de algemene voorwaarden van KPN dat ziet op de verschuldigdheid van toekomstige termijnen, slaagt.
11. In de dagvaarding heeft KPN haar vordering uitsluitend gebaseerd op de algemene voorwaarden. Bij akte uitlaten heeft KPN aangegeven dat het in rekening brengen van deze toekomstige termijnen zijn rechtvaardiging ook vindt in art. 6:96 BW jo art. 6:277 BW. De kantonrechter is van oordeel dat deze wetsartikelen niet meebrengen dat een vordering als de onderhavige, waarin er sprake is van overeenkomsten met een consument, niet cijfermatig onderbouwde schade en waarin - voorzover de kantonrechter kan beoordelen op basis van de summiere informatieverstrekking zijdens KPN - een wanverhouding bestaat tussen de werkelijk geleden schade en de in rekening gebracht schade, dient te worden toegewezen. Bij gebrek aan enige concrete cijfermatige onderbouwing kan de kantonrechter de schade ook niet begroten of schatten ex art. 6:97 BW, hetgeen ertoe dient te leiden dat de vordering van KPN, die uitsluitend ziet op toekomstige abonnementstermijnen, wordt afgewezen.
12. Ten overvloede merkt de kantonrechter op dat niet te begrijpen is dat KPN beide overeenkomsten met [gedaagde] terzake van mobiele telefoondiensten (buitengerechtelijk) heeft ontbonden, terwijl [gedaagde] onweersproken heeft gesteld dat er slechts ten aanzien van één van die twee overeenkomsten sprake was van een betalingsachterstand. Een betalingsachterstand ten aanzien van een van de overeenkomsten rechtvaardigt naar het oordeel van de kantonrechter - zonder nadere maar niet gegeven toelichting - niet dat beide overeenkomsten worden ontbonden. Of er sprake is van toerekenbare tekortkoming zijdens de contractant dient voor iedere overeenkomst afzonderlijk te worden beoordeeld.
13. Gelet op het bovenstaande zullen de vorderingen van KPN worden afgewezen.
14. Op hetgeen verder nog door partijen is aangevoerd zal de kantonrechter niet nader ingaan, nu een inhoudelijke behandeling daarvan niet tot een andere beslissing zal leiden.
15. KPN wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure.
Beslissing
De kantonrechter:
1. wijst de vorderingen af;
2. veroordeelt KPN in de kosten van deze procedure, tot hiertoe aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op nihil.
Deze vonnis is gewezen door mr. C.J. Frikkee, kantonrechter, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 april 2007, in tegenwoordigheid van de griffier.