ECLI:NL:RBSGR:2007:BA4391

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
23 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB 03/17558
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Sierra Leoonse vrouw en de beoordeling van haar geloofwaardigheid op basis van taalanalyse

In deze zaak gaat het om de asielaanvraag van eiseres, een vrouw die stelt afkomstig te zijn uit Freetown, Sierra Leone. Eiseres heeft aangevoerd dat zij in Sierra Leone is verkracht en bedreigd door rebellen, en vraagt om een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en sub c, van de Vreemdelingenwet 2000. De verweerder, de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, heeft echter twijfels over de geloofwaardigheid van haar nationaliteit en herkomst, gebaseerd op een taalanalyse die concludeert dat eiseres niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap binnen Sierra Leone. De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat de bewijsmiddelen over de herkomst van eiseres uiteenlopen. De rechtbank heeft een deskundige benoemd voor nader onderzoek naar de herkomst van eiseres, omdat de argumentatie in het rapport van de taalanalyse summier was en de verweerder niet voldoende had gereageerd op de correcte antwoorden van eiseres op kennisvragen over Sierra Leone. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van eiseres over haar nationaliteit niet geloofwaardig zijn en dat verweerder in redelijkheid de aanvraag voor een verblijfsvergunning heeft kunnen afwijzen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Uitspraak

Rechtbank 's-Gravenhage
zittinghoudende te Amsterdam
meervoudige kamer vreemdelingenzaken
Uitspraak
artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
jo artikel 71 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000)
reg. nr.:AWB 03/17558
V.nr.: 120.100.5552
inzake: [eiseres], geboren op [geboortedatum] 1984, van gestelde Sierra Leoonse nationaliteit, wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: voorheen mr. S.A. Kartaram, werkzaam bij de Stichting Rechtsbijstand Asiel Amsterdam, nadien een drietal gemachtigden van diezelfde instelling en thans mr. R.P. van Empel-Bouwman, advocaat te Den Bosch,
tegen: de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, verweerder,
gemachtigde: mr. J.W. Kreumer en mr. M. Verweij, ambtenaren bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) van het Ministerie van Justitie.
I. PROCESVERLOOP
1. Op 21 november 2001 heeft eiseres een aanvraag ingediend tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000. Op 12 november 2002 heeft verweerder aan eiseres schriftelijk mededeling gedaan van het voornemen de aanvraag af te wijzen. Bij brief van 24 december 2002 heeft eiseres haar zienswijze op dit voornemen naar voren gebracht. Bij besluit van 13 februari 2003, verzonden op 21 februari 2003, heeft verweerder de aanvraag afgewezen.
2. Bij beroepschrift van 20 maart 2003 heeft eiseres tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank. De gronden van het beroep zijn ingediend bij brief van 26 maart 2003 en aangevuld bij brieven van 6 mei 2003 en 25 augustus 2005. Op 22 juli 2005 zijn de op de zaak betrekking hebbende stukken van verweerder ter griffie ontvangen. In het verweerschrift van 3 augustus 2005 heeft verweerder geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
3. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 augustus 2005. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. M. Verweij. Tevens was ter zitting aanwezig M.M.T. Crocket, tolk in de Engelse taal.
4. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
5. Bij beslissing van 31 augustus 2005 heeft de rechtbank het onderzoek met toepassing van artikel 8:68 van de Awb heropend. Bij brief van gelijke datum heeft de rechtbank aan partijen medegedeeld het voornemen te hebben op de voet van artikel 8:47 van de Awb een deskundige te benoemen voor het instellen van nader onderzoek naar het land van herkomst van eiseres. Partijen hebben hun wensen omtrent het onderzoek aan de rechtbank doen toekomen.
6. Bij brief van 26 oktober 2005 heeft de rechtbank De Taalstudio te Monnickendam benoemd als deskundige.
7. De Taalstudio heeft bij brief van 26 mei 2006 een contra-expertise, vervaardigd door Malcolm A. Finney Ph.D., aan de rechtbank doen toekomen. Partijen hebben hierop gereageerd bij schrijven van respectievelijk 12 en 14 juni 2006.
8. Eiseres heeft bij brief van 1 september 2006 nadere stukken aan de rechtbank doen toekomen.
9. Het onderzoek ter zitting van de meervoudige kamer is hervat op 13 september 2006. Eiseres is aldaar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. J.W. Kreumer. Tevens was ter zitting aanwezig S. Braafheid, tolk in de Engelse taal, alsmede de heer [naam].
10. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
II. ASIELRELAAS
Eiseres heeft het volgende relaas aan haar aanvraag ten grondslag gelegd. Zij is geboren in Freetown, Sierra Leone. Op een dag ging zij de straat op om iets te verkopen. De rebellen kwamen op een gegeven moment. Veel mensen werden gedood. Eiseres moest toen vluchten. Zij is naar haar huis gegaan. Toen zij daar aankwam zag zij dat de rebellen haar huis in brand hadden gestoken. De ouders van eiseres waren in het huis. Eiseres is toen samen met haar zus naar het bos gerend. Zij hebben veel dagen in het bos doorgebracht. Er was niets te eten. Eiseres was erg bang. Na veel dagen zonder eten is de zus van eiseres overleden. Eiseres was hierdoor in de war. Op een gegeven moment kwam zij een man tegen. Die bracht haar naar het SOS kinderdorp. Eiseres is daar lange tijd gebleven. Op een gegeven moment hebben de rebellen het SOS kinderdorp aangevallen en zijn veel mensen vermoord. Eiseres is toen gevlucht. Een van de rebellen is achter haar aangekomen en heeft eiseres verkracht, bedreigd dat hij haar zou doden en geslagen op haar mond. Eiseres is uiteindelijk vrijgelaten. Zij is toen naar Unicef gegaan. Daar kreeg zij medicijnen, kleding en eten. Op een gegeven moment heeft het Unicef-personeel eiseres gevraagd om ergens mee naar toe te gaan. Eiseres werd verteld dat zij naar een veilige plaats zou worden gebracht. Eiseres is toen per vrachtwagen naar een vliegveld gebracht. Van daaruit is eiseres per vliegtuig naar Nederland gereisd.
III. VOOR HET GEDING RELEVANTE GEGEVENS
1. Eiseres heeft bij haar aanvraag een aantal documenten overgelegd, te weten een identiteitskaart van SOS Kinderdorpen te Lumley-Freetown, Sierra Leone, een “Attestation” van UNHCR die vermeldt dat eiseres een door Sierra Leone en door UNHCR in Freetown erkende vluchteling is, een kaart met daarop het adres 10 Syke Street, Western Area of Freetown, Republic of Sierra Leone, geldig van 6 augustus 1998 tot 5 augustus 2003, en een identiteitskaart met daarop de vermelding Republic of Sierra Leone, alsmede de vermelding van de naam, de leeftijd, de geboortedatum en het geslacht van eiseres.
2. Op verzoek van verweerder heeft het Bureau Taalanalyse van de IND een onderzoek naar de herkomst van eiseres verricht. Het “Rapport taalanalyse” van 4 november 2002 vermeldt onder meer het volgende.
“De vreemdelinge weet weinig over Sierra Leone te vertellen. De informatie die zij geeft bevat fouten. (...). De vreemdelinge spreekt Engels met Pidgin elementen en wanneer zij zegt Krio te spreken, spreekt zij in werkelijkheid Pidgin Engels. Haar (Pidgin) Engels is niet in Sierra Leone te plaatsen, maar mogelijk in Nigeria. Zij spreekt geen Krio. (...) Het (Pidgin) Engels is niet de moedertaal van de vreemdelinge maar een voertaal. Op basis van de opname is niet vast te stellen wat de moedertaal van de vreemdelinge is. (...)
De vreemdelinge is eenduidig niet herleidbaar tot de spraakgemeenschap binnen Sierra Leone. Mogelijk is zij te plaatsen in Nigeria. (...) Ik, die deze taalanalyse verrichte, ben afkomstig uit Sierra Leone.”
3. Eiseres heeft geen contra-expertise laten verrichten.
4. Het in opdracht van de rechtbank uitgebrachte deskundigenrapport van Malcolm A. Finney Ph.D. vermeldt - samengevat - het volgende.
“Statement of the expert:
I was born and raised in Freetown, Sierra Leone, using Krio as my primary language. (...) I am a trained linguist (Ph.D. Linguistics, 1994) and currently a professor in the Linguistics Department at California State University Long Beach (...).
Origin according to the applicant:
Syke Street, Freetown, Sierra Leone.
