ECLI:NL:RBSGR:2007:BA5283

Rechtbank 's-Gravenhage

Datum uitspraak
18 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
609216/06-18081
Instantie
Rechtbank 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H.S. Wiarda
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid huurder voor schade aan voordeur na politie-inval

In deze zaak heeft de Woningstichting Haag Wonen een vordering ingesteld tegen [gedaagde] wegens schade aan de voordeur van een door haar verhuurde woning. De schade is ontstaan als gevolg van een politie-inval, waarbij de voordeur geforceerd werd. Haag Wonen stelt dat [gedaagde] tekort is geschoten in haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, omdat zij niet heeft voorkomen dat de politie de voordeur heeft beschadigd. De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld op basis van artikel 7:218 van het Burgerlijk Wetboek, dat de aansprakelijkheid van de huurder voor schade aan de verhuurde zaak regelt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de schade aan de voordeur moet worden beschouwd als schade aan de buitenzijde van de onroerende zaak. Dit betekent dat het aan Haag Wonen is om aan te tonen dat de schade is ontstaan door een toerekenbaar tekortschieten van [gedaagde]. De kantonrechter heeft opgemerkt dat geen van de partijen het proces-verbaal van de politie-inval heeft overgelegd, waardoor de precieze toedracht onduidelijk blijft. [gedaagde] heeft verklaard dat de politie de voordeur heeft geforceerd omdat zij deze niet snel genoeg opende, en dat haar zoon, die bij haar verbleef, is meegenomen door de politie.