Origin according to the contra-expert:
It is unlikely that the applicant was born or spent her early childhood in Freetown, (a city in which Krio is the dominant language used), Sierra Leone, since her Krio output contains some linguistic variations not normally observed in the Krio used by Sierra Leoneans. It is however possible that she spent an extensive period of her socialization in Freetown, as her Krio speech contained evidence of linguistic features (some are identified below) typical of Krio speakers. She demonstrated some knowledge of locations around Syke street and geographical features in Freetown and its suburbs, though there were a few inaccuracies. This led me to conclude that she was likely not born in Freetown using Krio as a native language but she likely spent a significant period of her socialization in Freetown. Her speech contained some pidgin-like utterances, especially in her English responses, but they were more indicative of her lack of proficiency in English than influence from a Pidgin language. The English responses indicated a lack of fluency but not her linguistic background. Thus, I cannot trace the primary linguistic background or the country of origin of the applicant.”
(...)
Conclusion
The applicant’s English output contained errors that (...) did not provide any indication of her linguistic background. The applicant demonstrated a high degree of fluency in Krio (...).
Her Krio output did not sound like that of a native Krio speaker born and raised in Freetown, Sierra Leone, where Krio is the predominant language (...). Some of the applicant’s linguistic errors (...) were different from what I have observed in the speech of non-native Krio-speaking Sierra Leoneans. This led me to the conclusion that the applicant, to the best of my knowledge, had a linguistic background that is not native to Sierra Leone; that she had a linguistic background that could not be traced to any particular linguistic group in Sierra Leone. (...) The applicant further demonstrated knowledge of landmarks and buildings close to her stated street of residence – Syke Street – though there were a few inaccuracies. She provided some general information about other parts of Freetown and Sierra Leone but was reluctant to provide more specific information when asked to in tape 1. All of these factors led me to conclude that it was unlikely that the applicant was born in Sierra Leone. Thus, it is unlikely that she originated from Freetown, but her level of fluency in Krio led me to the conclusion that she probably had significant exposure to Krio in a Krio-speaking environment. Her knowledge of the immediate surroundings of Syke Street, some geographical locations, and limited food items, most of them pronounced with the appropriate Krio tone (intonation), were indications that she likely experienced a significant period of her socialization process in a Sierra Leone community.”
IV. STANDPUNTEN PARTIJEN
1. Verweerder heeft zich - samengevat en voor zover relevant - op het standpunt gesteld dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000. Eiseres is toerekenbaar documentloos, waardoor de oprechtheid van het relaas op voorhand is aangetast. Gezien het resultaat van de taalanalyse, luidend dat eiseres eenduidig niet uit Sierra Leone afkomstig is, hecht verweerder geen geloof aan de verklaringen van eiseres met betrekking tot haar nationaliteit. De overige verklaringen van eiseres acht verweerder daarom evenmin geloofwaardig.
2. Eiseres heeft aangevoerd dat verweerder haar niet in redelijkheid toerekenbaar documentloos heeft kunnen achten. Eiseres heeft immers een aantal documenten overgelegd ter staving van de door haar gestelde identiteit en nationaliteit; verweerder had daar onderzoek naar moeten verrichten. Eiseres komt wel degelijk uit Sierra Leone. Zij heeft een aanzienlijk aantal vragen over Sierra Leone correct beantwoord en heeft een aantal documenten uit Sierra Leone overgelegd. Eiseres heeft geloofwaardige en betrouwbare verklaringen afgelegd. Ter meerdere schraging hiervan heeft eiseres in beroep een schriftelijke verklaring van haar kennis [naam] overgelegd, die de betrouwbaarheid van eiseres bevestigt. Op grond van hetgeen eiseres is overkomen had verweerder haar een verblijfsvergunning moeten verstrekken op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en sub c, van de Vw 2000.
V. BEOORDELING DOOR DE RECHTBANK
1. Ingevolge artikel 28, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw 2000 is de Minister bevoegd de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd in te willigen, af te wijzen dan wel niet in behandeling te nemen.
2. Op grond van artikel 29, eerste lid, van de Vw 2000 kan - voor zover hier van belang - een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 worden verleend aan de vreemdeling:
c. van wie naar het oordeel van Onze Minister op grond van klemmende redenen van humanitaire aard die verband houden met de redenen van zijn vertrek uit het land van herkomst, in redelijkheid niet kan worden verlangd dat hij terugkeert naar het land van herkomst.
3. Artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 bepaalt dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 wordt afgewezen indien de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat zijn aanvraag is gegrond op omstandigheden die, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met andere feiten, een rechtsgrond voor verlening vormen. Ingevolge het tweede lid, aanhef en onder f, van genoemd artikel wordt bij het onderzoek naar de aanvraag mede betrokken de omstandigheid dat de vreemdeling ter staving van zijn aanvraag geen reis- of identiteitspapieren dan wel andere bescheiden kan overleggen die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van zijn aanvraag, tenzij de vreemdeling aannemelijk kan maken dat het ontbreken van deze bescheiden niet aan hem is toe te rekenen.
4. Uit het beleid van verweerder, zoals neergelegd in hoofdstuk C1/5.8.3 van de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000, volgt dat indien wordt vastgesteld dat ten aanzien van één van de elementen identiteit, nationaliteit, reisroute of asielrelaas documenten ontbreken, en dit de betrokkene kan worden toegerekend, dit voldoende is voor de algemene conclusie dat sprake is van het “toerekenbaar ontbreken van documenten”. Op basis van ditzelfde beleid kan in het geval dat een asielzoeker geen documenten inzake de reisroute overlegt, maar omtrent de reisroute en het ontbreken van documenten een consistente, gedetailleerde en verifieerbare verklaring aflegt, de asielzoeker blijk geven van wil tot medewerking aan de vaststelling van de reisroute. Wanneer de verifieerbare elementen blijken te kloppen, kan de conclusie zijn dat het volledig ontbreken van documenten inzake de reisroute niet aan de asielzoeker is toe te rekenen.
5. Niet is in geschil dat eiseres ter staving van de door haar gestelde reisroute geen enkel document heeft overgelegd. Verweerder heeft kunnen vinden dat zij dit gebrek aan documenten niet heeft gecompenseerd met volledige, coherente en gedetailleerde verklaringen over haar reis.
Verweerder heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres toerekenbaar geen documenten ter staving van haar reisroute heeft overgelegd. Dit leidt tot de conclusie dat verweerder haar in redelijkheid toerekenbaar ongedocumenteerd heeft kunnen achten. Dat eiseres wel documenten heeft overgelegd ter staving van haar identiteit en nationaliteit leidt niet tot een ander oordeel. Op grond van het beleid is het toerekenbaar ontbreken van documenten ten aanzien van één van de elementen identiteit, nationaliteit, reisroute en relaas voldoende voor de conclusie dat sprake is van het “toerekenbaar ontbreken van documenten”. Gesteld noch gebleken zijn bijzondere omstandigheden die verweerder hadden moeten nopen tot afwijking van het beleid.
6.1 Gelet op het voorgaande, en conform bestendige jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), heeft verweerder zich op standpunt kunnen stellen dat van het asielrelaas positieve overtuigingskracht dient uit te gaan.
6.2 Verweerder meent dat de vereiste positieve overtuigingskracht ontbreekt. Op basis van het resultaat van de taalanalyse heeft verweerder de door eiseres gestelde nationaliteit, en, daarmee, haar hele relaas, niet geloofwaardig geacht.
7. Verweerder heeft een taalanalyse laten verrichten omdat hij twijfelde aan de herkomst van eiseres. In aansluiting op bestendige jurisprudentie van op de Afdeling (onder meer de uitspraak van 9 februari 2007, LJN: AZ9556) kan verweerder, indien bij hem twijfel is gerezen aan de door de vreemdeling gestelde identiteit en nationaliteit de vreemdeling voorstellen een taalanalyse te doen verrichten. Aldus komt verweerder de vreemdeling tegemoet in de op deze ingevolge artikel 31, eerste lid, van de Vw 2000 rustende last om het door hem gestelde aannemelijk te maken. Wanneer de taalanalyse deze twijfel niet wegneemt, kan de desbetreffende vreemdeling deze door het laten verrichten van een contra-expertise alsnog trachten weg te nemen. Indien verweerder een taalanalyse aanbiedt, dient deze op zodanige wijze te worden uitgevoerd, dat die de daaraan verbonden conclusie kan dragen. Verweerder mag in beginsel afgaan op de uitkomst van een taalanalyse en uitgaan van de deskundigheid van de taalanalisten, tenzij sprake is van concrete redenen om daaraan te twijfelen. Het is aan de desbetreffende vreemdeling om, indien daartoe aanleiding bestaat, de juistheid van de taalanalyse te betwisten met een eigen deskundigenbericht.
8. Door eiseres is een aanzienlijk aantal - door verweerder niet als vals dan wel niet authentiek gekwalificeerde - identiteitsdocumenten overgelegd die vermelden dat eiseres uit Sierra Leone komt. Het betreft hier de onder III.1 genoemde stukken. Eiseres heeft daarnaast in het eerste en nader gehoor een aanzienlijk aantal kennisvragen over Sierra Leone, met name over de hoofdstad Freetown, correct beantwoord. Daarnaast heeft zij verklaard in Freetown, Sierra Leone, te zijn geboren en getogen. Het “Rapport taalanalyse” van 4 november 2002 vermeldt evenwel dat eiseres eenduidig niet herleidbaar is tot de spraakgemeenschap binnen Sierra Leone en dat zij mogelijk te plaatsen is in Nigeria.
9. De in de besluitvormingsfase vergaarde bewijsmiddelen lopen uiteen waar het betreft de herkomst van eiseres. De rechtbank heeft daarin een concreet aanknopingspunt gezien om te twijfelen aan de juistheid dan wel volledigheid van het rapport van taalanalyse. Dit aanknopingspunt is van zodanig gewicht geacht dat aan het ontbreken van een contra-expertise van de zijde van eiseres geen doorslaggevende betekenis is toegekend. De rechtbank heeft daarom aanleiding gezien over te gaan tot ambtshalve benoeming van een deskundige. De summiere argumentatie in het rapport van de taalanalyse is hierbij van belang geacht. Daarnaast is hiervoor redengevend geweest dat verweerder zich nagenoeg niet heeft uitgelaten over de betekenis van de omstandigheid dat eiseres een aanzienlijk aantal kennisvragen over Freetown en Sierra Leone correct heeft beantwoord en genoemde identiteitsdocumenten heeft overgelegd.
10. De resultaten van het door Malcolm A. Finney Ph.D. verrichte onderzoek zal de rechtbank gelet op het voorgaande bij de beoordeling van het beroep betrekken.
11. De taalanalist van verweerder heeft eiseres als niet afkomstig uit Sierra Leone aangemerkt. Deskundige Finney is tot de bevinding gekomen dat eiseres, op grond van haar taalachtergrond, aangemerkt moet worden als iemand die niet in Sierra Leone is geboren en niet gelieerd kan worden aan een in taalkundig opzicht te onderscheiden bevolkingsgroep in Sierra Leone. Anders dan eiseres heeft verklaard heeft deskundige Finney het onwaarschijnlijk geacht dat eiseres geboren is in Freetown en daar haar vroege kinderjaren heeft doorgebracht. De conclusies getrokken door deskundige Finney wijken daarmee niet af van die van verweerders taaldeskundige. De bevindingen van de beide taaldeskundigen ondersteunen in ieder geval niet de verklaringen van eiseres dat zij geboren is in Freetown en haar hele leven daar heeft gewoond. De bevindingen van de deskundigen weerspreken daarentegen de verklaringen van eiseres op juist dit punt, terwijl de nationaliteit en herkomst de kern vormt van de toetsing naar aanleiding van de door eiseres verlangde bescherming.
12. Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de verklaringen van eiseres over haar nationaliteit niet geloofwaardig zijn en dat derhalve ook aan het relaas van eiseres geen geloof kan worden gehecht. De rechtbank komt dan ook tot de slotsom dat verweerder eiseres in redelijkheid een vergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw 2000, heeft kunnen onthouden.
13. Op grond van al het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is de rechtbank niet gebleken.
VI. BESLISSING
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 23 april 2007 door mr. H.J.M. Baldinger, voorzitter en
mrs. O.L.H.W.I. Korte en K. Mans, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.Th.H. Zimmerman, griffier, en bekendgemaakt door verzending aan partijen op de hieronder vermelde datum.
De griffier De voorzitter
Afschrift verzonden op:
Conc.:AZ
Coll: PD
D: B
Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (adres: Raad van State, Afdeling bestuursrechtspraak, Hoger beroep vreemdelingenzaken, Postbus 16113, 2500 BC 's-Gravenhage). De termijn voor het instellen van hoger beroep bedraagt vier weken. Naast de vereisten waaraan het beroepschrift moet voldoen op grond van artikel 6:5 van de Awb (zoals het overleggen van een afschrift van deze uitspraak) dient het beroepschrift ingevolge artikel 85, eerste lid, van de Vw 2000 een of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 van de Awb (herstel verzuim) is niet van toepassing.