De kantonrechter concludeert dat Haag Wonen er niet in is geslaagd aan te tonen dat [gedaagde] aansprakelijk is voor de schade. De kantonrechter oordeelt dat het enkele feit dat de zoon van [gedaagde] in de woning verbleef, niet voldoende is om te concluderen dat [gedaagde] tekort is geschoten in haar verplichtingen. De vordering van Haag Wonen wordt afgewezen, en zij wordt veroordeeld in de kosten van de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK 's-GRAVENHAGE
Sector kanton - locatie 's-Gravenhage
ISP
rolnr. 609216/06-18081
18 april 2007
Vonnis in de zaak van:
De stichting Woningstichting Haag Wonen,
gevestigd te 's-Gravenhage,
eisende partij,
gemachtigde: Korenhof, De Braak & Kales, gerechtsdeurwaarders te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M. van Stratum, advocaat te 's-Gravenhage.
Partijen worden aangeduid als "Haag Wonen" en "[gedaagde]".
Procedure
1. De kantonrechter heeft kennis genomen van de volgende, hier als herhaald en ingelast te beschouwen stukken:
- de dagvaarding van 5 september 2006;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek, tevens houdende akte na comparitie;
- de conclusie van dupliek;
- de door partijen overgelegde producties.
2. De kantonrechter heeft op 29 november 2006 om 14.15 uur een comparitie na antwoord gehouden. Haag Wonen werd ter comparitie vertegenwoordigd door [...] (werkzaam bij Korenhof, De Braak & Kales). [gedaagde] is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Ter comparitie hebben partijen hun standpunten doen toelichten en vragen beantwoord. Door de griffier zijn hiervan zakelijke aantekeningen gemaakt.
Feiten
3. Op grond van hetgeen door partijen over en weer is gesteld en blijkt uit overgelegde stukken, een en ander voor zover niet of onvoldoende weersproken, kan in deze zaak van het volgende worden uitgegaan:
a. De echtgenoot van [gedaagde] is in 1982 met (de rechtsvoorgangster van) Haag Wonen een huurovereenkomst aangegaan met betrekking tot de huur van de woning aan het [adres] (hierna: de woning).
b. [gedaagde] was van rechtswege medehuurster en heeft na het overlijden van haar echtgenoot in 2000 de huurovereenkomst voortgezet.
c. Als gevolg van een inval door de politie Haaglanden is de voordeur van de woning beschadigd.
d. De herstelkosten van de deur bedragen € 803,25.
Vordering
4. Haag Wonen heeft bij inleidende dagvaarding gevorderd - kort samengevat - [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan haar te voldoen een bedrag van € 946,63, vermeerderd met de wettelijke rente over € 803,25, alsmede de kosten van het geding. Naast bovenvermelde feiten legt Haag Wonen aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] op grond van artikel 7 van de huurovereenkomst aansprakelijk is voor de schade aan de voordeur van de woning. Ondanks herhaalde aanmaning en sommatie heeft [gedaagde] de schade aan de voordeur niet vergoed. Naast het schadebedrag ad € 803,25 vordert zij een bedrag van € 143,38 aan buitengerechtelijke kosten.
Verweer
5. [gedaagde] betwist de vordering. Zakelijk weergegeven komt haar verweer er op neer dat zij op grond van de huurovereenkomst niet aansprakelijk kan worden gehouden voor de schade aan de voordeur van de woning, omdat zij niet tekort is geschoten in de nakoming van de huurovereenkomst. De schade is immers noch ontstaan door of in verband met het gebruik van de woning, noch door haar schuld of onachtzaamheid of van die van anderen die met haar toestemming in de woning verbleven, maar door een inval van de politie Haaglanden.
Beoordeling
6. Niet ter discussie staat dat op enig moment door een inval van de politie schade is ontstaan aan de voordeur van een woning die in eigendom aan Haag Wonen toebehoort en die door haar is verhuurd aan en wordt bewoond door [gedaagde]. Centraal staat de vraag wie deze schade dient te vergoeden. Haag Wonen stelt zich op het standpunt dat de huurster van de woning - in dit geval [gedaagde] - aansprakelijk is voor de ontstane schade, hetgeen door [gedaagde] op haar beurt gemotiveerd wordt betwist.
7. Als uitgangspunt heeft artikel 7:218 van het Burgerlijk wetboek (hierna: BW) te gelden. Dit artikel luidt als volgt:
1. De huurder is aansprakelijk voor schade aan de verhuurde zaak die is ontstaan door een hem toe te rekenen tekortschieten in de nakoming van een verplichting uit de huurovereenkomst.
2. Alle schade wordt vermoed daardoor te zijn ontstaan, behoudens brandschade en, in geval van huur van een gebouwde onroerende zaak of een gedeelte daarvan, schade aan de buitenzijde van het gehuurde.
3. Onverminderd artikel 224 lid 2 wordt de huurder vermoed het gehuurde in onbeschadigde toestand te hebben ontvangen.
8. Op grond van het tweede lid van voormeld artikel wordt alle schade vermoed te zijn ontstaan door een toerekenbaar tekortschieten van de huurder in de nakoming van zijn verplichtingen voortvloeiend uit de huurovereenkomst, behalve brandschade of - in geval van onroerende zaken - schade aan de buitenzijde van het gehuurde. Anders gezegd geldt bij onroerende zaken - zoals de onderhavige huurwoning - dat schade aan de buitenzijde van het gehuurde niet voor bewijsrisico van de huurder komt.
9. De kantonrechter is van oordeel dat schade aan een voordeur dient te worden beschouwd als schade aan de buitenzijde van een onroerende zaak. Het is in dit geval dus aan Haag Wonen om aan te tonen dat de schade aan de voordeur is ontstaan door een toerekenbaar tekortschieten door [gedaagde] in de naleving van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst.
10.De kantonrechter begrijpt het standpunt van Haag Wonen aldus, dat [gedaagde] is tekortgeschoten in de naleving van haar verplichtingen als huurster, omdat zij niet heeft voorkomen dat de politie als gevolg van gelegitimeerd optreden de voordeur van de door Haag Wonen aan haar verhuurde woning heeft geforceerd en beschadigd. Aansprakelijkheid voor de ontstane schade volgt volgens Haag Wonen uit artikel 7 van de huurovereenkomst, die zij als productie 1 bij repliek heeft overgelegd. De passage uit dit artikel waar Haag Wonen zich op beroept luidt als volgt:
De huurder is echter gehouden tot onverwijld herstel of vergoeding van alle schaden aan het gehuurde ontstaan door of in verband met het gebruik daarvan, alsmede van die schade, ontstaan door schuld of onachtzaamheid der bewoners, of anderen, met zijn toestemming in, op of bij het gehuurde aanwezig.
Ter comparitie heeft de gemachtigde van Haag Wonen nog een gedeelte van haar algemene voorwaarden overgelegd, maar nu de gemachtigde daarbij tevens heeft verklaard niet te weten sinds wanneer deze algemene voorwaarden gelden, zal aan de inhoud daarvan voorbij worden gegaan.
11.De kantonrechter constateert dat geen der partijen het kennelijk nodig heeft gevonden het proces-verbaal van de betreffende inval van de politie over te leggen, zodat in het duister wordt getast omtrent de precieze toedracht daarvan. [gedaagde] heeft ter comparitie verklaard dat de politie op 8 februari 2005 bij haar woning heeft aangebeld en vervolgens de voordeur heeft geforceerd toen zij deze - minder valide tengevolge van dystrofie aan haar rechterbeen - niet snel genoeg opende. De politie heeft haar zoon, die op dat moment bij haar in de woning logeerde, meegenomen. Haag Wonen heeft deze gang van zaken ter comparitie en ook later niet weersproken, zodat hiervan zal worden uitgegaan. Naar het oordeel van de kantonrechter kan uit de summiere verklaring van [gedaagde] weliswaar worden afgeleid dat haar zoon met haar toestemming in haar woning verbleef, maar niet dat door haar schuld of onachtzaamheid of die van haar zoon schade aan het gehuurde is ontstaan. Het enkele verblijf van haar zoon in de woning is onvoldoende om te concluderen dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de in artikel 7 van de huurovereenkomst genoemde verplichtingen. Gesteld noch gebleken is immers dat [gedaagde] op enigerlei wijze was betrokken bij het strafbare feit, waarop de inval betrekking had (nog daargelaten dat in het geheel niet duidelijk is geworden om welk strafbaar feit het in dit geval ging), of wist dan wel behoorde te weten of vermoeden dat haar woning werd gebruikt voor strafbare feiten, bijvoorbeeld omdat zij er mee bekend was dat haar zoon zich bezig hield met strafbare feiten die tot een politie-inval aanleiding kunnen geven en zij hem desondanks van haar woning gebruik heeft laten maken. De kantonrechter verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad d.d. 17 september 2004 (NJ 2005, 392).
12.Nu Haag Wonen er niet in is geslaagd aan te tonen dat de schade aan de voordeur van de door haar verhuurde woning is ontstaan door een toerekenbaar tekortschieten door [gedaagde] in de naleving van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst, zal haar vordering worden afgewezen. Al hetgeen overigens door partijen is aangevoerd behoeft hier dan ook geen nadere bespreking.
13.Haag Wonen zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
Beslissing
De kantonrechter:
- wijst de vordering van Haag Wonen af;
- veroordeelt Haag Wonen in de kosten van het geding aan de kant van [gedaagde], welke kosten tot op deze uitspraak worden vastgesteld op € 300,-- aan salaris voor haar gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door kantonrechter mr. H.S. Wiarda en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 april 2007.